Parketnummer : 05/900220-08
Data zittingen : 12 augustus 2009 en 7 juli 2010
Datum uitspraak : 21 juli 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : 7 oktober 1959 te Arnhem,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand juni 1997 tot en met 20 december 2003 te [woonplaats], gemeente Gendringen en/of Oude IJsselstreek, en/of [woonplaats], gemeente Doetinchem, (telkens) (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) duwen en/of brengen in haar vagina, heeft gepleegd met (zijn dochter) [slachtoffer], geboren op 21 december 1991, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 december 2003 tot en met 01 juni 2006 en/of op of omstreeks 19 en/of 20 november 2007 of 26 en/of 27 november 2007, in elk geval de maand november 2007, te [woonplaats], gemeente Doetinchem, en/of [woonplaats], gemeente Overbetuwe, in elk geval in Nederland, met (zijn dochter) [slachtoffer] (geboren op 21 december 1991), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand juni 1997 tot en met 01 juni 2006 te [woonplaats], gemeente Gendringen en/of Oude IJsselstreek, en/of [woonplaats], gemeente Doetinchem, en/of op of omstreeks 19 en/of 20 november 2007 of 26 en/of 27 november 2007 te [woonplaats], gemeente Overbetuwe, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten zijn dochter [slachtoffer] (geboren op 21 december 1991), bestaande voornoemde ontucht (telkens) hierin dat verdachte
zijn penis heeft geduwd/gebracht tegen de billen en/of anus van voornoemde [slachtoffer] en/of
zijn penis door die [slachtoffer] heeft laten likken en/of aftrekken en/of vasthouden
en/of
de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gespreid
en/of
met zijn penis en/of tong en/of hand(en) over/langs de clitoris en/of de schaamlippen, in elk geval de vagina, van die [slachtoffer] is/heeft gewreven en/of gegaan
en/of
de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast
en/of
die [slachtoffer] met haar ontblote onderlichaam op zijn ontblote penis heeft laten zitten;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2004 tot en met
27 maart 2008 te [woonplaats], gemeente Doetinchem, en/of [woonplaats], gemeente Overbetuwe, in elk geval in Nederland, (telkens) één of meer afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s), te weten één of meer CD-rom(s) en/of diskette(s) en/of videoband(en) en/of foto('s) en/of computer(s) en/of computerbestand(en) (telkens) bevattende (een) afbeelding(en) van (een) seksuele gedraging(en) waarbij (een) persoon/personen is/zijn betrokken die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, openlijk tentoon heeft gesteld en/of verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, welke afgebeelde seksuele gedraging(en) (onder meer) bestaan uit:
- (een) geheel/gedeeltelijk ontklede minderjarige(n) die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, die op een dusdanige wijze poseert/poseren dat diens/hun geslachtsdeel nadrukkelijk in beeld wordt gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken en/of die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf en/of een of meer andere personen verrichten/ondergaan, te weten (ondermeer)
- (afbeelding ) een naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar die wijdbeens achterover zit, waardoor een gedeelte van haar vagina duidelijk zichtbaar is en haar handen net onder haar borsten heeft en/of
- (afbeelding) een, op een met een topje bedekte borst na, geheel naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar die op haar knieën zit en waarvoor een naakte man staat waarvan een gedeelte van een penis zichtbaar is en/of
- (afbeelding ) een geheel naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar die in een voor haar leeftijd niet natuurlijke pose op een bank is afgebeeld waarbij een klein gedeelte van haar vagina zichtbaar is en/of
- (afbeelding) een naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen de 11 en 13 jaar die in haar mond een penis van een volwassen man heeft en/of
- (afbeelding ) een meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar, gekleed in een klein topje, die haar rokje omhoog heeft geschoven, waardoor haar vagina zichtbaar is en ter hoogte van haar vagina het hoofd van een volwassen man zichtbaar is die zijn uitgestoken tong ter hoogte van de vagina van het meisje heeft en/of
- enkele afbeeldingen van verdachtes geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige dochter [slachtoffer] (geboren op 21 december 1991) waarop haar borsten nadrukkelijk in beeld wordt/worden gebracht.
2. Het onderzoek ter terechtzitting.
De zaak is laatstelijk op 7 juli 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer]. De benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. A.M. Tromp, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2.000,00 (als voorschot) zal worden toegewezen, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissingen inzake het bewijs en de motivering daarvan.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is in 1997 gescheiden van zijn toenmalige echtgenote. Na de scheiding heeft verdachte vanaf 5 juni 1997 tot 1 mei 2000 in (woonplaats) gewoond. Per 1 mei 2000 is verdachte verhuisd naar (woonplaats). Daar heeft verdachte gewoond tot mei 2006. Sinds mei 2006 woont verdachte in (woonplaats).
