ECLI:NL:RBARN:2010:BN4406

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
4273, 4400 , 4500, 32324 en 32298
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over eindverantwoording door bewindvoerder met betrekking tot beschermingsbewind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 20 juli 2010 uitspraak gedaan naar aanleiding van een klacht van opvolgend bewindvoerder B over de eindverantwoording van beschermingsbewindvoerder A. De klacht betreft onder andere de betrouwbaarheid van de door A ingediende periodieke verantwoordingen over 2009. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het vertrouwen in de door A ingediende verantwoordingen is aangetast door het indienen van twee totaal verschillende rekeningen en verantwoordingen (R&V's). Hierdoor is de kantonrechter van mening dat A een gewijzigde eindverantwoording moet indienen, en dat een op kosten van A door een registeraccountant opgemaakt rapport moet worden ingediend over vijf willekeurig gekozen zaken waarin A als bewindvoerder of curator is benoemd. Dit rapport moet onder andere antwoord geven op de vraag of de ingediende R&V's een getrouw beeld geven van de onderliggende boekhouding.

De kantonrechter heeft verder geconstateerd dat de inkomsten van de rechthebbende enige tijd op de bedrijfsrekening van A zijn ontvangen, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de klachtonderdelen 1, 2, 4, 6 en 7 gegrond zijn verklaard. A wordt veroordeeld tot terugbetaling van een te veel geïnde beloning van € 87,80 aan de rechthebbende. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de zorgpremie niet altijd is betaald, terwijl er wel extra geld aan de rechthebbende is uitgekeerd. De klacht over het niet afsluiten van andere verzekeringen is niet gegrond verklaard, omdat dit niet verplicht is en er geen financiële ruimte voor was.

De kantonrechter heeft de beoordeling van enkele klachtonderdelen aangehouden tot het accountantsonderzoek is uitgevoerd. De betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof in Arnhem.

