ECLI:NL:RBARN:2010:BN4405

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CBnr. 19025
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvullende begroting professionele curator in curatelezaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Arnhem, gedateerd 3 augustus 2010, wordt het verzoek van een curator om een aanvullende begroting voor de tweede helft van 2010 afgewezen. De curator had in de eerste vijf maanden van het jaar al twee derde van het aantal uren dat voor het hele jaar was vastgesteld, gedeclareerd. De kantonrechter, P.A. Huidekoper, oordeelt dat de curator zonder machtiging niet meer tijd kan declareren dan het forfaitaire bedrag dat eerder was vastgesteld. De curator had een beloning van € 1.165,00 exclusief BTW voor het jaar 2010 gekregen, gebaseerd op de aanbevelingen van het LOK. De kantonrechter wijst erop dat de curator geen tijd kan schrijven voor het opmaken van de declaratie en het bestuderen van de beschikking van de kantonrechter, omdat dit niet in lijn is met het gekozen declaratiesysteem.

De kantonrechter merkt op dat de urenspecificatie van de curator niet als specificatie van onkosten kan worden opgevat, omdat deze enkel de tijdsbesteding verantwoordt en niet de werkelijk gemaakte onkosten. De curator had ook kosten gedeclareerd voor communicatie met de professionele bewindvoerder, wat de kantonrechter afkeurt, aangezien deze kosten voor eigen rekening van de curator komen. De kantonrechter concludeert dat de curator niet kan aantonen dat er extra inspanningen nodig waren voor de curandi, en dat de tijd die besteed is aan het samenstellen van de declaratie en het bestuderen van de beschikking niet kan worden gedeclareerd.

De beslissing houdt in dat de curator zijn verzoek om een aanvullende begroting voor het jaar 2010 moet intrekken, en dat hij binnen drie maanden hoger beroep kan instellen als hij het niet eens is met deze beslissing.

