ECLI:NL:RBARN:2010:BN5468

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/828 en 09/2140
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur met betrekking tot documenten van de AIVD

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit de erven van J. S. en andere betrokkenen, een verzoek ingediend om inzage in documenten die berusten bij de AIVD, voorheen de BVD, met betrekking tot specifieke contexten zoals de Rote Armee Fraktion en de kraakbewegingen in Amsterdam en Nijmegen. De rechtbank heeft op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan in eerste aanleg, waarbij het beroep van eisers gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onvoldoende had gemotiveerd waarom inzage in bepaalde documenten was geweigerd. De rechtbank stelde vast dat de minister een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de overwegingen in de uitspraak.

De zaak begon met een verzoek om inzage in beleidsstukken, dat door de minister werd afgewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, waaronder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv), besproken. De rechtbank oordeelde dat de minister niet had aangetoond dat de documenten niet onder hem berustten of dat de weigering om inzage te verlenen gerechtvaardigd was op basis van bronbescherming of de veiligheid van de staat.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers in aanmerking genomen en verweerder veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de verplichting van bestuursorganen om verzoeken om informatie zorgvuldig te behandelen, vooral in het licht van de rechten van burgers op toegang tot overheidsinformatie.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummers: AWB 04/828 en 09/2140
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 27 augustus 2010
inzake
1. de erven van [J. S.]:
[M. S. ], wonende te [plaats 1], en
[R. S.], wonende te [plaats 2], eisers,
vertegenwoordigd door [gemachtigde],
2. [gemachtigde], wonende te [plaats 1], eiser, tevens gemachtigde, alsmede
3. [E. B.], wonende te [plaats 3], eiser, vertegenwoordigd door [gemachtigde],
(hierna gezamenlijk tevens: eisers),
tegen
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluiten
I. besluit van verweerder gedateerd 25 maart 2004, verzonden op 11 maart 2004 (hierna: besluit I);
II. besluit van verweerder van 23 april 2009 (hierna: besluit II).
2. Procesverloop
Bij besluiten van 30 juni 2000, 31 januari 2001 en 14 februari 2001 heeft verweerder beslist op deel drie van het door wijlen [J. S.] (verder: [S]) en eisers sub 2 en 3 bij brief van 3 december 1998 met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedane verzoek om inzage in alle (beleids-)stukken die bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst, thans de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), berusten of ten behoeve van die dienst zijn opgesteld met betrekking tot de specifiek in de bij deze brief gevoegde lijst van contexten. Hierbij is aangegeven dat het in zoverre gaat om stukken die niet direct gerelateerd zijn aan de werkzaamheden van [C. van L.].
Tegen voormelde besluiten is door [S] en eisers sub 2 en 3 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 18 november 2003, met registratienummers AWB 00/943, 00/1401, 01/506 en 01/507, heeft de rechtbank – voor zover thans van belang – deze beroepen niet ontvankelijk verklaard en de beroepschriften ter behandeling als bezwaarschriften doorgestuurd naar verweerder.
Bij besluit I heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en de besluiten van 30 juni 2000, 31 januari 2001 en 14 februari 2001 gehandhaafd.
Tegen dit besluit is door [S] en eisers sub 2 en 3 beroep ingesteld.
Door verweerder is een verweerschrift ingediend.
Nadat [S] op 15 november 2005 is overleden, heeft eiser sub 2 de rechtbank bij brief van 13 juni 2006 bericht dat hij het beroep voortzet.
Desgevraagd heeft eiser sub 2 de rechtbank bij brief van 21 juli 2006 een verklaring van erfrecht doen toekomen, alsmede machtigingen van eisers sub 1 en 3.
Bij brief van 22 februari 2008 heeft verweerder ten aanzien van de eventuele registratie van gegevens bij de AIVD met betrekking tot de onderhavige zaak een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Awb, in samenhang met artikel 87, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002), inhoudende dat verweerder heeft bepaald dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken.
Naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 4 maart 2008 heeft verweerder bij schrijven van 28 mei 2008 ten aanzien van de eventuele registratie van gegevens bij de AIVD met betrekking tot de onderhavige zaak een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Awb, inhoudende dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken, en medegedeeld dat hij het standpunt van de rechtbank deelt dat artikel 87 van de Wiv 2002 niet van toepassing is op de onderhavige zaak.
