ECLI:NL:RBARN:2010:BN2280

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700270-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van valse sleutels en poging tot diefstal

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 augustus 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen dat de prints van beveiligingscamera's uitgesloten moesten worden van bewijs, omdat er geen schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris was verkregen. De rechtbank oordeelde dat de prints rechtmatig waren verkregen en dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten betrouwbaar was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met mededaders, op slinkse wijze bankpassen had gestolen van vaak oudere slachtoffers door hun pincode te achterhalen en hen vervolgens om hulp te vragen bij het wisselen van geld. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en poging tot diefstal. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

+
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/700270-10
Data zittingen : 27 april 2010 en 20 juli 2010
Datum uitspraak : 3 augustus 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 20 november 1980 te Lipova,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2009 tot en met
04 december 2009 te Groesbeek en/of te Panningen en/of te Cuijk en/of te Grave en/of te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij1]) heeft weggenomen een bankpas (ING, banknummer [x]) (zaak 4) en/of
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij2] heeft weggenomen een bankpas (Rabobank)
(zaak 8) en/of
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij3]) heeft weggenomen een bankpas (Rabobank, banknummer [x]) (zaak 14) en/of
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij4]) heeft weggenomen een bankpas (ING, banknummer [x]) (zaak 15) en/of
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij5]) heeft weggenomen een bankpas (ING, banknummer [x]) (zaak 18) en/of
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij6]) heeft weggenomen een of meer bankpassen (ABM-AMRO banknummer(s) [x] en/of [x]) (zaak 19),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5] en/of [benadeelde partij6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2009 tot en met
04 december 2009 te Groesbeek en/of te Panningen en/of te Grave en/of te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat en/of een betaalautomaat (van de Rabobank en/of de ING bank en/of de ABN-AMRO bank) heeft weggenomen
- een of meer geldbedragen (van in totaal 1.250 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of de Rabobank en/of de ING bank en/of de ABN-AMRO bank (zaak 4) en/of,
- een of meer geldbedragen (van in totaal 1.200 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij3] en/of de Rabobank en/of de ING bank en/of de ABN-AMRO bank (zaak 14) en/of
- een of meer geldbedragen (van in totaal 1.200 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij5] en/of de Rabobank en/of de ING bank en/of de ABN-AMRO bank (zaak 18) en/of
- een of meer geldbedragen (van in totaal 2.657,48 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij6] en/of de Rabobank en/of de ING bank en/of de ABN-AMRO bank (zaak 19),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten (een) eerder weggenomen bankpas(sen);
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2009 tot en met
13 augustus 2009 te Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland,
(telkens) ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag en/of een bankpas, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij7] (zaak 1) en/of [benadeelde partij8] (zaak 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), (telkens) aan die [benadeelde partij7] en/of aan die [benadeelde partij8] heeft/hebben gevraagd of hij/zij geld kon(den) wisselen (voor een winkelkarretje) en/of (vervolgens) - toen de portemonnee(s) van die [benadeelde partij7] en/of die [benadeelde partij8] voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) zichtbaar was/waren - een of meer (snelle) handbewegingen in de richting van die portemonnee(s) heeft/hebben gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Het onderzoek ter terechtzitting.
De zaak is laatstelijk op 20 juli 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [benadeelde partij6]. De benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voor-arrest.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 300,00 zal toewijzen, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering zal verklaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissingen inzake het bewijs en de motivering daarvan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 18 juni 2009 tot en met
04 december 2009 te Groesbeek of te Panningen of te Cuijk of te Grave of te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij1]) heeft weggenomen een bankpas (ING, banknummer [x]) (zaak 4) en
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij2] heeft weggenomen een bankpas (Rabobank)
(zaak 8) en
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij3]) heeft weggenomen een bankpas (Rabobank, banknummer [x]) (zaak 14) en
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij4]) heeft weggenomen een bankpas (ING, banknummer [x]) (zaak 15) en
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij5]) heeft weggenomen een bankpas (ING, banknummer [x]) (zaak 18) en
- (uit een portemonnee van [benadeelde partij6]) heeft weggenomen een of meer bankpassen (ABM-AMRO banknummers [x] en [x]) (zaak 19),
toebehorende aan [benadeelde partij1] of [benadeelde partij2] of [benadeelde partij3] of [benadeelde partij4] of [benadeelde partij5] of [benadeelde partij6]
2.
hij op tijdstippen in de periode van 18 juni 2009 tot en met
04 december 2009 te Groesbeek of te Panningen of te Grave of te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat en/of een betaalautomaat (van de Rabobank of de ING bank of de ABN-AMRO bank) heeft weggenomen
- een of meer geldbedragen (van in totaal 1.250 EURO)toebehorende aan [benadeelde partij1] of de Rabobank of de ING bank of de ABN-AMRO bank (zaak 4) en
- een of meer geldbedragen (van in totaal 1.200 EURO)toebehorende aan [benadeelde partij3] of de Rabo-bank of de ING bank of de ABN-AMRO bank (zaak 14) en
- een of meer geldbedragen (van in totaal 1.200 EURO)toebehorende aan [benadeelde partij5] of de Rabobank of de ING bank of de ABN-AMRO bank (zaak 18) en
- een of meer geldbedragen (van in totaal 2.657,48 EURO)toebehorende aan [benadeelde partij6] of de Rabobank of de ING bank of de ABN-AMRO bank (zaak 19),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) telkens de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten (een) eerder weggenomen bankpas(sen);
3.
