ECLI:NL:RBARN:2010:BN4429

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900283-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing door meerdere personen met bedreiging en geweld tijdens een overval op een winkel

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 19 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 januari 2010 samen met twee mededaders een overval heeft gepleegd op een winkel in Zevenaar. De verdachte is beschuldigd van afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Tijdens de overval droegen de daders bivakmutsen en werd er een pistool getoond aan de caissières, die onder bedreiging geld moesten afgeven. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het primair tenlastegelegde feit had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hoofdtenlastelegging, maar veroordeelde hem wel voor het subsidiair tenlastegelegde feit van afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief een ambulante behandeling. De rechtbank overwoog dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de overval, ondanks dat hij bij de deur was blijven staan. De rechtbank vond dat de verdachte zich niet had gedistantieerd van het gebruik van het wapen en dat hij juridisch aansprakelijk was voor de afpersing. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen, maar oordeelde dat dit niet kon rechtvaardigen dat hij een supermarkt overviel. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij schadevergoeding werd toegewezen voor immateriële schade en gederfde uren.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900283-10
Datum zitting : 5 augustus 2010
Datum uitspraak : 19 augustus 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 3 juni 1976 te 's-Hertogenbosch,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in : PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Arnhem.
Raadsman : mr. B.G.M. Frencken, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2010 te Zevenaar tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam winkelbedrijf], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of één van zijn mededaders, met (een) bivakmuts(en) op/over zijn/hun
hoofd(en) de winkel van [naam winkelbedrijf] zijn binnengegaan en aldaar een pistool,
althans een op een pistool gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of
gericht heeft/hebben gehouden op die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] en/of
daarbij die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] dreigend de woorden heeft/hebben
toegevoegd: "Overval, overval, doe die la open, opschieten." en/of "Geld
pakken, la open, opschieten." en/of "Ik wil geld, geld." en/of "Geld, geld,
geld.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 13 januari 2010 te Zevenaar tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft gedwongen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan winkelbedrijf [naam winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één van zijn mededaders, met
(een) bivakmuts(en) op/over zijn/hun hoofd(en) de winkel van [naam winkelbedrijf]
zijn binnengegaan en aldaar een pistool, althans een op een pistool gelijkend
voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden op die
[slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] en/of daarbij die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2]
dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Overval, overval, doe die la
open, opschieten." en/of "Geld pakken, la open, opschieten." en/of "Ik wil
geld, geld." en/of "Geld, geld, geld.", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 5 augustus 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.G.M. Frencken, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Als benadeelde partij hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- [slachtoffer1];
- [slachtoffer2], wettelijk vertegenwoordigd door [naam];
- [slachtoffer3].
De benadeelde partijen zijn ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. A.M. Vloedbeld, acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd en heeft gevorderd dat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij Kairos en/of het meewerken aan schuldhulpverlening.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, waarbij telkens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen stroomstootwapen heeft de officier van justitie gevorderd dat dit wapen zal worden onttrokken aan het verkeer.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Vaststaande feiten
Verdachte heeft op 13 januari 2010, tezamen en in vereniging met zijn twee mededaders, het winkelbedrijf [naam winkelbedrijf] te Zevenaar overvallen met het oogmerk om zichzelf en zijn mededaders wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte en zijn mededaders zijn daarbij de winkel binnen gegaan terwijl zij bivakmutsen/sjaals over hun hoofden/gezichten droegen. Eén van de mededaders heeft vervolgens een pistool gericht en gericht gehouden op [slachtoffer1] en [slachtoffer2]. Daarbij zijn dreigend de woorden toegevoegd: “overval, overval, doe die la open, opschieten” en “geld pakken, la open, opschieten” en “ik wil geld, geld” en “geld, geld, geld”. [slachtoffer2] en [slachtoffer2] hebben vervolgens geld afgegeven aan de overvallers.
Verdachte en zijn mededaders hebben daarmee [slachtoffer2] en [slachtoffer2] door bedreiging met geweld gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan winkelbedrijf [naam winkelbedrijf].
