ECLI:NL:RBARN:2010:BM4032

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800968-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • A.Th.M. Vrijhoeven
  • H.T. Wagenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voormalig militair wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 10 mei 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een voormalig soldaat der 1e klasse, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij op 26 augustus 2008, als bestuurder van een personenauto, niet voldoende had opgelet bij het inhalen van een landbouwvoertuig, waardoor hij een motorscooter over het hoofd zag. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de bestuurder van de motorscooter ernstig letsel opliep. De officier van justitie had een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de militaire kamer sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit. De kamer oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onoplettend had gehandeld, hoewel hij niet goed genoeg had gekeken. Wel werd bewezen geacht dat hij het subsidiair ten laste gelegde feit had begaan, wat resulteerde in een geldboete van €800,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. De militaire kamer hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid en oplettendheid in het verkeer, vooral bij inhaalmanoeuvres.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Parketnummer : 05/800968-09
Data zittingen : 25 januari 2010 en 26 april 2010
Datum uitspraak : 10 mei 2010
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
voormalig soldaat der 1e klasse, [nummer], laatstelijk ingedeeld bij [onderdeel] te Oirschot., eervol ontslag per 21 december 2008.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2008, te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende achter een landbouwvoertuig (tractor) aan de
rechterzijde over de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
Eindhovenseweg, gaande in de richting Geldrop,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam zich
er niet althans onvoldoende van heeft vergewist dat er geen verkeer op
dezelfde weg naast dan wel links dicht achter hem bevond, in ieder geval niet
heeft gezien dat er een bestuurder van de motorscooter op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte links naast hem reed althans aan
het inhalen was en/of het knipperlicht van zijn personenauto naar links heeft
aangezet en/of vervolgens naar links heeft gestuurd en/of op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte is gaan rijden en/of vervolgens
het voor hem rijdende landbouwvoertuig (tractor) links heeft/is
ingehaald/voorbij gereden, tengevolge waarvan de bestuurder van genoemde
motorscooter, ter voorkoming van een aanrijding/botsing met verdachtes
personenauto naar links heeft gestuurd en/of naar links is uitgeweken en/of
(vervolgens) de controle over zijn motorscooter is verloren en/of ten val is
gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende achter een
landbouwvoertuig (tractor aan de rechterzijde op de weg, Eindhovenseweg,
gaande in de rechting Geldrop,
zich er niet althans onvoldoende van heeft vergewist dat er geen verkeer op
dezelfde weg naast dan wel links dicht achter hem bevond, in ieder geval niet
heeft gezien dat er een bestuurder van de motorscooter op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte links naast hem reed althans hem
aan het inhalen was en/of het knipperlicht van zijn personenauto naar links
heeft aangezet en/of vervolgens naar links heeft gestuurd en/of op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte is gaan rijden en/of vervolgens
het voor hem rijdende landbouwvoertuig (tractor) links heeft/is
ingehaald/voorbij gereden, tengevolge waarvan de bestuurder van genoemde
motorscooter, ter voorkoming van een aanrijding/botsing met verdachtes
personenauto naar links heeft gestuurd en/of naar links is uitgeweken en/of
(vervolgens) de controle over zijn motorscooter is verloren en/of ten val is
gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 26 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. I. Monsma, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De militaire kamer komt tot deze conclusie op grond van het volgende.
De militaire kamer acht aannemelijk dat verdachte alvorens van rijstrook te veranderen teneinde het voor hem rijdende landbouwvoertuig in te gaan halen heeft gekeken of er verkeer aan kwam waaraan hij voorrang of vrije doorgang zou moeten verlenen. Vast staat echter dat verdachte niet goed genoeg heeft gekeken. Immers, verdachte heeft de bestuurder van de motorscooter, die bezig was hem in te halen en aan wie hij dus voorrang had dienen te verlenen, niet gezien hoewel, deze voor hem op enig moment wel waarneembaar moet zijn geweest.
Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte zich er niet goed genoeg van heeft vergewist dat er zich geen verkeer naast dan wel dicht achter hem bevond, kan, op basis van de bestaande jurisprudentie van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, evenwel niet volgen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en of onachtzaam heeft gedragen. De militaire kamer heeft hierbij in aanmerking genomen dat zich vlak vóór het ongeluk tussen het voertuig van verdachte en de motorfiets van het latere slachtoffer enkele auto’s bevonden en dat de inhaalmanoeuvre van die motorrijder, die eerst deze tussenrijdende auto’s heeft ingehaald en toen links voorbij verdachte wilde gaan, ook volgens het slachtoffer “secondenwerk” was.
Resumerend kan wel aangenomen worden dat verdachte kennelijk niet voldoende voorzichtig en oplettend is geweest maar kan niet worden vastgesteld dat het door verdachte tijdens zijn wisselen van rijstrook niet opmerken van de motorrijder te wijten is aan “aanmerkelijke” onoplettendheid, onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Subsidiair:
hij op 26 augustus 2008 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende achter een
landbouwvoertuig aan de rechterzijde op de weg, Eindhovenseweg,
gaande in de rechting Geldrop, zich er onvoldoende van heeft vergewist dat er geen verkeer op
dezelfde weg naast dan wel links dicht achter hem bevond, en het knipperlicht van zijn personenauto naar links
heeft aangezet en vervolgens naar links heeft gestuurd en op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte is gaan rijden en vervolgens
het voor hem rijdende landbouwvoertuig links heeft/is
ingehaald/voorbij gereden, tengevolge waarvan de bestuurder van de motorscooter, die op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte links naast hem reed, ter voorkoming van een aanrijding/botsing met verdachtes
personenauto naar links heeft gestuurd en naar links is uitgeweken en
(vervolgens) de controle over zijn motorscooter is verloren en ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
en het verkeer op die weg werd gehinderd,
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van subsidiair:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 maart 2010.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft bij het inhalen een motorscooter over het hoofd gezien, terwijl hij hem wel had kunnen en dus moeten zien. Deze motorscooter kon een botsing met de auto van verdachte nog net op tijd voorkomen door uit te wijken naar links. Daarbij is het slachtoffer in de berm de controle over zijn motorscooter verloren en ten val gekomen. Het slachtoffer heeft daarbij ernstig letsel opgelopen en ondervindt, ook blijkens zijn schriftelijke slachtofferverklaring en zijn verklaring ter zitting, nog dagelijks de gevolgen van het ongeval. Verdachte heeft door zijn handelen gevaar op de weg veroorzaakt en dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
De militaire kamer weegt ten voordele van verdachte mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Aangezien de militaire kamer een ander (minder) feit bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie, zal zij de officier niet volgen in zijn eis. De militaire kamer zal volstaan met het opleggen van een geldboete.
Om recht te doen aan de ernst van het feit zal de militaire kamer daarnaast aan verdachte opleggen een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder inbegrepen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een betaling van een geldboete van € 800,- (achthonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 16 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete kan worden betaald in 4 maandelijkse termijnen van €200,- (tweehonderd euro).
B. ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. A.Th.M. Vrijhoeven en kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar (militair lid),
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2010.