ECLI:NL:RBARN:2010:BM3512

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
669682
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begroting mentorschapskosten voor 2010 en goedkeuring LOK-tarief

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 15 april 2010 uitspraak gedaan over de begroting van mentorschapskosten voor het jaar 2010. De verzoekster, benoemd tot mentor van mevrouw [naam betrokkene], had een begroting ingediend die niet goedgekeurd werd. De kantonrechter oordeelde dat de ingediende begroting niet in overeenstemming was met de standaard tarieven die door het LOK waren vastgesteld. De kantonrechter benadrukte dat de kosten van het mentorschap naar redelijkheid moeten worden beoordeeld, rekening houdend met de financiële draagkracht van de betrokkene, zoals vastgelegd in artikel 1:460, lid 2 BW.

De kantonrechter stelde vast dat de voorgestelde beloning van € 2.158,80 voor de mentor niet in verhouding stond tot het LOK-tarief van € 814,- voor een standaard mentorschapsgeval. De kantonrechter wees op de noodzaak van kosteneffectiviteit en dat de mentor verantwoordelijk is voor het opbouwen van een adequaat hulpverleningsnetwerk. De uitspraak benadrukte dat de mentor niet de eerst aangewezen persoon is voor acute hulp, maar eerder een regievoerende rol heeft.

De kantonrechter concludeerde dat de begroting voor 2010 moest worden vastgesteld op het door het LOK aanbevolen forfaitaire tarief van € 814,-, inclusief een forfaitair bedrag voor onkosten en exclusief BTW. De overige verzoeken van de verzoekster werden afgewezen. Tegen deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
sector kanton - locatie Wageningen
zaaknummer : 669682 MB. 527
datum : 15 april 2010
Beschikking vaststelling begroting 2010
op verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: verzoekster
en
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: betrokkene.
1. Verzoekster is bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht d.d. 22 mei 2006 benoemd tot mentor van betrokkene, mevrouw [naam betrokkene]
2. Tot vorig jaar heeft verzoekster haar kosten steeds vooraf begroot en achteraf gedeclareerd, ingevolge een afspraak die zij heeft gemaakt met de Kantonrechter in Wageningen bij brieven van 20 september, 10 oktober, 28 november en 4 december 2006.
3. Naar aanleiding van de ingediende begroting voor 2009 heeft de kantonrechter bij beschikking van 10 december 2008 de beloning begroot op een bedrag van € 2.205,- inclusief BTW. Daarbij was rekening gehouden met het feit dat verzoekster mentor was zowel van betrokkene als van haar echtgenoot. (zie ljn BG7780)
Na ingesteld hoger beroep heeft het gerechtshof te Arnhem bij voornoemde beschikking als volgt beslist (zie ljn BL5991):
vernietigt de beschikking van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Wageningen, van 10 december 2008, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de beloning voor door de mentor ten behoeve van de betrokkenen in 2009 verrichtte mentoraatswerkzaamheden inclusief niet nader te specificeren onkosten vast op € 2.750,6.
4. De beschikking van het hof vermeldt de grieven niet, maar uit de formulering van de beslissing, leidt de kantonrechter af dat alles wat in de beschikking, waarvan beroep, is opgemerkt over de wettelijke taak van het mentorschap als grondslag voor de beoordeling van de begrote kosten, een forfaitair beloningssysteem, de omstandigheid dat de reiskosten onderdeel uitmaken van een in een dergelijk systeem vervatte component voor niet nader te specificeren onkosten en het belang van efficiënt werken niet door de vernietiging is getroffen. Het hof wijdt geen overweging aan deze onderwerpen en noemt wel in zijn beslissing: mentoraatswerkzaamheden inclusief niet nader te specificeren onkosten.
5. De kantonrechter neemt voor de beoordeling van de ingediende begroting voor 2010 daarom als uitgangspunt dat ook in een begrotingssysteem forfaitaire elementen in de begroting kunnen worden opgenomen.
Verder is uitgangspunt dat het LOK voor het jaar 2010 het beloningstelsel van professionele mentoren fundamenteel heeft gewijzigd. Zie rechtspraak.nl.
Voor zover van belang wordt het volgende aanbevolen.