Verdachte heeft een dochter genaamd [slachtoffer]. [slachtoffer] is geboren op
21 december 1991. [slachtoffer] verbleef tot haar veertiende in beginsel door de week bij haar moeder en in de weekenden bij verdachte. Vanaf haar veertiende verbleef [slachtoffer] in beginsel door de week bij verdachte en in de weekenden bij haar moeder.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt in aanvulling op de genoemde vaststaande feiten het volgende, dat ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Kort nadat verdachte naar (woonplaats) was verhuisd, heeft verdachte in de woonkamer van zijn woning op de bank de vagina van [slachtoffer] betast. Verdachte is daarbij met zijn vingers tussen de schaamlippen van [slachtoffer] gegaan en heeft aan haar clitoris gezeten.
Toen [slachtoffer] negen jaar was, heeft verdachte met zijn penis langs haar clitoris gewreven.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich, onder verwijzing naar recente jurisprudentie, op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gepenetreerd toen zij de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zodat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank legt het begrip “vagina” zoals in de tenlastelegging omschreven, uit als het gehele vrouwelijke geslacht, dat bestaat uit de vulva, schaamlippen en clitoris, en de schede. De rechtbank leest de “vagina” dus niet als de anatomische omschrijving die beperkter is en waarmee alleen de schede wordt bedoeld. Conform bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad omvat de term “seksueel binnendringen van het lichaam”, gelet op de tekst en de strekking van die term, zoals deze in het licht van de wetsgeschiedenis moet worden geïnterpreteerd, ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking. Het passeren van de schaamlippen om de clitoris te betasten dan wel over de clitoris te wrijven is een seksuele handeling die als een ingrijpende aantasting van de lichamelijke integriteit wordt ervaren en als seksueel binnendringen van het lichaam kan worden aangemerkt als bedoeld in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop acht de rechtbank het niet bepalend of verdachte met zijn penis en/of zijn vingers al dan niet in de schede van [slachtoffer] is geweest. Ook in het geval van het betasten van de clitoris en het wrijven over de clitoris, waarbij de schaamlippen zijn gepasseerd, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van seksueel binnendringen van het lichaam.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Op basis van de vaststaande feiten, een en ander in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt in aanvulling op de genoemde vaststaande feiten het volgende, dat ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in november 2007 in (woonplaats) zijn penis en zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] gebracht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, in die zin dat op basis van de verklaring van [slachtoffer] kan worden bewezen dat verdachte meermalen in de ten laste gelegde periode zijn penis en/of zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte eenmaal zijn penis en zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht, te weten in de maand november 2007.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte toen zij 12 of 13 jaar was op de bank [de rechtbank begrijpt: in de woonkamer van de woning van verdachte in [woonplaats]] zijn penis in haar vagina heeft gebracht. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte in de maand november 2007 op twee avonden, te weten op 19 en 20 november of 26 en 27 november, op de bank in de woonkamer van de woning van verdachte in [woonplaats] zijn vinger en zijn penis in haar vagina heeft gebracht.
[slachtoffer] heeft in haar verklaring zeer gedetailleerd verteld wat er op deze drie momenten is gebeurd. De rechtbank ziet in het verhandelde ter terechtzitting geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] ter zake afgelegde verklaring en acht deze verklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Op basis van de vaststaande feiten en de hiervoor weergegeven verklaring van [slachtoffer], een en ander in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt in aanvulling op de genoemde vaststaande feiten het volgende, dat ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op meerdere tijdstippen in de periode van de maand juni 1997 tot en met 1 juni 2006 te [woonplaats], gemeente Gendringen, en/of [woonplaats], gemeente Doetinchem, en/of op
20 november 2007 of 27 november 2007 te [woonplaats], gemeente Overbetuwe, ontucht gepleegd met [slachtoffer]. De door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen bestonden uit het brengen van zijn penis tegen de billen en anus van [slachtoffer] en/of het spreiden van de schaamlippen van [slachtoffer] en/of het wrijven met zijn penis langs de clitoris van [slachtoffer] en/of het gaan met zijn tong over de schaamlippen en clitoris van [slachtoffer] en/of het betasten van de borsten van [slachtoffer] en/of het met haar ontblote onderlichaam laten zitten van [slachtoffer] op zijn ontblote penis.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 3 ten laste gelegde, met inbegrip van het laten likken en/of aftrekken en/of vasthouden van de penis van verdachte door [slachtoffer], wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn penis heeft laten likken en/of aftrekken en/of vasthouden door [slachtoffer].