Bij beslissing ex artikel 8:29, derde lid, van de Awb van 12 november 2008 heeft de rechtbank bepaald dat de beperking van de kennisneming van de stukken die verweerder de rechtbank zal doen inzien, gerechtvaardigd is.
Bij brief van 19 november 2008 hebben eisers de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb bedoelde toestemming verleend om mede op grondslag van deze stukken uitspraak te doen.
De rechtbank heeft op 26 januari 2009 kennis genomen van deze stukken.
Bij besluit II heeft verweerder besluit I ingetrokken en een nieuw besluit op bezwaar genomen. Hierbij is het bezwaar tegen de besluiten van 30 juni 2000, 31 januari 2001 en 14 februari 2001 deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Op 10 augustus 2009 heeft verweerder zestien mappen met stukken en een bijbehorende inventarislijst overgelegd. Ten aanzien van deze stukken is door verweerder een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Awb. Voorts heeft verweerder hierbij medegedeeld dat hij nadere, als geheim gerubriceerde stukken op een nader te bepalen datum aan de rechtbank zal doen inzien.
Bij beslissing ex artikel 8:29, derde lid, van de Awb van 14 september 2009 heeft de rechtbank bepaald dat de beperking van de kennisneming van de op 10 augustus 2009 overgelegde stukken gerechtvaardigd is.
Bij brief van 21 september 2009 hebben eisers de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb bedoelde toestemming verleend om mede op grondslag van deze stukken uitspraak te doen.
Bij beslissing ex artikel 8:29, derde lid, van de Awb van 27 april 2010 heeft de rechtbank bepaald dat de beperking van de kennisneming van de stukken ten aanzien waarvan verweerder bij brief van 10 augustus 2009 heeft medegedeeld dat hij deze aan de rechtbank zal doen inzien, gerechtvaardigd is.
Bij brief van 29 april 2010 hebben eisers de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb bedoelde toestemming verleend om mede op grondslag van deze stukken uitspraak te doen.
De rechtbank heeft op 4 juni 2010 van deze stukken kennis genomen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 4 juni 2010. Aldaar zijn eisers sub 2 en 3 verschenen, mede namens eisers sub 1. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.A. Eckhardt en J.C. van Ophem, beiden werkzaam bij de AIVD.
3. Overwegingen
Ten aanzien van besluit I
De rechtbank stelt vast dat bij besluit II, besluit I door verweerder is ingetrokken.
Gelet hierop en nu overigens niet is gebleken van een resterend belang, is de rechtbank van oordeel dat eisers geen (proces)belang meer hebben bij een beoordeling van besluit I. Het beroep voor zover gericht tegen besluit I moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van besluit II
De rechtbank stelt vast dat besluit II valt binnen de grondslag en de reikwijdte van besluit I, zodat dit besluit geacht wordt een wijzigingsbesluit te zijn in de zin van artikel 6:18 van de Awb. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen besluit II.
Standpunten van partijen
Bij besluit II heeft verweerder met betrekking de volgende organisaties en gebeurtenissen medegedeeld dat uit archiefonderzoek naar voren is gekomen dat hij beschikt over documenten die, al dan niet in bewerkte vorm, aan eisers worden verstrekt, te weten:
- Het Rood Verzetsfront;
- Rood Volksverzet;
- Rote Armee Fraktion;
- Kraakbeweging Amsterdam;
- Nijmeegse Kraakbeweging:
- Onkruit-actie tegen oorlogsspeelgoed;
- Acties bij de kerncentrale Dodewaard;
- Stroomgroep Nijmegen;
- Ruimtevaarttentoonstelling Interkosmos in Kaatsheuvel;
- Sovexportfilm.
Met betrekking tot de acties rond het kraakpand Prof. Schrijnenstraat in 1980, Kraakpand De Pontanus, acties naar aanleiding van de sloop van woningen in de Piersonstraat, Kraakpand De Arkstee en de Kraakgroep Nijmegen heeft verweerder medegedeeld dat enkel zijdelings informatie is aangetroffen in de stukken betreffende de Nijmeegse Kraakbeweging, welke stukken aan eisers worden verstrekt.
Met betrekking tot de ontploffing in het pand aan de Quellijnstraat in Amsterdam in 1980 heeft verweerder medegedeeld dat enkel zijdelings informatie is aangetroffen in de stukken betreffende het Rood Verzetsfront, welke stukken eveneens aan eisers worden verstrekt.