Uitspraak

Geachte mevrouw [gemachtigde van bewindvoerder],
Geachte heer [bewindvoerder],
Hierbij reageer ik op de brief van 12 juli 2010 van u, mevrouw [gemachtigde van bewindvoerder], waarin u namens de heer [bewindvoerder] verzoekt om vaststelling van een aanvullende begroting voor de tweede helft van 2010.
Bij uw brief heeft u de brief met bijlagen van 22 juni 2010 van u, mijnheer [bewindvoerder], gevoegd, waarin u instemming vraagt voor het declareren van beloning voor uw optreden als curator van mevrouw [naam curanda].
Om met laatstgenoemde brief te beginnen: u, mijnheer [bewindvoerder], vraagt instemming voor het declareren van 15 uur en 20 minuten werkzaamheden en vergoeding van 130 km reiskosten over de eerste 5 maanden van 2010. Daarnaast vraagt u een nieuwe vaststelling van uw beloning voor het gehele jaar 2010.
Ik breng in herinnering dat ik in mijn brief van 22 februari 2010 uw beloning voor het jaar 2010 als curator heb vastgesteld op € 1.165,00 exclusief BTW en inclusief onkosten en de kosten van de door u ingeschakelde bewindvoerder voor het financieel beheer. Ik merkte daarbij op dat dit het door het LOK aanbevolen tarief was.
In deze brief heb ik vermeld dat u hoger beroep kon instellen, als u het niet eens was met mijn beslissing. Navraag bij het gerechtshof in Arnhem leerde dat u hoger beroep heeft ingesteld. De beslissing op het beroep is nog niet genomen. In deze brief ga ik daarom uit van de situatie die is ontstaan na mijn beschikking van 22 februari 2010.
In een andere curatelezaak (de zaak [X]) heb ik u beiden op 22 juni 2010 gehoord. Bij die gelegenheid heb ik gezegd dat u, mijnheer [bewindvoerder], een aanvullende begroting voor 2010 kon indienen, als u aantoonbaar meer uren dan voor een gemiddelde zaak zou moeten besteden.
Wat mij treft in uw huidige verzoek is dat u - ondanks het feit dat uw beloning op duidelijke wijze was bepaald op een vast bedrag voor het hele jaar - na 5 maanden al twee/derde hebt besteed van het aantal uren waarop uw vaste beloning voor het hele jaar is gebaseerd. U heeft op geen enkele wijze tussen 22 februari (de datum van mijn beschikking) en 22 juni (de zitting waarop ik meedeelde dat u desgewenst een aanvullende begroting kon indienen), of 12 juli 2010 ( de brief van mr [gemachtigde van bewindvoerder]) contact met mij opgenomen en gegevens verstrekt waaruit zou kunnen blijken dat de situatie van curandi acuut extra inspanningen van u vergde. In beginsel moet ik deze manier van werken voor uw eigen risico laten.
Niettemin onderzoek ik nu eerst of ik de door u meegezonden urenspecificatie over de eerste helft van 2010 moet opvatten als specificatie van onkosten, waardoor u aanspraak zou kunnen maken op vergoeding van de werkelijk door u gemaakte onkosten in plaats van de forfaitaire component van € 139 exclusief BTW (zie de aanbevelingen van het LOK op rechtspraak.nl).
Ik meen echter dat ik uw specificatie niet als zodanig kan opvatten.
Het onderscheid dat in het LOK-tarief wordt gemaakt tussen beloning en onkosten, ziet namelijk op het onderscheid tussen de uren die u zelf aan de curatele besteedt en door u aan derden betaalde onkosten. In uw urenspecificatie verantwoordt u uw tijdsbesteding en noemt u slechts één kostensoort: kilometerkosten.
U specificeert op 27 januari 65 km en op 14 april wederom 65 km; bij elkaar dus 130 km. Tegen het door u gehanteerde tarief van € 0,28 per km is dat een bedrag van € 36,40. Geëxtrapoleerd naar een heel jaar, betekent dit dat u niet boven het forfaitaire bedrag voor de onkosten uitkomt.
Verder heeft u bij uw brief een hoeveelheid informatie gevoegd, die ik zonder toelichtende verklaring van uw kant - die ontbreekt - niet kan herleiden tot de noodzaak om in dit geval meer tijd te besteden dan de tijd die nodig is om een gemiddeld curatelegeval te behandelen. Uit de informatie kan ik niet afleiden welke rol u bij de totstandkoming ervan heeft gespeeld en wat het - noodzakelijke - tijdsbeslag is geweest.
De slotsom is dat ik uw verzoek om aanvulling van de reeds toegekende beloning voor het jaar 2010 moet afwijzen.
Overigens maak ik drie opmerkingen.
In de eerste plaats constateer ik met verbazing dat u kennelijk nog steeds meent dat u tijd kunt declareren voor uw contacten met de professionele bewindvoerder, die u de boekhouding laat doen.
In mijn brief van 28 juli 2008 schreef ik daarover - citaat - :
Overigens zie ik dat u 0,5 uur begroot voor contact met de bewindvoerder. Het is uw keus om voor het geldelijk beheer een derde in te schakelen. De daarmee gemoeide communicatie moet u daarom voor eigen rekening nemen. Derhalve schrap ik 0,5 uur curatortijd.
Voor zover mij bekend, heeft u tegen deze beslissing geen hoger beroep ingesteld. Ik handhaaf dit standpunt en voeg daaraan nog het volgende toe.
Door als curator een belangrijk onderdeel van de taak uit te besteden, plukken curandi niet de vruchten van de synergie - in de vorm van tijdwinst, bij voorbeeld doordat geen overleg met de bewindvoerder nodig is - die ontstaat doordat een curator zowel de materiële als de immateriële belangen behartigt.
De extra kosten van deze minder dan optimale organisatie van de belangenbehartiging mag niet ten laste van curandi komen.
In de tweede plaats heb ik bezwaar tegen het declareren van kosten voor het samenstellen van uw declaratie en het verzenden van deze declaratie naar de organisatie die u de boekhouding laat doen (samen 65 minuten). Als u in afwijking van het in dit geval door mij gehanteerde forfaitaire beloningssysteem, uw uren wenst te declareren, kunnen de meerkosten van die systematiek (het samenstellen van de declaratie etc.) niet ten laste van curandi worden gebracht. De beloning voor professionele curatoren moet u zien als bruto omzet, waaruit bedrijfskosten zoals deze moeten worden voldaan voordat het ondernemersinkomen overblijft.
In dit licht kan ik ook de tijd die u schrijft voor het bestuderen van mijn beschikking van 22 februari 2010 inzake uw beloning niet honoreren.
Ten derde kan ik niet toestaan dat u maandelijks een post voor e-mail en postverwerking schrijft, terwijl u daarnaast ook nog de beantwoording van individuele e-mails en brieven opvoert. Zonder verklaring, die ontbreekt, moet ik ervan uitgaan, dat de tijd die is gemoeid met de verwerking van de afzonderlijk genoemde e-mails en brieven al is vergolden met uw vaste - kennelijk forfaitaire - maandelijkse post voor e-mail en postverwerking.
Tot zover heb ik gereageerd op de brief van u, mijnheer [bewindvoerder].
Als antwoord op de brief van u, mevrouw [gemachtigde van bewindvoerder], deel ik mede dat ik om de hiervoor genoemde redenen voor het lopende begrotingsjaar op basis van de aangevoerde informatie geen aanvullende begroting vast stel. De noodzaak daartoe is zonder toelichting, die ontbreekt (zie boven), niet gebleken.
Naar ik vertrouw, heb ik u beiden hiermee voldoende geïnformeerd.
Indien u het niet eens bent met mijn beslissingen, kunt u binnen drie maanden na heden hoger beroep instellen bij het gerechtshof in Arnhem.
Met vriendelijke groet,
mr. P.A. Huidekoper,
kantonrechter