hij op tijdstippen in de periode van 12 augustus 2009 tot en met
13 augustus 2009 te Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal
telkens ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bankpas toebehorende aan [benadeelde partij7]
(zaak 1)of [benadeelde partij8] (zaak 2)aan die [benadeelde partij7] en aan [benadeelde partij8] heeft/hebben gevraagd of hij/zij geld kon(den) wisselen (voor een winkelkarretje) en/of (vervol-gens) - toen de portemonnee(s) van die [benadeelde partij7] en die [benadeelde partij8] voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) zichtbaar was/waren - een of meer (snelle) handbewegingen in de richting van die portemonnee(s) heeft/hebben gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3a. De bewijsoverwegingen.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Rechtmatigheid prints van verkregen beelden van beveiligingscamera’s
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat voorafgaand aan het opvragen van de beelden van beveiligingscamera’s waar het hier om gaat, uit welke beelden het ras van verdachte kan worden afgeleid, op grond van artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering en het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2010 (LJN BK63331), de officier van justitie van de rechter-commissaris daartoe een schriftelijke machtiging had dienen te vorderen.
Nu deze machtiging in het dossier ontbreekt, moeten de in het dossier aanwezige prints van de bedoelde beelden van de beveiligingscamera’s van het bewijs worden uitgesloten, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak van verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Deze bedoelde prints van beelden van beveiligingscamera’s zijn verkregen op grond van een vordering op de voet van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering.
Het gaat hier om de vraag of bij deze prints/beelden sprake is van zogeheten gevoelige gegevens, gegevens die betrekking hebben op “iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging”.
Naar het oordeel van de rechtbank verschilt de onderhavige strafzaak op essentiële punten van de kwestie die aan de orde was in het door de raadsman van verdachte genoemde arrest van de Hoge Raad. Het gaat immers om beelden die (anders dan in het geval van voornoemd arrest) niet aan de desbetreffende supermarkt dan wel bank uit hoofde van hun werkzaamheden waren toevertrouwd, maar om opnames van beveiligingscamera's waarvan de aanwezigheid op allerlei plekken in de publieke ruimte en in het bijzonder bij pinautomaten en supermarkten van algemene bekendheid is. Om meer of anders dan een foto- of videoregistratie van de (bij een duidelijke opname voor het bewijs bruikbare) fysionomie van degene die een supermarkt heeft bezocht of voor een bepaalde geldtransactie van een pinautomaat gebruik heeft gemaakt, gaat het hier niet. Van een (aan de beelden of de opnamen daarvan) voorafgegane verwerking van gevoelige persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 Wet bescherming persoonsgegevens, is bij deze registratie geen sprake geweest. Het verbod van artikel 18 van die wet doet zich (daarom) evenmin gelden. Het beeldmateriaal in kwestie kon daarom op de voet van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering worden gevorderd en kan en mag om die reden voor het bewijs worden gebruikt en de rechtbank doet dat. Aan deze prints/beelden kleeft dan ook geen gebrek, omdat ze zonder de machtiging van de rechter-commissaris zijn verkregen. De rechtbank volgt daarmee het standpunt, zoals neergelegd in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 3 juni 2010 (LJN BM6941) en verwerpt het verweer.
De herkenning van verdachte en/of diens mededaders
In het dossier bevinden zich prints van beeldopnamen van supermarkten en pinautomaten, waarop verdachte zou zijn afgebeeld en die het bewijs zouden vormen van diens betrokkenheid bij de afzonderlijke zaken. Van de zijde van de verdediging is betoogd dat deze prints van dermate slechte kwaliteit zijn dat daarop nooit een herkenning kan zijn gebaseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank moet iedere, afzonderlijke voor het bewijs te bezigen print wor-den bekeken of deze kan dienen als aanknopingspunt voor herkenning. Daarbij is mede van belang de wijze waarop de herkenning heeft plaatsgevonden. In totaal hebben zich vier verbalisanten bezig gehouden met de vraag of de persoon op de gewraakte afbeeldingen al dan niet verdachte is. De verbalisanten geven telkens gemotiveerd hun bevindingen dienaangaande. Twee van hen hebben de verdachte verhoord en zijn uit dien hoofde bekend met zijn gezicht en verschijningsvorm. Wanneer zij twijfelen dienaangaande, wordt dat ook kenbaar gemaakt. De rechtbank is zich ervan bewust dat het hierbij gaat om een enkelvoudige fotoconfrontatie. Voor het oordeel dat het verdachte is die betrokken is bij de afzonderlijke zaken, wordt, naast de herkenning door de verbalisanten, steun gevonden in de op hoofdlijnen telkens overeenstemmende werkwijze, zoals hieronder nader uit de doeken wordt gedaan. Ook worden op sommige prints medeverdachten herkend en door de verbali-santen met naam en toenaam genoemd. Van belang is voorts nog dat verdachte ten aanzien van één van de prints bij de politie aanvankelijk onomwonden heeft toegegeven dat hij zichzelf heeft herkend. Al met al acht de rechtbank de herkenning van verdachte door de onderscheiden verbalisanten betrouwbaar.
