ECLI:NL:RBARN:2010:BM9316

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
163668
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen door curator en eiser sub 2 in civiele procedure tegen Rabobank

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Arnhem, zijn de vorderingen van de curator en eiser sub 2 tegen de Coöperatieve Rabobank Arnhem en Omstreken U.A. aan de orde. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 3 maart 2010 de vorderingen van eiser sub 2, die betrekking hadden op salarisverlies en waardeverlies van aandelen, afgewezen. De curator, die optreedt namens de besloten vennootschap, heeft in deze procedure zijn vorderingen verder gepreciseerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Rabobank moet worden veroordeeld, met een totaalbedrag van EUR 11.098,60.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van eiser sub 2, die betrekking had op advocaat- en rechtbankkosten, additionele kosten en kosten van overleguren, eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser sub 2 niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem gestelde schade en dat de vorderingen niet onderbouwd zijn met relevante documentatie. De kosten aan de zijde van eiser sub 2 zijn begroot op EUR 12.704,10, en hij wordt ook in deze kosten veroordeeld.

De rechtbank heeft het vonnis op 9 juni 2010 uitgesproken, waarbij de rechter die de comparitie en enquête heeft gehouden, niet in staat was om het vonnis mede te wijzen vanwege benoeming elders. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de kostenveroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163668 / HA ZA 07-1923
Vonnis van 9 juni 2010
in de zaak van
1. [eiser]
handelend in zijn hoedanigheid van curator van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] te [woonplaats],
kantoorhoudende te Arnhem,
advocaat mr. A.O.C.A. van Schravendijk te Arnhem,
2. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A.O.C.A. van Schravendijk te Arnhem,
tegen
de coöperatie
COOPERATIEVE RABOBANK ARNHEM EN OMSTREKEN U.A.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna de curator, [eiser sub 2] en Rabobank genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 maart 2010
- de akte van de zijde van [eiser sub 2]
- de antwoordakte van de zijde van Rabobank.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling voor wat betreft de vordering van de curator
2.1. In het tussenvonnis van 3 maart 2010 heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van de curator moet worden afgewezen.
2.2. De curator zal als in het ongelijk gestelde partij in de helft van de proceskosten van Rabobank worden veroordeeld, voor zover deze de door hem gevoerde procedure betreffen. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- vast recht (× ½) EUR 2.366,00
- getuigenkosten (× ½) 705,10
- salaris advocaat 8.027,50 (5 punten × ½ × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 11.098,60
3. De verdere beoordeling voor wat betreft de vordering van [eiser sub 2]
3.1. In het tussenvonnis van 1 oktober 2008 heeft de rechtbank de vordering terzake van salarisverlies van [eiser sub 2] afgewezen en in het tussenvonnis van 3 maart 2010 heeft de rechtbank de vordering wegens het waardeverlies van de aandelen van [eiser sub 2] afgewezen. Nu moet alleen nog geoordeeld worden over de vordering van [eiser sub 2] die betrekking heeft op advocaat- en rechtbankkosten, bedrijfskundige en bancaire kosten, additionele kosten en de kosten van overleguren van [eiser sub 2] met zijn advocaat en andere adviseurs, zoals ook volgt uit paragraaf 3.3. van het laatste tussenvonnis.
3.2. Allereerst zullen die onderdelen van de vordering worden besproken die zien op de bedrijfskundige en bancaire kosten en daarna zullen de advocaat- en rechtbankkosten en de kosten van overleguren worden besproken.
3.3. De vordering tot vergoeding van bedrijfskundige en bancaire kosten zal moeten worden afgewezen nu deze kosten blijkens de toelichting van [eiser sub 2] niet bij hem in rekening zijn gebracht. Hij heeft immers in zijn akte van 17 maart 2010 toegelicht dat de heer Marks deze kosten alleen in rekening zou brengen bij een positieve afloop van deze zaak. Daarvan is geen sprake.
3.4. [eiser sub 2] heeft de additionele kosten omschreven als onkosten en afsluit- en aansluitkosten van energie- en telecombedrijven veroorzaakt doordat de bank automatische incasso’s willekeurig behandelde. Rabobank betwist dat zij automatische incasso’s willekeurig heeft behandeld en tevens dat [eiser sub 2] hierdoor kosten heeft gemaakt. De vordering van [eiser sub 2] moet worden afgewezen, nu hij onvoldoende concreet heeft onderbouwd op welke wijze hij schade heeft geleden en waar deze schade uit bestaat. Het had op de weg van [eiser sub 2] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen door bijvoorbeeld facturen over te leggen van de afsluit- en aansluitkosten dan wel rekeningafschriften. Nu hij dit heeft nagelaten, heeft hij zijn vordering terzake van additionele kosten onvoldoende onderbouwd, zodat deze moet worden afgewezen.
3.5. De advocaat- en rechtbankkosten heeft [eiser sub 2] slechts onderbouwd door aan te voeren dat deze kosten achteraf door [eiser sub 2] aan zijn raadsman zouden worden betaald en dat willekeurige bedragen aan [eiser sub 2] zijn gefactureerd. Voorts heeft [eiser sub 2] een urenuitdraai en facturen overgelegd die zien op werkzaamheden van zijn advocaat in de periode van 22 februari 2002 tot en met 14 februari 2008. Voor zover de door [eiser sub 2] gevorderde advocaat- en rechtbankkosten beschouwd moeten worden als proceskosten moet deze worden afgewezen. In deze procedure zal [eiser sub 2] namelijk in de kosten worden veroordeeld. Voorts is Rabobank reeds in de proceskosten veroordeeld die zien op de eerder door [eiser sub 2] tegen Rabobank aanhangig gemaakte procedure en [eiser sub 2] heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat hij ten behoeve van die procedure kosten heeft gemaakt waarmee in die eerdere kostenveroordeling geen rekening is gehouden.
3.6. Voor zover de door [eiser sub 2] gevorderde advocaat- en rechtbankkosten tevens onder meer zien op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten, heeft het volgende te gelden. In de onderhavige procedure is niet komen vast te staan dat enige (hoofd)schade is geleden, zodat kosten ex artikel 6:96 aanhef en lid 2 sub c Burgerlijk Wetboek enkel voor vergoeding in aanmerking komen wanneer deze zijn gemaakt als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid wordt gebaseerd en de schade Rabobank kan worden toegerekend. Dat hiervan sprake is, is gesteld noch gebleken. De vordering van [eiser sub 2] van advocaat- en rechtbankkosten moet dan ook worden afgewezen.
3.7. De door [eiser sub 2] gevorderde kosten van overleguren begrijpt de rechtbank als een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. [eiser sub 2] heeft ook geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat deze kosten een andere grondslag hebben. Dit onderdeel van de vordering zal op grond van de overweging onder 3.6 eveneens worden afgewezen.
3.8. [eiser sub 2] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld die de enkel door hem gevoerde procedure betreffen en voorts in de helft van de overige proceskosten. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- vast recht (× ½) EUR 2.366,00
- getuigenkosten (× ½) 705,10
- salaris advocaat 9.633,00 (5 punten × ½ + 0,5 punt × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 12.704,10
3.9. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie, de enquête en de voortzetting enquête van 21 april 2009 is gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen in verband met benoeming elders.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank, voor zover deze de door hem gevoerde procedure betreffen, tot op heden begroot op EUR 11.098,60,
4.3. veroordeelt [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op EUR 12.704,10,
4.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. O. Nijhuis en mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2010.
Coll.: G.L.