Uitspraak

Geachte heer [naam bewindvoerder],
In deze brief behandel ik de klacht van de opvolgend bewindvoerder over het vermogen van mevrouw [rechthebbende A] met betrekking tot de door [naam werkmaatschappij bewindvoerder] afgelegde eindverantwoording, neergelegd in zijn brief van 7 december 2009, ontvangen 21 december 2009.
Bij de beoordeling betrek ik uw mondelinge reactie op de klacht tijdens de zitting van 1 april 2010, waarvan de griffier aantekening heeft gemaakt, alsmede uw brief van gelijke datum, die u mij ter zitting heeft overhandigd. Verder sla ik acht op de brief van de opvolgend bewindvoerder van " 7 december 2009" [kennelijk is bedoeld een datum tussen 1 april en 14 mei 2010] met bijlagen, uw reactie van 14 mei 2010 met bijlagen en het commentaar van de opvolgend bewindvoerder van 17 juni 2010 met bijlagen.
Op 8 juli 2010 is de klacht mondeling behandeld in aanwezigheid van u, als directeur van [naam werkmaatschappij], en de directeur van de opvolgend bewindvoerder. De aantekeningen van de griffier bevinden zich bij de stukken.
Bij beschikking van 4 december 2008 is [naam werkmaatschappij bewindvoerder] benoemd tot bewindvoerder van het vermogen van mevrouw [rechthebbende A]. Bij beschikking van 1 oktober 2009 is [naam werkmaatschappij bewindvoerder] ontslagen als bewindvoerder en is [naam opvolgend bewindvoerder]. als opvolgend bewindvoerder benoemd.
Naar aanleiding van de door [naam werkmaatschappij] opgemaakte eindrekening en verantwoording heeft de opvolgend bewindvoerder een aantal klachten geformuleerd, waarvan na twee schriftelijke discussierondes de volgende ter beoordeling zijn gebleven.
1. De opgegeven inkomsten en uitgaven kloppen niet.
2. Aan bewindvoerdersbeloning is een te hoog bedrag in rekening gebracht.
3. Het als betaalde huur opgenomen bedrag klopt niet.
4. De zorgpremie is niet steeds betaald, terwijl wel extra geld aan rechthebbende is uitgekeerd.
5. Er zijn geen verdere verzekeringen voor rechthebbende afgesloten.
6. De inkomsten en uitgaven zijn enige tijd via de bedrijfsrekening van [naam werkmaatschappij] gelopen.
7. Er is geen bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de bewindvoering.
Hierna worden deze klachten beoordeeld.
ad 1 en 6. In de rekening en verantwoording (verder: R&V) van 1 december 2009 heeft [naam werkmaatschappij] als inkomen over de periode dat zij het beheer feitelijk uitoefende (april - november 2009) opgegeven: € 6.840,06 en als uitgaven: € 6.957,74. Nadat de opvolgend bewindvoerder staande had gehouden dat deze bedragen niet klopten, heeft [naam werkmaatschappij] bij brief van 14 mei 2010 een geheel nieuwe R&V over dezelfde periode overgelegd. Daaruit blijkt dat de inkomsten in die periode bedroegen: € 9.648,04 en de uitgaven: € 9.777,46.
Als verklaring heeft [naam werkmaatschappij] ter zitting gegeven dat de eerste R&V is opgemaakt door een nog onervaren medewerker en dat gedurende een deel van de bewindsperiode de inkomsten van rechthebbende uit angst voor beslag zijn ontvangen op de bedrijfsrekening van [naam werkmaatschappij]. Dat had verwarring gegeven. Deze bedrijfsrekening was overigens ook ten behoeve van enkele andere cliënten met beschermingsbewind gebruikt.
(A) De kantonrechter is zeer verontrust over deze gang van zaken. Angst voor beslag, noch enige andere omstandigheid, kan reden zijn om gelden van personen met beschermingsbewind via de bedrijfsrekening van de bewindvoerder te laten lopen. Door vermenging zijn de gelden potentieel object voor beslag door crediteuren van niet alleen de bewindvoerder maar ook van medeclienten wier geld eveneens op die rekening staat. Daarnaast is het saldo van de rekening eigendom van de naamhouder. Last but not least is het in strijd met de wet.
De onderdelen 1 en 6 van de klacht zullen daarom gegrond worden verklaard.
(B) Door het inleveren van twee totaal verschillende R&V's is het vertrouwen van de kantonrechter in de betrouwbaarheid van alle - zonder voorbehoud - door [naam werkmaatschappij] ingediende R&V's aangetast.
In verband met de beoordeling van deze en andere door [naam werkmaatschappij] over 2009 ingediende R&V's zal de kantonrechter [naam werkmaatschappij] - en haar directeur in die gevallen waarin deze persoonlijk als bewindvoerder is benoemd - in de gelegenheid stellen om een op haar, respectievelijk zijn kosten door een Register Accountant opgemaakt rapport over te leggen, waarin deze een oordeel geeft over de juistheid van de ingeleverde R&V's over 2009 van een vijftal door de kantonrechter aan te wijzen personen met beschermingsbewind. De vragen betreffen enerzijds de vraag of op enkele aangeduide punten de R&V een gertrouw beeld geeft van de onderliggende boekhouding en anderzijds enkele vragen van de wijze waarop het bewind is gevoerd. De vragen worden aan het eind van deze brief/beschikking vermeld.
De beoordeling van deze klachten wordt aangehouden.
ad 2. Uit de stukken blijkt dat na het ontslag per 1 oktober 2009 [naam werkmaatschappij] nog tot eind november 2009 feitelijke beheershandelingen heeft verricht, totdat het dossier aan de opvolgend bewindvoerder is overgedragen.
Als niet bij de branchevereniging BPBI aangesloten professioneel bewindvoerder, kon [naam werkmaatschappij] over de maand december 2008 een beloning van € 63,75 en een bedrag voor de intake van € 348,- in rekening brengen. Voor de periode van januari tot en met november 2009 kon zij als beloning € 11 x € 65,63 = € 721,93 berekenen. Bij elkaar is dat € 1.133,68 exclusief BTW of € 1.349,08 inclusief BTW. Nu [naam werkmaatschappij] een bedrag van € 1.436,88 heeft gedeclareerd, heeft zij € 87,80 te veel in rekening gebracht.
De klacht is gegrond en [naam werkmaatschappij] zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan rechthebbende van € 87,80 .
