ECLI:NL:RBARN:2010:BN1979

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900895-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel en bezit van cocaïne en openlijk geweld tegen toezichthouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op 9 maart 1988 te Maastricht. De verdachte is veroordeeld voor de handel en het bezit van cocaïne, evenals voor openlijk geweld tegen toezichthouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van oktober 2008 tot en met 14 oktober 2009 cocaïne heeft verkocht aan verschillende personen, waaronder [betrokkene1], [betrokkene2], [betrokkene3] en [betrokkene5]. Tijdens een doorzoeking op 14 oktober 2009 zijn in de woning van de verdachte 26,74 gram cocaïne aangetroffen, evenals kleine hoeveelheden cocaïne in zijn auto. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde brandstichting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze brand heeft veroorzaakt.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte op 20 juli 2009 openlijk geweld heeft gepleegd tegen toezichthouders [slachtoffer1] en [slachtoffer2]. De verdachte heeft hen beledigd en [slachtoffer1] in de buik getrapt. De rechtbank heeft de verklaringen van de toezichthouders en de inhoud van chatgesprekken als bewijs gebruikt om de schuld van de verdachte vast te stellen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen cocaïne en de verbeurdverklaring van een weegschaal bevolen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900895-09
Datum zitting : 6 juli 2010
Datum uitspraak : 20 juli 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 9 maart 1988 te Maastricht,
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, onder parketnummer 05/900895-09 tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2007
tot en met 04 oktober 2009 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [betrokkene1] en/of [betrokkene2] en/of[betrokkene3] en/of [betrokkene4] en/of [betrokkene5] en/of één of
meer ander(en), in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad één of
meer hoeveelheid/-heden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2009 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft
gehad in zijn, verdachtes, woning aan [wijk ] ongeveer 26,74 gram en/of in
zijn, verdachtes, auto (Renault Clio) ongeveer 3,01 gram (7 wikkels), in elk
geval één of meer hoeveelheid/-heden van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
En onder parketnummer 05/ 730274-10:
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2009 te Nijmegen met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, in de wijk [naam wijk], in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en/of
[slachtoffer2] (toezichthouders werkzaam bij ["bedrijfsnaam"]
Nijmegen), welk geweld (onder meer) bestond uit
- het gezamenlijk (dreigend) benaderen van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of
- door verdachte en/of zijn mededader(s) beledigend toespreken van die [slachtoffer2] ("Voel je je belangrijk, homo die je bent samen met je homomaatje"
en/of "Zijn jullie homovriendjes van elkaar?" en/of
- door verdachte en/of zijn mededader(s) duwen en/of trekken (aan de kleding)
van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of
- door verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal of meermalen slaan, althans
dreigen te slaan in de richting van die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2]
en/of
- door verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal (met geschoeide voet)
schoppen/trappen (in de buikstreek) van die [slachtoffer1] en/of
- (vervolgens) door verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend toespreken van
die [slachtoffer2] ("Als je me aanraakt maak ik je kapot");
2.
hij op of omstreeks 03 juni 2009 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een
aan de [naam wijk] [nummer] straat geparkeerde personenauto (Chevrolet, type Nubira,
[kenteken], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan in/aan die
personenauto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde personenauto, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Onderzoek "[x]", zaaksproces-verbaal 03)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatselijk op 6 juli 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/900895-09 onder 1 en 2 en hetgeen onder parketnummer 05/730274-10 onder 1 en 2 ten laste is gelegd zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen verzoekt de officier van justitie de drugs (cocaïne) te onttrekken aan het verkeer en de weegschaal verbeurd te verklaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vrijspraak ten aanzien van het onder parketnummer 05/730274-10 onder feit 2 tenlastegelegde.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat, gelet op de aangifte, een tweetal aangetroffen chatgesprekken op de computer van verdachte en het feit dat verdachte geen aannemelijke verklaring geeft voor de inhoud van de chatgesprekken, het feit wettig en overtuigend bewezen is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman betwist primair dat er sprake is van brandstichting nu bij gebreke van een gedegen onderzoek niet uit te sluiten valt dat de brand ontstaan is door een technisch mankement. Subsidiair is er geen wettig en overtuigend bewijs dat zijn cliënt op enige wijze betrokken is bij de autobrand.