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overval heeft gepleegd en zij acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geweten dat er een wapen zou worden meegenomen en getoond. De verklaring van verdachte dat hij dit niet wist, acht zij ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend de overval te hebben gepleegd, maar ontkent dat hij tevoren wist dat zijn mededader een wapen zou gaan tonen. Verdachte stelt dat hij juist met zijn mededader(s) had afgesproken dat er geen wapen zou worden meegenomen.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte ontkent te hebben geweten dat er bij de overval een wapen zou worden getoond. De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft met twee andere personen een overval gepleegd. Verdachte is tijdens de overval bij de deur van de supermarkt blijven staan, terwijl de andere twee personen naar de kassa’s zijn gelopen om het geld op te eisen. Eén van deze personen heeft vrijwel meteen een wapen getrokken en getoond. Verdachte zag dit, maar heeft op dat moment toch ervoor gekozen bij de deur te blijven staan.
Zelfs als het zo zou zijn geweest dat verdachte op voorhand niets van het wapen heeft geweten en dat zijn mededader tegen de afspraken in een wapen heeft meegenomen, dan nog blijft staan dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd op het moment dat hij zag dat er een wapen werd getrokken. Wanneer verdachte niets met het wapen te maken had willen hebben, had hij toen weg moeten gaan. Door toch ervoor te kiezen bij de deur te blijven staan, is er sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de overvallers die mede het gebruik van het wapen omvat. Dit maakt dat verdachte juridisch aansprakelijk is voor het tonen van het wapen.
Ten aanzien van de kwalificatie van de gepleegde handelingen overweegt de rechtbank dat het geldbedrag uiteindelijk onder bedreiging met geweld door de caissières is afgegeven. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de handelingen van verdachte niet zijn te kwalificeren als diefstal met geweld, maar als afpersing. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken en worden veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 13 januari 2010 te Zevenaar tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk om zich en/of (een)
anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met
geweld [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft gedwongen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld, toebehorende
aan winkelbedrijf [naam winkelbedrijf],welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (één van) zijn mededaders, met
bivakmutsen over hun hoofden de winkel van [naam winkelbedrijf]
zijn binnengegaan en aldaar een pistool, heeft gericht en gericht heeft gehouden op die
[slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] en/of daarbij die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2]
dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Overval, overval, doe die la
open, opschieten." en/of "Geld pakken, la open, opschieten." en/of "Ik wil
geld, geld." en/of "Geld, geld, geld.",
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 25 juni 2010;
• een psychiatrisch onderzoek van het NIFP, gedateerd 11 juni 2010, betreffende verdachte;
• een psychologisch onderzoek van het NIFP, gedateerd 20 juli 2010, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 15 juli 2010, betreffende verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is bij haar eis, zoals weergegeven onder punt 2 van dit vonnis, gebleven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in dit verband betoogd dat zijn cliënt op voorhand geen wetenschap heeft gehad van het gebruik van het wapen en tevens tijdens de overval geen actieve rol heeft vervuld, maar slechts bij de deur heeft gestaan. Naar het oordeel van de raadsman rechtvaardigt deze kleinere rol een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman stelt zich op het standpunt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar passend is. Daarnaast stelt de raadsman dat het van belang is dat verdachte reclasseringscontact krijgt opgelegd.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte heeft samen met anderen een supermarkt in Zevenaar overvallen. Bij die overval is een wapen getoond en dit wapen is op twee caissières gericht. Gelet op de verklaringen van de betrokken caissières, gevoegd bij de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade, hebben zij tijdens de overval doodsangsten uitgestaan. Verdachte heeft daarbij niet alleen die caissières grote vrees aangejaagd, maar ook de klanten die op dat moment nog in de winkel waren angstig gemaakt. Terwijl zij dachten dat zij rustig boodschappen konden doen, moesten zij door de overval de winkel in allerijl via het magazijn verlaten. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan een algemeen gevoel van onveiligheid van die klanten, als ook van de mensen die over dit soort overvallen horen via de media. Dit alles maakt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een ernstig feit, waarvoor enkel een langdurige (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte het feit heeft gepleegd omdat hij financiële problemen had. Verdachte had andere oplossingen moeten zoeken voor zijn financiële problemen in plaats van een supermarkt te overvallen. Dat verdachte deze weg heeft gekozen om problemen op te lossen en daarbij op geen enkele manier heeft nagedacht over de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het personeel van de supermarkt en anderen, neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte geen weet had van de aanwezigheid van het wapen (tot het moment dat het wapen werd getrokken), zodat wordt verzocht hiermee bij de strafmaat rekening te houden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat zijn medeverdachte een wapen had en dat hij ook wist dat zijn medeverdachte dit wapen altijd droeg. Verdachte had ook samen met de medeverdachten de plannen gemaakt voor de overval. Bovendien verklaren beide medeverdachten dat was afgesproken dat het wapen zou worden meegenomen. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er een wapen zou worden getoond en dat dit tegen de afspraak was, onaannemelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte wel degelijk wist dat er een wapen zou worden gebruikt.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat verdachte tijdens de overval een beperkte rol heeft gehad, welke beperkte rol zou moeten worden verdisconteerd in de strafmaat.