Voorts heeft verweerder bij besluit II medegedeeld dat ten aanzien van de arrestaties in Parijs van leden van de Rote Armee Fraktion en de Beweging van de 2e juni, de “IPA-aanslag” in april 1979, Actiegroep Barst Nijmegen, acties rond de “Knoefpanden” in 1979, acties bij hotel Belvoir in Nijmegen in 1980, de Radicale Vrouwenbeweging, de actie Stickers tegen hoofdcommissaris Hetterscheid, contacten met de Capelse Groep, Tentenkamp Heumensoord in juli 1980, de Roze (lees: Rode) Flikkers en de Roze Karavaan, het Nijmeegs Stadsjournaal, de aanslag op de Westland-Utrecht-Hypotheekbank in maart 1981, de Muurkrantgroep, Pencak Silat, Ceasar (lees: Caesar) Productions/Ceasarfilms (lees: Caesar), de Nederlandse Filmunie en Trac- video- en fotoproductiebedrijf, ook na hernieuwd archiefonderzoek, geen gegevens zijn aangetroffen.
Ten aanzien van het verzoek om inzage in gegevens betreffende de Beweging tegen Bajesterreur heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het in het archief aangetroffen document niet wordt verstrekt in verband met bronbescherming. Anonimisering van dit document kan niet voorkomen dat alsnog de bron wordt prijsgegeven, aldus verweerder.
Met betrekking tot het verzoek om gegevens omtrent de aanslag op de heer [Sch.] heeft verweerder zich eveneens beroepen op bronbescherming. Het in zijn archief aangetroffen gegeven wordt niet vrijgegeven nu dit stuk direct gerelateerd is aan een persoon. Anonimisering van dit stuk is niet mogelijk, aldus verweerder.
Met betrekking tot de gevraagde inzage in gegevens over de totstandkoming van de film “USSR in het heelal” heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de in zijn archief aangetroffen gegevens niet kunnen worden verstrekt, omdat deze zicht zouden kunnen geven op bronnen en werkwijzen van de BVD en persoongegevens van derden. Ook van deze gegevens is anonimisering niet mogelijk, aldus verweerder.
Opgestelde kwartaal- en maandoverzichten, alsmede documenten over de zogeheten Aurorabijeenkomsten zijn, voor zover deze betrekking hebben op de in het verzoek genoemde contexten en voor zover deze verstrekt kunnen worden, door verweerder opgenomen in het bij het besluit II gevoegde inzagedossier.
Aan zijn weigering de onder hem berustende documenten die betrekking hebben op het verzoek van eisers geheel of gedeeltelijk openbaar te maken, heeft verweerder de weigeringsgrond vervat in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob, ten grondslag gelegd. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de AIVD zijn bronnen, zijn werkwijze en zijn actuele kennisniveau geheim moet kunnen houden. Deze criteria vormen volgens verweerder de kritische ondergrens waaraan een verzoek om inzage wordt beoordeeld. Worden deze overschreden, dan gaat dit ten koste van het goed functioneren van de AIVD en daarmee ten koste van de veiligheid van de staat, aldus verweerder.
Tot slot heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het door eisers gevraagde foto- en filmmateriaal, voor zover dit onder hem berust, niet wordt verstrekt. Zulks in verband met de bescherming van de bronnen waarvan deze informatie afkomstig is.
Eisers kunnen zich met besluit II niet verenigen. Op de door hen aangevoerde gronden zal de rechtbank, waar nodig, in het navolgende ingaan.
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wiv 2002 blijven op verzoeken om informatie op grond van de Wob met betrekking tot door of ten behoeve van de diensten verwerkte gegevens die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wet, de bepalingen van de Wob van toepassing.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid van dit artikel wordt – voor zover hier van belang – een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 van de Wob.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden.
Meer documenten?
Eisers hebben in de eerste plaats aangevoerd dat verweerder niet alle daarvoor in aanmerking komende documenten heeft verstrekt.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) – zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 april 2006, LJN: AW3998 – dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers er, behoudens het hierna volgende, niet in geslaagd dit aannemelijk te maken. De stellingen van eisers dat het onaannemelijk is dat verweerder ten aanzien van bepaalde contexten niet beschikt over documenten of niet beschikt over meer documenten, is daartoe onvoldoende.