Het oordeel van de rechtbank
Op 3 juni 2009 brandt een personenauto deels uit die geparkeerd stond op de [naam wijk] 29-17 te Nijmegen. Uit het proces-verbaal van de technische recherche blijkt dat de auto aan de voorzijde is uitgebrand, er geen brandversnellende middelen zijn aangetroffen en er geen onderzoek is ingesteld op de plaats delict. Ook is niet gebleken dat een technisch mankement de oorzaak van de brand kan zijn geweest. Uit een chatgesprek van verdachte met [medeverdachte] wordt door verdachte onder andere over een fles gesproken die achtergelaten zou zijn. Uit het onderzoek blijkt niet dat er een fles is aangetroffen. Voor het overige blijkt niet dat verdachte specifiek over deze brand spreekt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld wat de oorzaak van de brand is en dus of er sprake is van brandstichting. Voorzover er al van uitgegaan zou kunnen worden dat er sprake van brandstichting, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte deze brand heeft (mede)gepleegd.
Conclusie
De rechtbank spreekt verdachte vrij ten aanzien van het onder parketnummer 05/730274-10 onder 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van parketnummer 05/900895-09
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van oktober 2008 tot en met 14 oktober 2009 heeft verdachte cocaïne verkocht aan [betrokkene1] , [betrokkene2] , [betrokkene3] en aan [betrokkene5] .
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de beginperiode van het dealen gebaseerd is op de verklaringen van de afnemers [betrokkene3] en [betrokkene5]. Voorts blijkt uit de chatgesprekken die vanaf 11 juli 2008 op de computer van medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen, dat de handelsstructuren al enige tijd bestonden. De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het dossier het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman betoogt dat de periode zoals deze ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar slechts een periode van circa 1 jaar en drie maanden, teruggerekend vanaf de aanhouding van zijn cliënt.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft op het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf november 2008 cocaine verkocht heeft. De verklaringen van de afnemers [betrokkene3] en [betrokkene5] acht de rechtbank ten aanzien van de periode niet eenduidig. De verdachte [betrokkene3] verklaart –zakelijk weergegeven- vanaf de zomerfeesten van 2007 van [medeverdachte] cocaïne te hebben gekocht en enkele maanden later kwam verdachte in beeld als verkoper maar in een eerder verhoor op 26 oktober 2009 heeft hij verklaard pas sinds 1½ jaar cocaïne te gebruiken. [betrokkene5] verklaart sinds de zomer van 2008 van verdachte cocaïne te hebben gekocht. De officier van justitie heeft gewezen op enkele chatgesprekken in juli en augustus 2008, waaruit zou blijken dat er al sprake is van vaste handelsstructen en een organisatie met betrekking tot het dealen. Het eerste dateert van 11 juli 2008. Dit chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte] heeft, mede gezien de inhoud van soortgelijke latere chatgesprekken, onmiskenbaar betrekking op handel in drugs, nu het gaat over klanten, sealtjes, 10 gram gehaald etc. De rechtbank knoopt voor wat betreft de beginperiode van het dealen aan bij dit chatgesprek. Deze gesprekken bieden onvoldoende steun om verder terug te gaan in de tijd ten aanzien van de dealersperiode (nog los van de vraag hoe ver zou kunnen worden teruggegaan).
Dat verdachte tezamen en in vereniging heeft gedeald acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaring van verdachte ter zitting dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] cocaïne heeft verkocht. Voorts kan uit diverse chat- en tapgesprekken worden afgeleid dat verdachte tezamen met [medeverdachte] dealde.
