Parketnummer : 05/800310-09
Data zittingen : 8 februari 2010 en 17 mei 2010
Datum uitspraak : 31 mei 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : 8 juni 1973 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
rang/rnr : Wachtmeester [nummer]
ingedeeld bij : OCIO te Assen
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij als militair, op of omstreeks 16 september 2008, te of nabij Oudemolen, gemeente Tynaarlo,, in elk geval in Nederland, in ernstige mate nalatig het dienstvoorschrift VS 9-854 "Licht- en geluidssignaal DM57", waarin (onder meer) onder punt 6 ("Veiligheidsaspecten") was voorgeschreven dat "bij gebruik van het licht en geluidssignaal de schietrichting vrij dient te zijn", niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij als instructeur basisopleiding in het kader van een oefening/instructie een licht- en geluidssignaal (type DM57) aan een boom heeft bevestigd, althans laten bevestigen, terwijl die boom was voorzien van takken en bladeren waardoor er geen vrije schietrichting voor het afvuren van een licht- en geluidssignaal aanwezig was en/of (vervolgens) dat licht- en geluidssignaal op scherp heeft gezet waarna dat licht- en geluidssignaal is geactiveerd, terwijl daarvan/daardoor levensgevaar, althans gemeen gevaar voor een of meer anderen, te weten een of meer zich in de nabijheid van die boom bevindende personen, is ontstaan,
immers werd één van die zich in de nabijheid bevindende personen door een patroon, althans een (onder)deel van voornoemd licht- en geluidssignaal getroffen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
dat hij op of omstreeks 16 september 2008, te of nabij Oudemolen, gemeente
Tynaarlo, in elk geval in Nederland,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
als instructeur in het kader van een oefening/instructie een licht- en geluidssignaal aan
een boom heeft bevestigd, althans laten bevestigen, terwijl die boom was voorzien
van takken en bladeren waardoor er geen, althans onvoldoende, vrije schietrichting
voor het afvuren van dat licht- en geluidssignaal aanwezig was en/of (vervolgens) dat
licht- en geluidssignaal op scherp heeft gezet waarna dat licht- en geluidssignaal is
geactiveerd waardoor/waarna één zich in de nabijheid van de boom bevindend
persoon door een patroon, althans een (onder)deel van voornoemd licht- en
geluidssignaal (in het gezicht) werd getroffen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde persoon, te weten
[slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel
dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of
beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 8 februari 2010 ter terechtzitting onderzocht. Bij tussenvonnis van 22 februari 2010 heeft de militaire kamer het onderzoek heropend, waarna de zaak op 17 mei 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
De officier van justitie, mr. I. Monsma, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 60 uren werkstraf subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
De militaire kamer acht, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De militaire kamer komt tot dit oordeel nu op basis van de zich in het dossier bevindende informatie niet kan worden vastgesteld of het in de tenlastelegging genoemde dienstvoorschrift VS 9-854 “licht- en geluidssignaal D57” een dienstvoorschrift is zoals bedoeld in artikel 135 jo 137 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 16 september 2008, te of nabij Oudemolen, gemeente Tynaarlo, als instructeur in het kader van een instructie een licht- en geluidssignaal aan een boom bevestigd, althans laten bevestigen, terwijl die boom was voorzien van takken en bladeren. Verdachte heeft vervolgens het licht- en geluidssignaal op scherp gezet waarna het is geactiveerd. Eén zich in de nabijheid van de boom bevindend persoon, te weten [slachtoffer], werd door een (onder)deel van voornoemd licht- en geluidssignaal in het gezicht getroffen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Hij heeft daartoe gesteld dat verdachte in strijd met een interne instructie heeft gehandeld door het licht- en geluidssignaal onder een boom met overhangende takken te plaatsen. Dat licht- en geluidssignalen vaker op deze wijze worden geplaatst, doet daar niet aan af. Volgens de officier van justitie is er sprake van schuld. Zelfs het slachtoffer – destijds een leek op dit gebied – had voorafgaand aan de instructie al opgemerkt dat het hem onveilig leek. Verdachte had, als ervaren instructeur, temeer goed moeten nadenken alvorens het signaal aan de boom te bevestigen. Er was geen sprake van een ‘train as you fight’-situatie, omdat het een demonstratie betrof.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen sprake is van schuld zoals ten laste is gelegd, zeker niet van grove schuld waarvan sprake moet zijn om tot een bewezenverklaring te komen. In de eerste plaats zijn de feitelijkheden onduidelijk in de tenlastelegging opgenomen. Er is niet geconcretiseerd dat sprake is geweest van een ‘ricochet’. In de tweede plaats zou verdachte hebben gehandeld in overeenstemming met de instructiekaart en, conform het doel van de oefening, het ‘train as you fight’-principe hebben aangehouden. Verdachte heeft de juiste veiligheidsmaatregelen genomen door zijn leerlingen op een afstand van bijna 12 meter van de boom te laten staan, terwijl het licht- en geluidssignaal volgens de instructiekaart slechts 10 meter de lucht in zou gaan. Verdachte heeft gecontroleerd of de schietrichting vrij was. Er was sprake van een ‘vrije schietrichting’ want het signaal gaat door kleine takjes en bladeren heen. Alle instructeurs beoordelen de betreffende boom als adequaat, zouden op dezelfde wijze hebben gehandeld en hebben dat eerder feitelijk ook gedaan. Het licht- en geluidssignaal is uiteindelijk afgeketst, maar dat had niet moeten gebeuren als het signaal op deze manier wordt bevestigd
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Vrije schietrichting
Zowel in het voorschrift “VS 9-854 "Licht- en geluidssignaal DM57” als op de instructiekaart staat als veiligheidsmaatregel genoemd: “Het signaal niet onder overhangende dakranden e.d. bevestigen. De schietrichting dient vrij te zijn.”