Eisers hebben in de brief van 19 mei 2004, gericht aan de rechtbank, onder punt 21 beweerdelijk geciteerd uit een rapportage van de toenmalige BVD over het vierde kwartaal van 1981. Daarbij hebben zij opgemerkt dat het citaat in 1996 in een boekwerk is gepubliceerd. Verweerder heeft daaromtrent volstaan met de algemene opmerking dat er niet meer documenten zijn dan hij, al dan niet onder geheimhouding, heeft verstrekt. De rechtbank acht zulks, gelet op de concrete indicatie die eisers met betrekking tot de rapportage hebben gegeven, onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.
Ter zitting hebben de gemachtigden van verweerder gesteld dat binnen de context van het verzoek om openbaarmaking geen andere gegevensdragers naar voren zijn gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er foto- en filmmateriaal onder verweerder berust dat betrekking heeft op de in het verzoek om inzage vermelde contexten.
Toepassing van artikel 8:29 van de Awb
De rechtbank heeft in de stukken die verweerder onder toepassing van artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank heeft doen toekomen bij de passages in de documenten een nadere codering aangetroffen die per passage of document inzicht biedt in de toepasselijkheid van de eerder genoemde criteria waaraan verweerder het verzoek om inzage heeft beoordeeld, dan wel is hiermee aangegeven dat het gaat om persoonsgegevens van derden. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat in de aan eisers verstrekte kopieën van stukken – het bij besluit II gevoegde inzagedossier – zodanige codering ontbreekt. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting het standpunt ingenomen dat ook de codering bij de verschillende passages in de documenten onder het regime van artikel 8:29 van de Awb valt en niet ter inzage wordt gegeven.
De rechtbank heeft aan de hand van deze codering de stukken onderzocht en naar aanleiding van dat onderzoek kunnen vaststellen dat de motivering voor de (gedeeltelijke) weigering van inzage, behoudens het hieronder gestelde, de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
Persoonsgegevens van derden
In de uitspraak van 12 december 2005, LJN: AN5116, heeft de ABRvS haar jurisprudentie aangehaald dat in de artikelen 16 en 17 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) (oud) een uitputtende regeling inzake openbaarmaking van door inlichtingen- en veiligheidsdiensten verzamelde persoonsgegevens is vervat, welke als bijzondere regeling voorrang heeft boven die van de Wob, en daarbij overwogen dat artikel 16 van de WIV (oud) en de daarop berustende privacyregeling van verweerder onverkort van toepassing zijn op aanvragen die zien op de gegevens van derden.
Gelet daarop constateert de rechtbank dat reeds onder vigeur van de WIV (oud) in deze wet ten aanzien van persoonsgegevens van derden was voorzien in een uitputtende openbaarheidsregeling, die als bijzondere regeling voorrang had boven die van de Wob.
Met de inwerkingtreding van de Wiv 2002 heeft in dit opzicht geen materiële wijziging plaatsgevonden. Gelet op het bepaalde in artikel 45 van de Wiv 2002, in verbinding met de artikelen 47 en 50 van die wet, is het recht op kennisneming van persoonsgegevens dan ook beperkt tot personen op wie de desbetreffende gegevens betrekking hebben.
Gelet op het vorenstaande was verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden het verzoek van eisers voor zover dit betrekking heeft op persoonsgegevens van derden die bij de AIVD berusten, af te wijzen, dan wel de verstrekte documenten dienovereenkomstig te anonimiseren. De rechtbank wijst in dit verband nog op de wetsgeschiedenis van de Wiv 2002 (Memorie van toelichting, kamerstukken II, 1997-1998, 25 877, nr. 3, p. 63-64, en Nota naar aanleiding van het verslag, kamerstukken II, 1997-1998, 25 877, nr. 8, p. 8).
In het onderstaande heeft de rechtbank met betrekking tot enige documenten inzake de bescherming van persoonsgegevens kanttekeningen geplaatst.
Veiligheid van de staat
Eisers hebben betoogd dat verweerder bij de beoordeling van het verzoek om inzage een te strikte uitleg heeft gegeven aan de criteria bronbescherming, bescherming werkwijze en actueel kennisniveau, bij de weigeringsgrond “veiligheid van de staat”.