De verdachte [betrokkene4] verklaart –zakelijk weergegeven- dat hij circa 10 keer cocaïne van verdachte heeft gekocht. Verdachte ontkent zowel bij de politie als op het onderzoek ter terechtzitting dat hij voornoemde [betrokkene4] kent. Op grond van de verklaring van [betrokkene4], het gegeven dat verdachte een groot klantenbestand heeft en verdachte op het onderzoek ter terechtzit-ting verklaard heeft dat hij niet alle klanten bij naam kent, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook aan deze afnemer verkocht heeft.
Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aan anderen verkocht heeft, nu –in onderling verband en samenhang beschouwd- uit de chatgesprekken en tapgesprekken blijkt dat er veelvuldig gedeald is.
Conclusie: de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 oktober 2009 wordt in de woning waar verdachte verblijft, gelegen aan [wijk ] [nummer] te Nijmegen 26,74 gram cocaïne aangetroffen. Tevens wordt er tijdens de doorzoeking in de auto van verdachte, een Renault Clio kenteken [kenteken], onder de hoes van de versnellingspook wikkels met kleine hoeveelheden cocaïne (3 x 0,42 gram; 3 x 0,44 gram en 1 x 0,46 gram) gevonden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het bezit van cocaïne wettig en overtuigend bewezen nu de drugs in de slaapkamer en auto van verdachte zijn aangetroffen.
Standpunt verdediging
De raadsman betoogt dat de drugs die op de slaapkamer van zijn cliënt zijn aangetroffen, liggend achter een betimmering, niet van zijn cliënt zijn. De technische recherche heeft geen (sporen)onderzoek verricht en dit bleek ook niet meer mogelijk te zijn omdat de leden van de technische recherche het zakje ook hadden vastgehouden zonder bescherming. Nu niet meer kan worden vastgesteld of de cocaïne in het bezit van anderen kan zijn geweest, dient vrijspraak te volgen.
De beoordeling door de rechtbank
Tijdens de doorzoeking wordt in de slaapkamer van verdachte achter de deur van een wandkast (afgetimmerd dakbeschot) tussen aldaar liggende goederen, een zakje met cocaïne gevonden. Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie verklaard dat de drugs mogelijk van de vorige bewoners zijn. De goederen die achter de betimmering lagen behoorden wel aan verdachte en zijn familie toe. Verdachte heeft tevens verklaard dat zijn ouders al circa negen jaar in de woning aan [wijk ] [nummer] te Nijmegen wonen. Ter terechtzitting van 6 juli 2010 wijzigt verdachte deze verklaring , in die zin dat op zijn kamer ook veel andere personen zouden komen, zoals familieleden en vrienden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte voor de aangetroffen drugs niet geloofwaardig nu hij niet consistent verklaart en zijn verklaringen, gelet op de plaats waar de cocaïne aangetroffen is, niet aannemelijk zijn. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Dat de technische recherche geen sporenonderzoek meer heeft kunnen verrichten op het zakje waar de cocaïne in zat, doet hieraan niet af. Niet relevant voor de bewezenverklaring is immers of verdachte zelf het zakje heeft vastgehad, doch slechts dat hij wetenschap had omtrent de aanwezigheid van die drugs.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/730274-10
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 juli 2009 worden op de [naam wijk] [nummer] straat (gelegen in de wijk [naam wijk]) te Nijmegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2], beiden werkzaam als toezichthouders bij ["bedrijfsnaam'] Nijmegen, belaagd. [slachtoffer1] wordt daarbij in de buik getrapt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat op basis van de beiden aangiften en de verklaring van verdachte op het onderzoek ter terechtzitting dat hij een zogenaamde highkick heeft gegeven het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Wanneer [slachtoffer1] en [slachtoffer2] op 20 juli 2009 een jongen willen verbaliseren, komen er meer-dere jongeren om hen beiden heen staan. [slachtoffer1] verklaart dat een groep van circa vijf jongens om hem heen staan die