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in [woonplaats] aan de penis van verdachte heeft gelikt en zij, terwijl ze de penis van verdachte vasthad, haar hand op en neer heeft bewogen.
De rechtbank ziet in het verhandelde ter terechtzitting geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring van [slachtoffer] en acht deze verklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Op basis van de vaststaande feiten en de hiervoor weergegeven verklaring van [slachtoffer], een en ander in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode van 21 december 2005 tot en met 25 maart 2008 te [woonplaats] en/of [woonplaats] een gegevensdrager in bezit gehad. Deze gegevensdrager betrof een harde schijf die afkomstig was van een laptop, die kapot was gegaan. Verdachte heeft de laptop weggedaan, maar heeft de harde schijf bewaard. Op deze gegevensdrager stonden onder meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij personen waren betrokken die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt. Die afgebeelde seksuele gedragingen bestonden onder meer uit:
- (afbeelding ) een naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar dat wijdbeens achterover zit, waardoor een gedeelte van haar vagina duidelijk zichtbaar is en haar handen net onder haar borsten heeft en
- (afbeelding) een, op een met een topje bedekte borst na, geheel naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar dat op haar knieën zit en waarvoor een naakte man staat waarvan een gedeelte van een penis zichtbaar is en
- (afbeelding ) een geheel naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar dat in een voor haar leeftijd niet natuurlijke pose op een bank is afgebeeld waarbij een klein gedeelte van haar vagina zichtbaar is en
- (afbeelding ) een naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen de 11 en 13 jaar dat in haar mond een penis van een volwassen man heeft en
- (afbeelding) een meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar, gekleed in een klein topje, dat haar rokje omhoog heeft geschoven, waardoor haar vagina zichtbaar is en ter hoogte van haar vagina het hoofd van een volwassen man zichtbaar is die zijn uitgestoken tong ter hoogte van de vagina van het meisje heeft en
- enkele afbeeldingen van verdachtes geheel of gedeeltelijk ontklede (destijds) 14 of 15 jarige dochter [slachtoffer] (geboren op 21 december 1991) in een sensuele houding.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte met het voor dit misdrijf vereiste opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehandeld. Ter onderbouwing heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte regelmatig pornografisch materiaal downloadde en dat de op de harde schijf aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen moeten worden gezien als “bijvangst”, waarvan verdachte niet op de hoogte was.
Ten aanzien van de op de harde schijf van verdachte aangetroffen afbeeldingen van [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij deze foto’s bewust heeft bewaard, omdat hij deze “niet zomaar bij het oud vuil wilde gooien” . In zoverre verwerpt de rechtbank het verweer.
Met betrekking tot de overige in de tenlastelegging genoemde kinderpornografische afbeeldingen overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de laptop waar het hier om gaat nooit pornografisch materiaal heeft gedownload. Hetgeen door de raadsman van verdachte met betrekking tot “bijvangst” heeft aangevoerd, vindt reeds hierin zijn weerlegging. Op de van de laptop afkomstige harde schijf zijn de in de tenlastelegging genoemde kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie veronderstellender wijs naar voren gebracht dat “iemand anders pornografisch materiaal op zijn laptop heeft bekeken”. De rechtbank acht deze lezing, gelet op de omstandigheid dat in het verhandelde ter terechtzitting geen enkele aanwijzing naar voren is gekomen dat op de laptop door een ander dan verdachte werd gebruikt, zodanig onwaarschijnlijk dat deze terzijde wordt geschoven. De rechtbank houdt het ervoor dat het aangetroffen materiaal, waaronder de in de tenlastelegging genoemde kinderpornografische afbeeldingen, door verdachte op de harde schijf van de laptop is gezet (en vervolgens in de “unallocated clusters” is gezet). Dit betekent dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over het pornografische materiaal en moet hebben geweten dat de in de tenlastelegging genoemde kinderpornografische afbeeldingen op de harde schijf stonden. De rechtbank verwerpt ook overigens het verweer.
3a. De bewezenverklaring.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2000 tot
20 december 2001 te [woonplaats], gemeente Doetinchem, telkens opzettelijk handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, penis of vingers brengen in haar vagina, heeft gepleegd met zijn dochter [slachtoffer], geboren op 21 december 1991, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
2.
hij de periode van 21 december 2003 tot 20 december 2005 en op 19 en 20 november 2007 of 26 en
27 november 2007 te [woonplaats], gemeente Doetinchem of [woonplaats], gemeente Overbetuwe met zijn dochter [slachtoffer] (geboren op 21 december 1991), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger in de vagina van die [slachtoffer];
3.