C.8. … Als beloning wordt voor de professionele mentor een forfaitair tarief aanbevolen op het niveau van de professionele bewindvoerder, die geen lid is van de branchevereniging. Voor een forfaitaire beloning is gekozen omdat de mentor bij een cliëntenbestand van voldoende omvang zijn werkwijze zal stroomlijnen. Bijvoorbeeld kunnen efficiencyvoordelen worden behaald door het op dezelfde dag plannen van de zorgplanbesprekingen betreffende cliënten die bij dezelfde instelling wonen. Bij een groter aantal cliënten leert de ervaring dat in een bepaald jaar sommige cliënten weinig aandacht vragen en andere veel. Met een gemiddeld tarief per cliënt levert dat een aanvaardbaar inkomen op. Het forfaitaire beloningssysteem houdt in dat het niet nodig is om de bestede uren te specificeren en te verantwoorden. Omdat ook een forfaitaire component voor onkosten in het tarief is opgenomen, behoeven onkosten tot aan dat bedrag ook niet te worden verantwoord. Indien wordt voorzien dat meer kosten zullen worden gemaakt dan het bedrag van de forfaitaire onkostenvergoeding, dient vooraf aan de kantonrechter een begroting te worden ingediend. De kantonrechter let hierbij in het bijzonder op de financiële draagkracht van de betrokkene (art. 1:460 lid 2 BW). Bepaald wordt dat de begroting niet zonder voorafgaande toestemming van de kantonrechter ten laste van betrokkene kan worden overschreden. Na afloop van het jaar zal aan de kantonrechter – desgevraagd met bonnen - moeten worden verantwoord tot welk bedrag de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Hoewel het werk van een mentor inhoudelijk geheel verschilt van dat van een bewindvoerder, heeft de praktijk in enkele arrondissementen die al enige jaren met dit forfaitaire systeem werken, geleerd dat de beloning op dit niveau de uitoefening van het mentorschap op goed professioneel niveau mogelijk maakt. Tenslotte verdient toelichting dat de beloning van de mentor niet is gesteld op het niveau van de professionele bewindvoerder die lid is van de branchevereniging, omdat de hogere beloning rechtstreeks verband houdt met de hogere kosten van het lidmaatschap. De branchevereniging eist van haar leden dat hun bedrijfsvoering voldoet aan kwaliteitseisen en laat haar leden elk jaar door een externe organisatie auditten. De waarborg die dat geeft voor een goed en betrouwbaar financieel beheer rechtvaardigen de hogere beloning. Een dergelijk kwaliteitssysteem bestaat niet ten aanzien van het mentoraat.
De publicatie dateert van 23 december 2009.
6. Als begroting voor het jaar 2010 heeft verzoekster bij brief van 23 februari 2010 de volgende cijferopstelling ingediend.
10 bezoeken per jaar 10 uur € 54,- = € 540,-
reistijd 10 x 1,5 uur 15 uur € 54,- = € 810,-
km vergoeding 10 x 96 km 960 km € 0,28 = € 268,80
overige 10 uur € 54,- = € 540,- +
. subtotaal € 2.158,80
. BTW € 410,02 +
. totaal € 2.568,82
7. Als toelichting schrijft verzoekster onder meer:
Mevrouw [naam betrokkene] doet het eigenlijk redelijk goed na het overlijden van haar echtgenoot. Ze is natuurlijk verdrietig, maar pakt de draad op een paar dingen na weer goed op. Ze wilde verhuizen naar een aanleunwoning, wat ik niet de goede plek voor haar vind. Ze is een korte periode wat chaotisch geweest en achterdochtig. Het leken voortekenen van een psychose, maar het heeft gelukkig niet door gezet. Ze heeft allerlei activiteiten opgepakt, zoals yoga, tekenen en zingen. Al geeft ze wel aan af en toe eenzaam te zijn. Mevrouw heeft duidelijk aangegeven dat ze niet meer naar Amersfoort wil verhuizen. Zoals het er nu naar uitziet, hoeft ze ook voorlopig niet in het huidige verzorgingstehuis naar een eenpersoonskamer te verhuizen. Echter daar kan door het verzorgingstehuis in de toekomst altijd op terug worden gekomen, wanneer meerdere echtparen op de wachtlijst staan. Intussen is op verzoek van mevrouw weer contact gezocht met haar 2 zoons. Er heeft begin 2010 een bezoek van de zoons aan mevrouw in het bijzijn van mij plaats gevonden.