ad 3. Klager berekende de huur over de periode dat het bewind van [naam werkmaatschappij] heeft geduurd - anders dan [naam werkmaatschappij] in eerste instantie had opgegeven - op een totaal van € 3.500,-. Na de indiening van de tweede R&V stelde [naam werkmaatschappij] dat de huurbetalingen volgens de bankafschriften € 3.503,11 bedroegen. Klager stelt dat zij op grond van de bankafschriften uitkomt op een totaal van € 3.246,-.
Zonder nader onderzoek kan de kantonrechter dit onderdeel niet beoordelen.
Het eerder genoemd accountantsonderzoek moet opheldering geven.
ad 4. [naam werkmaatschappij] heeft verklaard dat in de betrokken periode een bedrag van € 927,20 aan zorgpremie betaald had moeten worden. In werkelijkheid was een bedrag van € 402,75 betaald, omdat "door extra uitgaven naar mevrouw . toe" er niet altijd voldoende banksaldo was geweest.
Uit de gebruikte formulering blijkt dat het gebrek aan banksaldo is ontstaan door keuzen die de bewindvoerder heeft gemaakt.
De zorgpremie is een uitgavenpost waarvoor in het geval van rechthebbende, aanspraak bestaat op zorgtoeslag. Voorwaarde voor de toeslag is dat de kosten daadwerkelijk worden gemaakt. Verder betreft het een wettelijk verplichte verzekering.
De kantonrechter kan daarom de keuzen die de bewindvoerder heeft gemaakt - zonder nadere toelichting, die echter niet is gegeven - niet goedkeuren. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.
ad 5. Andere verzekeringen dan de zorgverzekering zijn voor rechthebbende niet afgesloten.
Klager merkt op dat hem niet duidelijk is, waarom, ook na de eerste paar maanden, geen andere verzekeringen zijn afgesloten.
De kantonrechter begrijpt dat klager onder andere een wettelijke aansprakelijkheid personen of een inboedelverzekering op het oog heeft.
Nu dit geen verplichte verzekeringen zijn, kan de kantonrechter billijken dat deze niet worden afgesloten, indien daarvoor onvoldoende budget aanwezig is. Niet is gebleken dat er financiële ruimte voor dergelijke verzekeringen aanwezig is geweest.
De klacht is daarom niet gegrond.
ad 7. Volgens verklaring van [naam werkmaatschappij] kon geen bijzondere bijstand terzake haar bewindvoerdersvergoeding worden aangevraagd, omdat de inkomsten van rechthebbende niet werden ontvangen op een bankrekening op haar naam, maar op de bedrijfsrekening. Tijdens de zitting van 8 juli 2010 was de bijzondere bijstand nog niet aangevraagd en dat was toen ook niet meer mogelijk.
De kantonrechter begrijpt dat rechthebbende in de situatie verkeerde dat een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het beschermingsbewind (de bewindvoerdersbeloning) zonder twijfel zou zijn gehonoreerd. De aanvraag van de bijstand kon echter niet worden gedaan, omdat rechthebbende niet door middel van afschriften van een op haar naam gestelde bankrekening over de voorgaande drie maanden haar inkomen kon aantonen.
Naar de mening van de kantonrechter onderstreept deze wijze van beheer hetgeen al is opgemerkt bij de beoordeling van het eerste klachtonderdeel onder (A). Zie hiervoor.
De klacht is gegrond. Doordat rechthebbende schade heeft geleden door het uitblijven van een zekere vergoeding van haar kosten, veroordeelt de kantonrechter [naam werkmaatschappij] tot vergoeding aan rechthebbende van de daardoor ontstane schade, die wordt begroot op het bedrag dat rechthebbende zou hebben ontvangen als bijzondere bijstand bij tijdige aanvraag daarvan. (artikel 1: 445, lid 4, jo 362 BW)
Samengevat luidt deze uitspraak:
- de klachtonderdelen 1, 2, 4, 6 en 7 zijn gegrond;
- [naam werkmaatschappij] wordt veroordeeld tot terugbetaling aan rechthebbende van € 87,80;
- klachtonderdeel 5 is niet gegrond;
- ten aanzien van klachtonderdelen 3 en 6 moet een accountantsonderzoek aanwijzen wat de feiten zijn; de nadere beoordeling van deze onderdelen wordt aangehouden;
- [naam werkmaatschappij bewindvoerder] en haar directeur moeten binnen 3 maanden na de datum van deze brief/beschikking een op hun kosten gemaakt rapport van een register accountant (RA) indienen;
in dit rapport dient de register account antwoord te geven op de volgende vragen over de ingeleverde R&V's over 2009 van een vijftal hierna aangewezen personen met beschermingsbewind:
(1) geeft de ingediende R&V over 2009 een getrouw beeld van de onderliggende financiële administratie op de volgende punten:
(a) het totaal van de uitgaven, in het bijzonder de post huur,
(b) de geïncasseerde bewindvoerdersbeloning,
(c) het totaal van de schulden;
daarnaast zijn er de volgende vragen:
(2) is - indien de betrokken cliënt recht had op bijzondere bijstand voor de beloning van de bewindvoerder of op enige andere toeslag, tegemoetkoming, teruggave of kwijtschelding - deze tijdig door de bewindvoerder aangevraagd en heeft de bewindvoerder desgevraagd tijdig de door betrokken instantie gevraagde nadere gegevens of stukken verstrekt?
(3) zijn alle ten gunste van de betrokkene komende gelden steeds ontvangen en doorlopend (dus tot aan het moment van de overmaking op de rekening van een crediteur) aangehouden op een of meer bankrekeningen die uitsluitend op zijn eigen naam waren gesteld met vermelding: "[naam werkmaatschappij], c.q. [naam bewindvoerder], bewindvoerder" of soortgelijke aanduiding (dus niet een en/of rekening, "inzake"-rekening, derdengelden rekening of tussenrekening)?;
(4) is buiten de reeds genoemde onderwerpen sprake van enige onregelmatigheid in de boekhouding of het bewind?
Het onderzoek omvat de periode gedurende welke het bewind in het jaar 2009 feitelijk (dat wil zeggen vanaf het feitelijke begin tot aan de feitelijke afsluiting) heeft geduurd en betreft beschermingsbewinden waarin hetzij [naam werkmaatschappij] hetzij de heer [naam bewindvoerder] als bewindvoerder optraden;
De kantonrechter wijst voor het onderzoek het bewind van de vermogens van de volgende personen aan:
[namen van rechthebbende A en 4 anderen]
Ter informatie ontvangt klager een kopie van deze brief/beschikking.
Indien [naam werkmaatschappij] of u of klager het niet eens is met deze beschikking kunt u binnen 3 maanden door een advocaat hoger beroep laten instellen bij het gerechtshof in Arnhem.
Met vriendelijke groet,
mr. P.A. Huidekoper,
kantonrechter