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van de maand juni 1997 tot en met 01 juni 2006 te [woonplaats], gemeente Gendringen , en/of [woonplaats], gemeente Doetinchem, en/of op 20 november 2007 of
27 november 2007 te [woonplaats], gemeente Overbetuwe, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten zijn dochter [slachtoffer] (geboren op 21 december 1991), bestaande voornoemde ontucht hierin dat verdachte
zijn penis heeft gebracht tegen de billen en anus van voornoemde [slachtoffer] en/of
zijn penis door die [slachtoffer] heeft laten likken en aftrekken en vasthouden
en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gespreiden/of
met zijn penis en/of tong over/langs de clitoris en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] is/heeft gewreven of gegaan
en/of de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
die [slachtoffer] met haar ontblote onderlichaam op zijn ontblote penis heeft laten zitten;
4.
hij in de periode van 21 december 2005 tot en met
25 maart 2008 te [woonplaats], gemeente Doetinchem, en/of [woonplaats], gemeente Overbetuwe een bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij personen zijn betrokken die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt, in bezit heeft gehad, welke afgebeelde seksuele gedragingen (onder meer) bestaan uit:
- - (afbeelding) een naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar die wijdbeens achterover zit, waardoor een gedeelte van haar vagina duidelijk zichtbaar is en haar handen net onder haar borsten heeft en
- (afbeelding ) een, op een met een topje bedekte borst na, geheel naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar die op haar knieën zit en waarvoor een naakte man staat waarvan een gedeelte van een penis zichtbaar is en
- (afbeelding) een geheel naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar die in een voor haar leeftijd niet natuurlijke pose op een bank is afgebeeld waarbij een klein gedeelte van haar vagina zichtbaar is en
- (afbeelding ) een naakt meisje met een geschatte leeftijd tussen de 11 en 13 jaar die in haar mond een penis van een volwassen man heeft en
- (afbeelding) een meisje met een geschatte leeftijd tussen 11 en 13 jaar, gekleed in een klein topje, die haar rokje omhoog heeft geschoven, waardoor haar vagina zichtbaar is en ter hoogte van haar vagina het hoofd van een volwassen man zichtbaar is die zijn uitgestoken tong ter hoogte van de vagina van het meisje heeft en
- enkele afbeeldingen van verdachtes geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige dochter [slachtoffer] (geboren op 21 december 1991)
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren, heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar. Feiten of omstandigheden welke zijn strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten, zijn niet aannemelijk geworden.
6. De motivering van de op te leggen straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode stelselmatig ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, gepleegd met zijn minderjarige dochter. Verdachte heeft daarbij ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn dochter in hem stelde, hetgeen te meer klemt nu zijn dochter zich in een afhankelijke positie ten opzichte van hem bevond en weinig weerbaar was en de ontucht heeft plaatsgevonden in de huiselijke sfeer, zijnde een plaats waar een kind veilig en beschermd moet kunnen opgroeien. Verdachte heeft door zijn bewezen verklaarde handelen de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn dochter ernstig aangetast. Dat dergelijke feiten ook de rechtsorde ernstig schokken - ook nog na een lang tijdsverloop - moge bekend zijn. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het vorenstaande en met het oog op de generale preventie niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. De rechtbank acht oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, zoals dit door de raadsman van verdachte is betoogd, dan ook niet op zijn plaats.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van
15 juni 2010 niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het zich in het dossier bevindende voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 24 juli 2009, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker. De rechtbank ziet, gelet op deze rapportage en de mededelingen van verdachte ter terechtzitting hieromtrent, aanleiding om aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde te koppelen.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht de hierna te noemen straf het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De voornoemde benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.500,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat voornoemde benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks (immateriële) schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering in ieder geval tot een bedrag van € 4.000,00 voor toewijzing in aanmerking komt.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 240b, 244, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder
punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (zegge: twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht;
- Veroordeelde dient mee te werken aan een begeleiding/behandeling door forensische psychiatrische polikliniek Kairos te Arnhem, voor zover en voor zolang dit binnen de proeftijd door de behandelaar(s) in samenspraak met de reclassering nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 4.000,00.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], wonende te ([adres], te betalen € 4.000,00 (zegge: vierduizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te ([adres], te betalen € 4.000,00 (zegge: vierduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (zegge: vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mrs. H.P.M. Kester - Bik, voorzitter, J.M. Hamaker en J.F. Beens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2010.
Mr. J.F. Beens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.