De rechtbank acht de door verweerder gehanteerde beperkingen, gelet op de tekst van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob gerechtvaardigd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat, behoudens het hieronder gestelde, eisers niet gevolgd kunnen worden in hun betoog dat de voornoemde criteria door verweerder, gelet op deze weigeringsgrond, te strikt zijn gehanteerd. Van strijd met het motiveringsbeginsel is in zoverre geen sprake. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ter zitting hebben de gemachtigden van verweerder desgevraagd geantwoord dat het criterium bronbescherming tevens ziet op de documenten die afkomstig zijn van instanties en organisaties, niet-zijnde de AIVD. In verband daarmee verstaat verweerder onder bronbescherming daarom ook het niet-prijsgeven van documenten van niet-AIVD-instanties, indien zulks nodig is in verband met het feit dat die instanties de betreffende documenten aan de AIVD hebben verstrekt onder de voorwaarde dat deze niet via de AIVD openbaar worden gemaakt.
De rechtbank acht deze hantering van het criterium bronbescherming toelaatbaar en is van oordeel dat ook daarbij de veiligheid van de staat zich tegen openbaarmaking verzet.
Niet ter inzage gegeven documenten/gegevens
Na kennis te hebben genomen van de stukken heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder inzake de volgende documenten uit de aan de rechtbank ter inzage gegeven stukken gehandeld heeft in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
document nr. 1373505
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom een persoonsgegeven niet verstrekt is, in aanmerking nemende dat slechts sprake is van een voornaam en van aanwezigheid van 400 tot 500 personen ter vergadering.
document nr. 1565077
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage bij het – wel verstrekte – vergaderverslag niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1570528
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom het document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1573171
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de pagina’s 4 tot en met 7 van het document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1573364
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage bij het – wel verstrekte –document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1575645
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlagen bij het – wel verstrekte –document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1575678
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom het document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1575679
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de documenten, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1577074
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd, behoudens ten aanzien van de pagina met persoonsgegevens, waarom de documenten, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1578616
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de pagina’s 3 tot en met 7 van het document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1577990
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlagen bij het document, gelet op de inhoud daarvan, gedeeltelijk niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1579700
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage bij het document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage is gegeven, mede in aanmerking nemende het grote aantal deelnemers aan de vergadering.
document nr. 1588768
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlagen bij het – wel verstrekte – document, gelet op de inhoud van de bijlagen en het ruime aantal deelnemers aan de vergadering, niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1589300
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlagen bij het – wel verstrekte – document, gelet op de inhoud van de bijlagen en het ruime aantal deelnemers aan de vergadering, niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1589892
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage bij het – wel verstrekte – document, gelet op de inhoud van de bijlage en het ruime aantal deelnemers aan de vergadering, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1538462
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage bij het document, gelet op de oplage van de bijlage, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1601364
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage bij het – wel verstrekte – document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 861201163
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage bij het – wel verstrekte – document, gelet op de inhoud daarvan, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 880212069
Dit document is niet ter inzage gegeven met een beroep op bescherming van persoonsgegevens. Het document betreft een forumdiscussie. Gelet op het openbare karakter van de bijeenkomst, het aantal aanwezige personen en het feit dat radio-opnamen zijn gemaakt heeft verweerder ten aanzien van de leden van forum onvoldoende gemotiveerd dat het stuk vanwege de bescherming van hun persoonsgegevens niet ter inzage kan worden gegeven. De rechtbank acht het terecht dat verweerder de persoonsgegevens van andere aanwezigen niet ter inzage geeft. De rechtbank ziet, zonder nadere motivering, geen reden om aan te nemen dat het niet mogelijk is het document met inachtneming van het voorgaande te schonen.
document nr. 1354235
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom een gedeelte van het maandoverzicht nr. 9 – 1977, te weten de pagina’s 3 tot en met 5, waarin gegevens voorkomen waarop het verzoek van eisers ziet, niet ter inzage is gegeven op de grond dat deze gegevens in dat document zijdelings zijn genoemd.
document nr. 1363228
Zonder nadere motivering, die niet is gegeven, is onbegrijpelijk waarom dit document niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1390106
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom een gedeelte van dit document, waarin gegevens voorkomen waarop het verzoek van eisers ziet, niet ter inzage is gegeven op de grond dat deze gegevens in dat document zijdelings zijn genoemd.
document nr. 25221611
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom dit document, waarin gegevens voorkomen waarop het verzoek van eisers ziet, niet ter inzage is gegeven op de grond dat deze gegevens in dat document zijdelings zijn genoemd.
document nr. 1401797
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom dit document, waarin gegevens voorkomen waarop het verzoek van eisers ziet, niet ter inzage is gegeven op de grond dat deze gegevens in dat document zijdelings zijn genoemd.