vervolgens aan hem begonnen te duwen en trekken. Ook wordt hij op zijn hand/arm geslagen. Plotseling ziet [slachtoffer1] één van de jongens met een voorwaartse trap in zijn richting komen waardoor hij geraakt wordt in zijn buik, net onder zijn borstkast. De jongen rent meteen weg en [slachtoffer1] gaat er achter aan. [slachtoffer2] verklaart dat de jongen die zij wilden verbaliseren, zich beledigend gedraagt. De jongen zegt “voel je je belangrijk, homo die bent samen met je homomaatje”en “als je me aanraakt maak ik je kapot”. Dan komen er een aantal jongeren om hem en [slachtoffer1] heen staan en deze beginnen [slachtoffer1] te duwen en aan hem te trekken. Ook ziet [slachtoffer2] dat er slaande bewegingen gemaakt worden. [slachtoffer2] ziet op enig moment gedurende het tumult, een jongen een trap in de buikstreek van [slachtoffer1] geven. In het dossier bevinden zich ook een aantal chatgesprekken die zijn aangetroffen op de computer van verdachte. In één van deze gesprekken tussen verdachte en [betrokkene6] staat dat verdachte ‘een highkick’ heeft gegeven aan zo’n toezichthouder’. Verdachte verklaart op het onderzoek ter terechtzitting een zogenaamde highkick te hebben gegegeven en die dag een donkerblauwe jas met witte vlakken te hebben gedragen. Verdachte ontkent [slachtoffer1] daarbij geraakt te hebben. Echter, gelet op de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer2], alsmede voornoemd chatgesprek, gaat de rechtbank er ondanks deze verklaring van verdachte van uit dat hij [slachtoffer1] met de trap wel degelijk heeft geraakt in de buikstreek.
Conclusie
Gelet op de bovenstaande verklaringen in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een zogenaamde 'highkick' heeft gegeven aan [slachtoffer1] en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan geweldpleging. Nu verdachte zich actief bemoeit met de groep die om de [slachtoffer1] en [slachtoffer2] heen stonden verdachte’s opzet ook was gericht op het in vereniging plegen van geweld. De rechtbank acht dan ook het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/900895-09:
1.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van juli 2008
tot en met 04 oktober 2009 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander
telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [betrokkene1] en [betrokkene2] en [betrokkene3] en [betrokkene4] en [betrokkene5] en één of meer anderen een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij op 14 oktober 2009 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft
gehad in zijn, verdachtes, woning aan [wijk ] ongeveer 26,74 gram en in
zijn, verdachtes, auto Renault Clio ongeveer 3,01 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
En onder parketnummer 05/ 730274-10:
hij op 20 juli 2009 te Nijmegen met anderen, op of
aan de openbare weg, in de wijk [naam wijk], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] toezichthouders werkzaam bij ("bedrijfsnaam") Nijmegen, welk geweld bestond uit
- het gezamenlijk dreigend benaderen van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en
- door verdachte en/of zijn mededaders beledigend toespreken van die [slachtoffer2] ("Voel je je belangrijk, homo die je bent samen met je homomaatje"
en/of "Zijn jullie homovriendjes van elkaar?" en
- door verdachte en/of zijn mededaders duwen en/of trekken (aan de kleding)
van die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en
- door verdachte en/of zijn mededader(s)
dreigen te slaan in de richting van die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2]
en
- door verdachte eenmaal met geschoeide voet
schoppen/trappen in de buikstreek van die [slachtoffer1] en
- door verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend toespreken van
die [slachtoffer2] ("Als je me aanraakt maak ik je kapot");
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Onder parketnummer 05/900895-09:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven ver-bod, in vereniging en meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven ver-bod.
