ECLI:NL:RBARN:2010:BM4207
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.G. Smedema
- J.M. Hamaker
- M.A.E. Somsen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van drugshandel
In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, uitgesproken op 12 mei 2010, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten met betrekking tot drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om te concluderen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de tenlastegelegde drugs op 31 oktober 2006. De officier van justitie, mr. M.H. de Weert, had geëist dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten zou worden vrijgesproken, hetgeen door de rechtbank werd onderschreven. De raadsman van de verdachte, mr. M.L. van Gessel, heeft ter verdediging gepleit en verklaard dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting op 29 april 2010. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat voor een veroordeling bewezen moet zijn dat de verdachte opzettelijk aanwezig was bij de drugs, wat in dit geval niet kon worden aangetoond. De uitspraak is gedaan in een meervoudige kamer van de sector strafrecht, waarbij de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis met meerdere zittingen, maar culminerend in deze uitspraak op 12 mei 2010.