ECLI:NL:RBARN:2010:BN1444
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gevolgen van de vernietiging van vaderschap voor gezamenlijk gezag in gezagsregister
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 14 juli 2010 uitspraak gedaan over de gevolgen van de vernietiging van het vaderschap voor het gezamenlijk gezag van een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.B.M. Kaaij, heeft een verzoek ingediend tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag, nadat de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Delft, had verzocht om de erkenning van de minderjarige te vernietigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man ten onrechte in de veronderstelling verkeerde de vader te zijn van de minderjarige, en heeft op 18 februari 2010 de erkenning door de man vernietigd. Dit leidde tot de conclusie dat de vrouw van rechtswege alleen het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige, geboren op een eerder moment tijdens de relatie tussen de man en de vrouw.
De rechtbank heeft in haar beschikking verklaard dat de vrouw alleen het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 1:206 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat de erkenning geacht wordt nimmer gevolg te hebben gehad na de vernietiging van de erkenning. De griffier van de rechtbank is verplicht om de griffier van het gezagsregister onverwijld in kennis te stellen van de rechterlijke uitspraak, zodat de nodige aantekeningen in het gezagsregister kunnen worden gemaakt. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.