De rechtbank overweegt dat verdachte tijdens de overval inderdaad ‘alleen maar bij de deur heeft gestaan’. Echter, verdachte heeft voorafgaande aan deze overval met zijn mededaders uitgebreid plannen gemaakt en is tevoren een kijkje bij de winkel gaan nemen. Verdachte heeft ter terechtzitting eerst verklaard dat er vooraf geen rolverdeling is gemaakt, daarna heeft hij verklaard dat was afgesproken dat hij in of bij de opening van de toegangsdeur bleef staan. Het komt de rechtbank dan ook voor dat de rollen van de daders tamelijk willekeurig zijn geweest. Verdachte is in dit geval ‘slechts’ in of bij de deuropening blijven staan, maar verdachte had net zo goed degene kunnen zijn geweest die het geld in de tas stopte. Bovendien heeft verdachte door zijn positie in of bij de deuropening tijdens de overval de deur geblokkeerd en daarmee de vluchtweg voor hem en zijn mededaders verzekerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte helemaal geen beperkte rol in de overval heeft gehad. Integendeel, de drie daders hebben alle drie een gelijk aandeel in de uitvoering van de overval gehad.
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, geen reden om de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf te matigen.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het opmaken van een psychiatrische rapportage en hij heeft ook niet volledig meegewerkt aan de opgemaakte psychologische rapportage. Hierdoor is de conclusie van de psycholoog dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht op onvolledige informatie gebaseerd. Toch acht de rechtbank, gelet op de inhoud van dit rapport, het aannemelijk dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is en zij zal bij het bepalen van de strafmaat daarmee rekening houden.
De reclassering adviseert om aan verdachte een ambulante behandeling bij Kairos op te leggen, opdat verdachte leert inzien wat oorzaak en gevolgen van daden zijn en welke consequenties zijn eigen gedrag kan hebben. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling.
De rechtbank acht het in het belang van de maatschappij én in het belang van verdachte dat verdachte aan zichzelf gaat werken om dergelijke feiten in de toekomst te voorkomen. Zij zal daarom aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en aan het voorwaardelijk op te leggen deel de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling. De rechtbank wil verdachte daarmee een kans geven om aan zichzelf te werken en zij hoopt dat verdachte deze kans benut.
Door de officier van justitie is tevens gevorderd dat verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde zal worden verplicht mee te werken aan een schuld(hulp)sanering. In het rapport van de reclassering wordt dit echter niet genoemd en voorts blijkt nergens uit of verdachte voor dergelijke hulpverlening in aanmerking komt of hoe hieraan invulling zou kunnen worden gegeven. Daarbij komt dat, ook als de rechtbank een dergelijke verplichting niet zou opleggen,
het verlenen van hulp en steun bij de financiële problematiek van verdachte binnen het kader van het algemene reclasseringstoezicht door de reclassering mogelijk is. De rechtbank wijst dit deel van de vordering van de officier daarom af.
Gelet op de afdoening in soortgelijke zaken zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf iets matigen. Zij zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling.
Ten aanzien van het stroomstootwapen merkt de rechtbank op dat dit wapen onder de echtgenote van verdachte in beslag is genomen en dat zij hiervan afstand heeft gedaan. Dit maakt dat er op dit moment geen beslag meer op dit wapen ligt zodat de rechtbank hierover geen beslissing hoeft te nemen.