De boom waaraan het licht- en geluidssignaal werd bevestigd, was voorzien van takken en bladeren. De twee dikkere takken waar het licht- en geluidssignaal tussendoor zou moeten gaan, staan in een hoek van ongeveer negentig graden ten opzichte van elkaar aan de stam. Hoger in de boom bevinden zich nog meer takken en bladeren. Hoewel verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2010 heeft verklaard dat het patroon dwars door ‘vingerdikke’ takken en bladeren heen schiet, is de militaire kamer van oordeel dat – ook als in de loop der tijd in de praktijk het begrip ‘vrije schietrichting’ werd opgerekt – reeds daarmee geen sprake meer was van een ‘vrije schietrichting’ zoals bedoeld op de instructiekaart. Ook in het normale spraakgebruik wordt met ‘vrije schietrichting’ een richting bedoeld zonder enig obstakel, van welke dikte dan ook.
Daar komt bij dat naast de bladeren en twijgen en de twee genoemde dikke takken die in ten opzicht van elkaar in een hoek van ongeveer 90 graden aan de stam staan daarboven ook nog andere takken aanwezig zijn . De technische recherche heeft bij onderzoek ter plaatse geconstateerd dat gezien de dichtheid van de takken en bladeren het raken van een tak (ricocheren) zeer waarschijnlijk was. Nu het licht- en geluidssignaal aan de stam was bevestigd en dus een weg langs de stam door de takken en bladeren heen had moeten afleggen, was er naar het oordeel van de militaire kamer mogelijk wat vrije ruimte aanwezig, zoals betoogd, maar onvoldoende om een vrije schietrichting voor het afvuren van dat licht- en geluidssignaal aan te nemen. Dit geldt temeer nu volgens de getuige-deskundige [naam] de lading er bij het afschieten eigenlijk nooit recht uit zal komen .
Schuld
Naar het oordeel van de militaire kamer is in de tenlastelegging voldoende concreet opgenomen welke handelingen aan verdachte worden verweten. In de tenlastelegging is, naar het oordeel van de militaire kamer, de verweten gedraging, de gebeurtenis die daarna plaatsvond en het oorzakelijk verband tussen beiden voldoende concreet weergegeven.
Door het licht- en geluidssignaal op de betreffende plek te bevestigen heeft verdachte in strijd met meergenoemde veiligheidsmaatregel gehandeld. Het voorschrift is een schriftelijke vastlegging van een basale veiligheidseis, te weten dat wanneer wordt gewerkt met gevaarlijke zaken het hier gehanteerde patroon, alle mogelijke voorzorgsmaatregelen worden getroffen, en ook worden nageleefd. Daarbij komt dat gelet op het overwogene onder het kopje “vrij schietrichting” en de daarbij genoemde bewijsmiddelen het risico dat het projectiel zou ricocheren, naar het oordeel van de militaire kamer aanzienlijk en voorzienbaar was. Verdachte heeft naar het oordeel van de militaire kamer dan ook door het toch op de stam (doen) plaatsen en vervolgens activeren van het licht en geluidssignaal aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig gehandeld. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk ricocherend - van een knalelement voorzien - projectiel een gevaar oplevert voor de in de nabijheid bevindende personen.