Onder parketnummer 05/730274-10:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitslui-ten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is be-gaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 29 december 2009; en
• een retourzending consultverzoek van het NIFP d.d. 30 oktober 2009;
• een Reclasseringsadvies d.d. 16 december 2009;
• een Reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 24 februari 2010;
• een voorgeleidingconsult van het NIFP d.d. 2 maart 2010;
• een Reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 15 april 2010; en
• een verzoek aanvullende rapportage van de Reclassering Nederland d.d. 6 april 2010.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van de strafmaat
De officier van justitie heeft betoogd dat, gelet op de ernst van de feiten, er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Gelet op de positieve proceshouding van verdachte is de officier van justitie echter van oordeel dat een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Standpunt verdediging ten aanzien van de strafmaat
De raadsman betoogt ten aanzien van het dealen van cocaïne van een kortere periode uit te gaan dan door de officier van justitie is geëist. Voorts voert de raadsman aan rekening te houden met de geringe omvang -zowel qua klanten als qua aantal transacties- van het dealen. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging voert de raadsman aan dat ook de toezichthouders buiten hun boekje zijn gegaan door onrechtmatig iemand aan te houden. Hierdoor is de situatie geëscaleerd. De raadsman voert aan dat hiermee in de strafmaat rekening moet worden gehouden. Voorts voert de raadsman aan dat de geringe justitiële documentatie, de deelname aan het project “Op jezelf”en zijn huidige arbeidscontract van invloed moeten zijn op de strafmaat. De raadsman verzoekt een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest van zijn cliënt en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel op te leggen bij wijze van stok achter de deur.
De rechtbank
Verdachte heeft gedeald in harddrugs en heeft zich hierbij geen rekenschap gegeven van de gevolgen die het gebruik van harddrugs veroorzaken. Verdachte heeft louter een financieel motief voor ogen gehad. Tevens heeft hij een hoeveel harddrugs in zijn bezit gehad. Nu de rechtbank ten aanzien van het dealen een kortere periode bewezenverklaard dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank dit laten meewegen in de strafmaat.
Ten aanzien van de openlijke geweldpleging is de rechtbank van oordeel dat ook dit een ernstig feit is. Temeer nu dit geweld gepleegd wordt jegens toezichthouders die juist zijn belast met het toezien op de openbare orde in de wijk waar het incident zich afspeelde. Dergelijke feiten wakkeren gevoelens van onveiligheid aan. Dat er mogelijk een aanhouding aan de openlijke geweldpleging is voorafgegaan die in de ogen van de raadsman onrechtmatig zou zijn, doet niet aan de strafbare handelingen af. Immers, indien gemeentelijke toezichthouders of opsporingsambtenaren bezig zijn hun werk te doen, hebben toevallige omstaanders zich daarmee niet te bemoeien. Al helemaal is het uit den boze deze toezichthouders lastig te vallen, te bedreigen, uit te schelden en te mishandelen, zoals hier het geval is. Alleen al dit feit rechtvaardigt een on-voorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit de opgemaakt reclasseringsrapportages blijkt –zakelijk weergegeven- dat het recidiverisico niet valt in te schatten nu verdachte een deel van de feiten bij de reclassering heeft ontkend. De reclassering adviseert in haar laatste aanvulling (d.d. 6 april 2010) wel dat een voorwaardelijk strafdeel met onder andere reclasseringstoezicht geïndiceerd is. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden is, de positieve weg die verdachte ingeslagen is, ten spijt. Een gevangenisstraf conform de duur van de tot nu toe ondergane voorlopige hechtenis doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Gelet op een kortere bewezenverklaarde periode van het dealen en de vrijspraak van het onder parketnummer 05/730274-10 onder feit 2 tenlastegelegde komt de rechtbank uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat een deel van de gevangenisstraf ter voorkoming van recidive voorwaardelijk dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan dit voorwaardelijke strafdeel reclasseringstoezicht te koppe-len.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91 en 141van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/730274-10 onder feit 2 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewe-zen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (vijf) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven hoeveelheid cocaïne
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven weegschaal.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter,
mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter,
mr. M.S.T. Belt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Westerdijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2010.