ECLI:NL:RBARN:2010:BN1750

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156852
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift inzake doorhaling en proceskostenvergoeding in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 23 juni 2010 een bevelschrift uitgesproken in de zaak met nummer 156852. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.V.D. Kuiper, heeft verzocht om doorhaling van de procedure tegen de gedaagden, waaronder ABN AMRO BANK N.V., vertegenwoordigd door mr. N.L.J.M. Rijssenbeek. De rechtbank heeft vastgesteld dat ABN AMRO nog niet voor antwoord heeft geconcludeerd en dat het verzoek om doorhaling door de eiser moet worden aangemerkt als een afstand van instantie, zoals bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De procedure kende een aantal eerdere stappen, waaronder een tussenvonnis van 5 september 2007 en verschillende verwijzingen naar de rol. De rechtbank heeft geconstateerd dat de gedaagden sub 3 en 4, evenals mr. [gedaagde sub 1], zich hebben aangesloten bij het verzoek om doorhaling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat ABN AMRO in haar niet-geregeld verzoek heeft aangegeven akkoord te gaan met de beëindiging van de procedure, maar tegelijkertijd aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van ABN AMRO om vergoeding van de proceskosten gegrond is, op basis van het tweede lid van artikel 249 Rv. De rechtbank heeft vastgesteld dat ABN AMRO recht heeft op een vergoeding van in totaal € 477,00, bestaande uit griffiekosten en advocaatkosten. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak tussen de eiser en de gedaagden is doorgehaald en dat de eiser wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan ABN AMRO. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. N.W. Huijgen.

Uitspraak

BEVELSCHRIFT
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 156852 / HA ZA 07-956
Bevelschrift van 23 juni 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. H.V.D. Kuiper te Nijmegen,
tegen
1. MR. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. T.P. Hoekstra te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem,
3. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.B.A. de Bruijn te Zoetermeer,
4. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. I. van Bekkum te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk worden [gedaagden] aangeduid met: mr. [gedaagde sub 1], ABN/AMRO, [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 september 2007, waarbij een comparitie is gelast
- de zuivering van het verstek door mr. [gedaagde sub 1] en zijn conclusie van antwoord van 31 oktober 2007
- de verwijzing naar de rol van 30 januari 2008
- de zuivering van het verstek door ABN/AMRO
- de verwijzing naar de parkeerrol
- de akte uitlating voortprocederen van [gedaagde sub 4] d.d. 7 april 2010
- het verzoek tot doorhaling van [eiser], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] op de rol van 19 mei 2010
- het verzoek tot doorhaling van mr. [gedaagde sub 1] op de rol van 2 juni 2010
- het niet geregeld verzoek van ABN/AMRO en haar schrijven van 26 mei 2010.
1.2. Vervolgens is bepaald dat beslist zal worden op het verzoek van ABN/AMRO.
2. De beoordeling
2.1. De eiser [eiser] en de gedaagden sub 3 en 4, [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hebben doorhaling gevraagd. De rechtbank gaat ervan uit dat dit ook geldt voor de eis in reconventie, die door [gedaagde sub 3] is ingesteld. Mr. [gedaagde sub 1] heeft zich aangesloten bij het verzoek om doorhaling. Het betreft een doorhaling na conclusiewisseling op de voet van artikel 246 Rv.
2.2. ABN/AMRO heeft nog niet voor antwoord geconcludeerd. Ten aanzien van deze gedaagde moet het verzoek om doorhaling c.q. royement door [eiser] worden aangemerkt als een afstand van instantie als bedoeld in artikel 249 Rv. ABN/AMRO heeft in haar ‘niet-geregeld verzoek’ op de rol van 2 juni 2010 aangegeven dat zij akkoord gaat met beëindiging van de procedure. In haar brief van 26 mei 2010 heeft zij evenwel aanspraak gemaakt op een vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten, bestaande uit griffiekosten ad € 251,00 en een vergoeding voor haar advocaatkosten op de voet van punt 7 sub c van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven.
2.3. Dit verzoek is gegrond op het tweede lid van artikel 249 Rv en mitsdien toewijsbaar. Dit geldt niet alleen voor het betaalde vastrecht, maar ook voor het advocatensalaris. De desbetreffende richtlijnen bepalen dat de eiser of appellant, die een aanhangige zaak afdoet, aan de gedaagde of geïntimeerde die zich heeft gesteld, een salaris dient te betalen volgens het liquidatietarief, met een minimum van 0,5 punt. Nu ABN/AMRO nog geen conclusie heeft genomen, komt haar dit minimum toe. Bij het toepasselijke tarief gaat het om € 226,00. Derhalve heeft ABN/AMRO aanspraak op € 477,00 in totaal.
2.4. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verstaat dat de zaak tussen [eiser], mr. [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] is doorgehaald en dat [eiser] ten aanzien van ABN/AMRO afstand van de instantie heeft gedaan,
3.2. veroordeelt [eiser] tot vergoeding van de proceskosten van ABN/AMRO, gesteld op € 477,00.
3.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.