8. Uit de gegeven toelichting rijst voor de kantonrechter het beeld op van betrokkene als een oudere dame die na het overlijden van haar echtgenoot, medio 2009 – kennelijk tegen somberder verwachtingen in – de draad weer heeft opgepakt en zo goed mogelijk inhoud probeert te geven aan haar gewijzigde leefsituatie. Voor 2010 worden geen specifieke taken voor de mentor verwacht, behoudens wellicht enige aandacht in verband met het hernieuwde contact met de zoons. Over dat laatste wordt echter geen uitsluitsel gegeven.
Het beeld wijkt niet wezenlijk af van dat in een standaard mentorschapszaak.
9. Met dit beeld kan de kantonrechter niet rijmen dat – exclusief BTW en inclusief reiskosten – een beloning wordt begroot van € 2.158,80 terwijl voor een standaard geval door het LOK voor 2010 voor professionele mentoren een beloningstarief van – exclusief BTW en inclusief alle kosten - € 814,- wordt aanbevolen.
10. Het enige element in de toelichting dat mogelijk tot een tijdsinspanning van de mentor kan leiden die niet te rekenen is tot gemiddelde aantal uren dat een standaard mentorschap jaarlijks kost, wordt gevormd door het hernieuwde contact met de zoons. In de toelichting is echter niet gesteld dat het eerste contact dat inmiddels heeft plaats gevonden, reden geeft om verdere tijdsinzet van de mentor te verwachten.
Voor zover dat echter wel het geval mocht zijn, overweegt de kantonrechter dat de taak van een mentor is gebaseerd op de wettelijke taakomschrijving. Hij heeft daar ook al in de beschikking waarvan hoger beroep is ingesteld op gewezen. Als de kantonrechter het wel heeft, heeft het hof de daaraan gewijde overwegingen intact gelaten.
In het volgende punt worden deze overwegingen (nrs 4 en 5 van de beschikking van vorig jaar) in punt 8 herhaald.
11. De kantonrechter neemt als uitgangspunt voor de beoordeling de taak van een mentor die voortvloeit uit het kader dat de wet, in de eerste plaats artikel 1:450 BW, geeft. De mentor staat personen bij die niet in staat zijn zelf hun niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
Deze bewoording (niet-vermogensrechtelijke belangenwaarneming) geeft aan dat het niet gaat om een uitvoerende taak in de verzorgings-, verplegings-, behandelings- of begeleidingsbehoefte van de rechthebbende, maar om een superviserende, regievoerende en uiteindelijk besluitvormende taak.
Daarnaast heeft de mentor jegens de rechthebbende een raadgevende taak (artikel 1:453, vierde lid BW). De mentor heeft te waken over de rechthebbende.
Een en ander betekent dat de mentor verantwoordelijkheid draagt voor het opbouwen en in stand houden van een adequaat hulpverleningsnetwerk rond de rechthebbende en anderzijds met zekere regelmaat contact met hem dient te hebben. In het kader van grote kwetsbaarheid en labiliteit zal het accent van de dienstverlening van de mentor eerder dienen uit te gaan in de richting van toenemende activering van het netwerk, dan van toenemend contact met rechthebbende zelf. De mentor is immers geen eerstelijns hulpverlener.
Het voorgaande betekent dat de mentor niet de eerst aangewezene is om de acute hulp en begeleiding te bieden die een rechthebbende nodig heeft. Het is de taak van de mentor een opvang voor noodgevallen te creëren. Dat vergt tijd om zo’n voorziening op te zetten en vervolgens om met deze voorziening te communiceren over de zaken die zich voordoen en wat dat voor de regie van de mentor betekent.
Wel zal de mentor – indien uit de communicatie met deze voorziening blijkt dat de rechthebbende uit zijn normale doen is geraakt - meer dan de gebruikelijke tijd in het rechtstreekse contact met de rechthebbende moeten steken.
12. Gelet op de regiefunctie van een mentor zal het begeleiden van het herstel van het contact met de zoons – indien daarvoor inderdaad de noodzaak blijkt - feitelijk moeten plaats vinden onder de hoede van een eerstelijns hulpverlener die daartoe de juiste competenties heeft. Nu niets naders is gesteld gaat de kantonrechter uit van de veronderstelling dat daarvoor in redelijkheid iedere leek met enige empatische vermogens, een gezonde dosis levenservaring en enige wijsheid competent is. Een bijzondere opleiding of heel specifieke ervaring lijkt daarvoor niet noodzakelijk.
Indien nodig, blijft de verantwoordelijkheid van de mentor beperkt tot het organiseren van een dergelijke begeleiding. Uit de toelichting blijkt niet dat dit meer tijd zal kosten dan binnen de hoeveelheid tijd van een standaardgeval beschikbaar is.