Het verweer van de raadsman dat verdachte de aanwezige personen op een afstand van 12 meter heeft doen plaatsnemen doet daar niet aan af. In de technische omschrijving van het licht- en geluidsignaal wordt als stijghoogte van het knalelement 15 meter genoemd en in de, bij verdachte bekende, instructiekaart IK 9-5 wordt een stijghoogte van 10 meter genoemd . Het is een feit van algemene bekendheid dat, gelet op de kracht die nodig is om het projectiel een stijghoogte van 10 meter te geven en de omstandigheid dat er vervolgens nog een knal veroorzakende explosie plaatsvindt, een afstand van 12 meter zonder beschutting of andere veiligheidsmaatregelen onvoldoende veiligheid biedt tegen de gevolgen van ricocheren.
Evenmin doet daaraan af het verweer dat andere instructeurs op dezelfde wijze zouden hebben gehandeld. Dat eerdere instructeurs het signaal ook aan deze boom hebben bevestigd, laat immers onverlet dat verdachte ervoor had kunnen en moeten kiezen voor een veilige(re) mogelijkheid. In dat kader is ter terechtzitting ook aan de orde geweest dat (bijvoorbeeld) gebruik had kunnen worden gemaakt van een piketpaal.
Het ‘train as you fight’-principe was, ten slotte, in dit geval niet van toepassing, nu er sprake was van een demonstratie/instructie.
Door het handelen van verdachte is [slachtoffer] in zijn gezicht geraakt door een onderdeel van voornoemd licht- en geluidssignaal. [slachtoffer] heeft daarbij letsel opgelopen, bestaande uit onder meer brandwonden in zijn gezicht en een perforatie van het trommelvlies. Hij heeft na het ongeval 2,5 maand zijn werk verzuimd. Er is dan ook sprake van ziekte en tijdelijke verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden.
Gelet op het voorgaande is het aan verdachtes schuld te wijten geweest dat [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van hem was ontstaan.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
dat hij op 16 september 2008, te of nabij Oudemolen, gemeente Tynaarlo, aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam en nalatig als instructeur in het kader van een instructie een licht- en geluidssignaal aan een boom heeft bevestigd, althans laten bevestigen, terwijl die boom was voorzien van takken en bladeren waardoor er onvoldoende vrije schietrichting voor het afvuren van dat licht- en geluidssignaal aanwezig was en(vervolgens) dat licht- en geluidssignaal op scherp heeft gezet waarna dat licht- en geluidssignaal is geactiveerd waardoor één zich in de nabijheid van de boom bevindend persoon door een (onder)deel van voornoemd licht- en geluidssignaal (in het gezicht) werd getroffen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde persoon, te weten [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van subsidiair:
Aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zodanig letsel bekomt dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat.
5. De strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Volgens de raadsman zou normaal gesproken geen risico voor de militairen aanwezig zijn geweest.
De officier van justitie heeft dit bestreden.
De militaire kamer verwerpt het standpunt van de verdediging. Niet valt in te zien welke algemene schulduitsluitingsgrond van toepassing zou zijn, evenmin is sprake van afwezigheid van alle schuld bij verdachte. Van verdachte kon worden verwacht dat hij in de omstandigheden waarin hij verkeerde en met de hem bekende informatie, anders had gehandeld.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 maart 2009.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter zake van het subsidiair tenlastegelegde gerekwireerd tot het verrichten van 60 uren werkstraf subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Hij is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de fout, waardoor er een gewonde is gevallen. De militairen moeten er op kunnen vertrouwen dat eenieder de veiligheidsvoorschriften in acht neemt..
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting van 8 februari 2010 heeft de raadsman van verdachte betoogd dat hij, nu hij vrijspraak bepleit, de zaak ‘te principieel’ vindt voor een strafmaatverweer.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft onvoorzichtig gehandeld door zich als instructeur, tijdens een demonstratie van een licht- en geluidssignaal, niet te houden aan de op de instructiekaart vermelde en ook overigens voor de hand liggende veiligheidsmaatregelen, met als gevolg dat een collega-militair (leerling) door een onderdeel van het betreffende signaal in diens gezicht werd getroffen. De militaire kamer rekent het verdachte aan dat hij zonder noodzaak een zeker risico heeft genomen dat zich, in dit geval, helaas heeft verwezenlijkt.
Hoewel bij demonstraties als deze risico’s nimmer volledig zijn uit te sluiten (er wordt immers gebruik gemaakt van ernstvuurwerken), had verdachte in dit concrete geval meer kunnen doen dan hij heeft gedaan om de kans op nadelige gevolgen van zijn handelen te beperken.
Gelet de ernst van het feit en hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Zij sluit daarmee aan bij de eis van de officier van justitie.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende zestig (60) uren.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op dertig (30) dagen.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. E. de Boer en kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar (militair lid),
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2010.