Modus operandi
Uit de bewijsmiddelen volgt de navolgende door verdachte en zijn mededader(s) gebezigde werkwijze. Door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wordt bij een door (vaak ouder) iemand uitgevoerde (geld)transactie getracht de pincode van die persoon te achterhalen, door mee te kijken wanneer die persoon de pincode intoetst. Vervolgens wordt door verdachte of één van zijn mededaders aan die persoon gevraagd of die persoon een muntstuk van € 1,00 of € 2,00 kan wisselen. Op het moment dat die persoon de portemonnee tevoorschijn haalt, wordt deze door verdachte of één van zijn mededaders op getructe wijze afgeschermd, waarna een of meer bankpassen van die persoon door verdachte of één van zijn mededaders uit die portemonnee wordt/worden ontvreemd. Direct hierna wordt door verdachte en/of één van (of meer) van zijn mededaders (succesvol) gepoogd geld van de bankrekening(en) van die persoon op te nemen. De omstandigheid dat deze modus operandi in alle ten laste gelegde zaken telkens nagenoeg gelijk is, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Medeplegen
Gelet op de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, zoals deze blijken uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, een en ander bezien in onderlinge samenhang en in (tijds)verband, is de rechtbank, anders dan door de verdediging is betoogd, van oordeel dat verdachte door aldus te handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde zaken en dat er sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, gericht op het stelen van bankpassen en het vervolgens opnemen van geldbedragen van de bij die bankpassen behorende bankrekeningen, dat van medeplegen kan worden gesproken.
Poging
Ten aanzien van het met betrekking tot zaak 1 gevoerde verweer, overweegt de rechtbank dat de bankpas van aangever [benadeelde partij7] zich op het moment dat verdachte deze in diens hand had niet reeds buiten de feitelijke heerschappij van [benadeelde partij7] bevond, hetgeen wordt onderstreept door het feit dat de aangever deze pas weer heeft teruggepakt, zodat er geen sprake is geweest van wegneming van die bankpas door verdachte als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt mitsdien dit verweer.
Overige verweren
De rechtbank is ten aanzien van de overige door de verdediging gevoerde verweren, strekkende tot vrijspraak van onder 1, 2 en 3 het ten laste gelegde, van oordeel dat deze worden weersproken door de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar. Feiten of omstandigheden welke zijn strafbaarheid zouden opheffen of uit-sluiten, zijn niet aannemelijk geworden.
6. Op te leggen straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte en zijn (deels wisselende) mededaders hebben in onderlinge samenwerking bij een groot aantal pinnende mensen de pincode afgekeken om vervolgens, met een (wissel)truck de pinpassen van die mensen afhandig te maken, althans dit te proberen. Met de aldus verkregen pas en code hebben ze grote geldbedragen van de bankrekeningen van die mensen gestolen. De wijze van gecoördineerd samenwerken, het raffinement waarmee werd gehandeld en het grote aantal van de diefstallen wijzen op een grote mate van professionaliteit. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen op slinkse en verwerpelijke wijze misbruik gemaakt van de hulpvaardigheid van (vaak oudere) personen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. De hinder en schade bij de slachtoffers is groot en ook maatschappelijk leidt dit soort handelen tot onrust. De bereidheid van het publiek om onbekenden terwille te zijn en te helpen wordt door dit soort misbruik ondermijnd. Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet hierop en met het oog op de generale en speciale pre-ventie niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 30 maart 2010 niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar ge-maakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank acht de hierna te noemen, van de eis van de officier van justitie afwijkende, straf het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
6a. De beoordeling van de civiele vordering.
De benadeelde partij [benadeelde partij6] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 629,30.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 300,00. Dit betreft het deel van het onrechtmatig gepinde geld dat niet door de bank is vergoed. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Voor het overige houdt de vordering onvoldoende direct verband met de bewezen verklaarde feiten (diefstal van de pinpas en van het geld). In zoverre kan de benadeelde partij daarom in haar vorde-ring niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toege-bracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 57 en 311 van het Wet-boek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 (zegge: vijftien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (zegge: vijf) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (zegge: twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij6] toe tot een bedrag van € 300,00.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij6], wonende te [adres], te betalen € 300,00 (zegge: driehonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij6], wonende te [adres], te betalen
€ 300,00 (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zegge: zes) dagen, met dien ver-stande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mrs. F.J.H. Hovens, voorzitter, T.P.E.E. van Groeningen en J.M. Hamaker, in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2010.