13. Voor het geval echter al vooraf aannemelijk zou zijn dat het standaard aantal uren van 15 zal worden bereikt, lijkt deze inspanning (het organiseren van deze hulp) nog zeker te vallen binnen de bandbreedte die de kantonrechter aanhoudt bij deze forfaitaire gemiddelde beloning.
De door het LOK aanbevolen beloning geldt namelijk als gemiddelde. Dat wil zeggen dat bij een redelijke omvang van het aantal mentorschappen het ene mentorschap wat meer tijd kan vergen dan een ander, maar dat met het gemiddelde tarief per geval een acceptabel ondernemersinkomen in de mentorschapspraktijk van verzoekster als geheel wordt bereikt, dat correspondeert met tegen de voor al haar gevallen tezamen bestede tijd.
Het gemiddelde werkt ook longitudinaal: het kan zijn dat in een reeks van jaren steeds per jaar aan een bepaalde cliënt minder uren te worden besteed dan het gemiddeld aantal uren waarop het standaard tarief is gebaseerd. Indien dan in enig jaar ineens meer uren dan het standaard aantal per jaar moeten worden besteed, kan dat niet aanstonds aanleiding zijn tot declaratie van extra uren.
De kantonrechter houdt hiervoor een marge aan van 25%, de bandbreedte. Omdat in contacten met mentoren regelmatig wordt vernomen dat er gevallen zijn waarin de taak in 10 uur of iets meer per jaar op verantwoorde wijze volbracht kan worden, is het alleszins redelijk te veronderstellen dat pas aan declaratie van extra uren kan worden gedacht indien het per kalenderjaar te besteden aantal uren meer dan 125% van het standaard aantal uren bedraagt.
Indien zich zo’n geval voordoet, dient bij een verzoek om machtiging voor het declareren van extra uren een specificatie van alle in dat jaar bestede uren te worden gevoegd, opdat kan worden beoordeeld hoe de besteding van de standaarduren plus de bandbreedte van 25% is geweest. Pas door beoordeling van het totaal kan immers de redelijkheid van de extra declaratie worden bepaald. Vergelijk de aanbeveling van het LOK op rechtspraak.nl.
14. Wat betreft de begrote reiskosten overweegt de kantonrechter, dat deze hoger zijn dan de kosten van het doel van de reizen: de bezoeken aan betrokkene. Voor de reizen worden 15 uur reistijd begroot en voor de bezoeken zelf 10 uur.
Dit ontlokt de kantonrechter de opmerking dat het middel van huisbezoek in dit geval een weinig kosteneffectieve invulling van het mentorschap is. Het is daarom aan de mentor om aan haar taakuitoefening een invulling te geven die voor rechthebbende meer “waar voor haar geld” geeft.
15. De kantonrechter baseert deze opmerking op artikel 1:460, tweede lid, BW, waar de kantonrechter wordt opgedragen de kosten naar redelijkheid te beoordelen en de draagkracht van betrokkenen in aanmerking te nemen.
In dit geval blijkt uit de het verzoek gevoegde declaraties over 2009 dat deze zijn gericht aan de Dienst maatschappelijke ondersteuning van de gemeente in kwestie.
De kantonrechter begrijpt daaruit dat de kosten van het mentorschap worden vergoed uit de bijzondere bijstand.
Dit betekent dat de draagkracht van betrokkene te gering is om deze kosten zelf te dragen.
Voor de toepassing van deze wetsbepaling maakt dit echter niet uit. Het met de toekenning van bijstandsgelden gemoeide publieke belang, dat publieke gelden op verantwoorde wijze worden besteed, loopt hier parallel met het privé belang van rechthebbende, dat in deze bepaling wordt geaccentueerd.
16. De kantonrechter memoreert verder dat het hof in zijn beschikking van 9 februari 2010 de beloning over 2009 heeft vastgesteld inclusief niet nader te specificeren onkosten. Daaronder werden in die zaak de afzonderlijk begrote en gedeclareerde reiskosten begrepen.
17. Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter de begroting voor 2010 vast conform het door het LOK aanbevolen forfaitaire tarief van € 814,- inclusief een forfaitair bedrag voor te maken onkosten en exclusief BTW, zoals nader omschreven op rechtspraak.nl.
Voor het overige wordt het verzoek afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2010.
De griffier, De kantonrechter,
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.