6.a De beoordelingen van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde opleggingen van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van hun vorderingen, strekkende tot vergoeding van de geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer1] vordert een bedrag van € 1.600, - voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De rechtbank overweegt dat voldoende vaststaat dat deze benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. De benadeelde partij heeft als gevolg van de overval psychische schade geleden en dit is aan verdachte toe te rekenen, ook al zijn daarbij andere daders betrokken. Aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van schadevergoeding, waaronder de vereisten bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet mogelijk om in deze strafprocedure de exacte omvang van de immateriële schade vast te stellen. De gevorderde € 1.600, - komt de rechtbank niet onredelijk voor en zij acht voldoende aannemelijk gemaakt dat benadeelde in ieder geval dit bedrag aan schade heeft geleden. De rechtbank zal dit bedrag dus toewijzen. Hierbij zal de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd, waarbij 26 dagen hechtenis bij niet of niet op correcte wijze betalen van dit bedrag zal worden opgelegd. Hierbij wordt opgemerkt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 13 januari 2010. Ook is de verdachte niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
De benadeelde partij [slachtoffer2] vordert een bedrag van € 1.650, - voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De rechtbank overweegt dat voldoende vaststaat dat deze benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. De benadeelde partij heeft als gevolg van de overval psychische schade geleden en dit is aan verdachte toe te rekenen, ook al zijn daarbij andere daders betrokken. Aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van schadevergoeding, waaronder de vereisten bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet mogelijk om in deze strafprocedure de exacte omvang van de immateriële schade vast te stellen. De rechtbank acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde schade in ieder geval € 1.600, - aan schade heeft geleden. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij het bedrag dat zij aan [slachtof[slachtoffer1] zal toewijzen omdat beide benadeelden slachtoffer zijn geworden van hetzelfde feit. De rechtbank zal dan ook een bedrag van €1.600,- toewijzen. Hierbij zal de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd, waarbij 26 dagen hechtenis zal worden opgelegd bij niet of niet op correcte wijze betalen van dit bedrag. Hierbij wordt opgemerkt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 13 januari 2010. Ook is de verdachte niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
De benadeelde partij [slachtoffer3] heeft een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingediend. De benadeelde vordert blijkens dit formulier € 1.131,59 voor geleden materiële schade, bestaande uit het kasverschil op de dag van de overval.
[slachtoffer3] is eigenaar van het winkelbedrijf [naam winkelbedrijf] aan de [adres] te Zevenaar en in die hoedanigheid bevoegd tot het indienen van een vordering. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer3] gesteld dat het kasverschil inmiddels is vergoed door de verzekering. Voorts heeft [slachtoffer3] zijn vordering vermeerderd met de schade bestaande uit gederfde personeelsuren (vanwege de voor het personeel noodzakelijke nazorg van de overval) en gederfde eigen uren (vanwege de afhandeling van deze nazorg). [slachtoffer3] heeft voor deze uren een geschatte specificatie overgelegd.
De vordering van de benadeelde partij bestaat dus in totaal uit:
- € 1131,59 (kasverschil)
- € 720, - (personeelsuren)
- € 900, - (eigen uren)
Zoals reeds opgemerkt is het kasverschil inmiddels door de verzekering vergoed. Omdat de benadeelde daarmee door de verzekering schadeloos is gesteld, heeft hij wat betreft het kasverschil geen schade meer die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de uren van het personeel van benadeelde en benadeelde zelf, is de rechtbank van oordeel dat er causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het schadeveroorzakende feit, de overval. De gevorderde schade komt daarmee voor vergoeding in aanmerking. Het is in deze strafprocedure echter niet mogelijk de hoogte van deze schade precies vast te stellen. De door de benadeelde partij overgelegde urenspecificatie is daarvoor te summier. De rechtbank acht wel voldoende aannemelijk gemaakt dat die schade van de benadeelde in ieder geval moet worden geschat op € 1.000, -. Zij zal dit bedrag dus toewijzen. Hierbij zal de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd, zijnde 20 dagen hechtenis bij niet of niet op correcte wijze betalen van dit bedrag, waarbij wordt opgemerkt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. Ook is de verdachte niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet bewezen dat verdacht het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt:
- het binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij Reclassering Nederland en het vervolgens daar blijven melden, zolang en zo frequent als dat dit door de reclassering nodig wordt geacht.
- het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling, voor zolang dat door deze instelling(en) noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtof[slachtoffer1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde – met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen ook veroordeelde daardoor tegenover(slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer1], [adres] te betalen € 1.600,- (zegge: zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.600,00 subsidiair 26 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtof[slachtoffer1], [adres] te betalen € 1.600, - (zegge: zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2010, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 (zesentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde – met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer2], [adres] te betalen € 1.600,- (zegge: zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.600,00 subsidiair 26 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], [adres] te betalen € 1.600,- (zegge: zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2010, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 (zesentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde – met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer3] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer3], [adres], te betalen € 1.000,- (zegge: duizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], J[adres], te betalen € 1.000,- (zegge: zestienhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (twintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door
mr. A.G. Broek- de Stigter (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. W.L.J.M. Duijst,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen (griffier),
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 augustus 2010.