document nr. 1358230
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom in het document voorkomende, destijds kennelijk algemeen verkrijgbare stukken niet ter inzage zijn gegeven.
verslagen vergaderingen van 3 november en van 7 november 1978 (achter document nr. 1403751)
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom deze documenten, waarin gegevens voorkomen waarop het verzoek van eisers ziet, niet ter inzage zijn gegeven op de grond dat deze gegevens niet van toepassing zouden zijn.
overzicht 4e kwartaal 1978 (achter document nr. 1409397)
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom dit document, waarin gegevens voorkomen waarop het verzoek van eisers ziet, niet ter inzage is gegeven op de grond dat deze gegevens in dat document zijdelings zijn genoemd.
document nr. 1654317
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bijlage, gelet op de inhoud daarvan en de kennelijke algemene verkrijgbaarheid destijds, niet ter inzage is gegeven.
document nr. 1735333
Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom bij de ontruiming aangetroffen documenten met een beroep op bronbescherming niet ter inzage zijn gegeven.
Daarnaast heeft verweerder ondeugdelijk gemotiveerd waarom het verslag van de ontruiming en een begeleidend schrijven op dezelfde grond niet ter inzage zijn gegeven.
document nr. 1742248
Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het 'basis'-document onder dit nummer in het geheel niet ter inzage kan worden gegeven met een beroep op bescherming van persoonsgegevens. Dat na het schonen van persoonsgegevens een document resteert dat door het ontbreken van die gegevens mogelijk slechts beperkte betekenis zal hebben voor eisers, is op zichzelf onvoldoende motivering om het document niet in die geschoonde vorm ter inzage te geven.
De achter dit basisdocument aanwezige vier pagina’s zijn terecht niet ter inzage gegeven.
Met betrekking tot de overige stukken onder dit nummer heeft verweerder, mede gelet op het feit dat het om stukken gaat die destijds kennelijk in enige omvang zijn verspreid, en het feit dat de stukken bij een ontruiming zijn aangetroffen, onvoldoende gemotiveerd waarom deze stukken niet ter inzage zijn gegeven.
Gelijkheidsbeginsel
Eisers hebben zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel door erop te wijzen dat [D. E.] in zijn boek “Frontdienst - De BVD in de Koude Oorlog”, met name in de daarbij behorende voetnoten die zijn opgenomen op een bij de AIVD verkrijgbare cd-rom, blijkbaar veel ruimere informatie – met betrekking tot persoonsgegevens van derden en werkwijzen – heeft kunnen en mogen verschaffen dan volgens eisers blijkt uit de beoordeling van hun verzoek om inzage.
Verweerder heeft daartegen aangevoerd dat genoemd boek van [D. E.] op zijn titel en onder zijn verantwoordelijkheid is uitgebracht. Dat hij ervoor heeft gekozen bepaalde namen en werkwijzen wel in zijn boek te noemen, heeft verweerder niet geleid tot een ander standpunt over eisers’ verzoek om openbaarmaking.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep op het gelijkheidsbeginsel te worden verworpen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Gebleken is dat [D. E.] geen verzoek om inzage op grond van de Wob heeft gedaan. Deze persoon was als vaste diensthistoricus aangesteld bij verweerder tot hij in 2001 functioneel leeftijdsontslag heeft aanvaard. Vervolgens was hij op (freelance-)contractbasis werkzaam bij verweerder. In zijn hoedanigheid als diensthistoricus heeft hij van verweerder de opdracht gekregen tot het doen van onderzoek en het schrijven van het boek.
De rechtbank acht deze bijzondere situatie waarin [D. E.] zich aldus bevond zozeer onvergelijkbaar met die van eisers, waarin wél sprake is van een verzoek om inzage dat aan de Wob is getoetst, dat reeds om die reden geen sprake is van rechtens gelijke gevallen.
Redelijke termijn
Reeds bij brief van 19 mei 2004 hebben eisers betoogd dat er door de lange duur van de behandeling van onderhavig beroep geen sprake is van een daadwerkelijk rechtsmiddel binnen een redelijke termijn.
Artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het daaraan ten grondslag liggende rechtszekerheidsbeginsel vereisen een beslechting van een geschil binnen een redelijke termijn door de rechter.
Eisers hebben ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank volstaat derhalve met de vaststelling dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden.
Conclusie
Nu besluit II in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en dit besluit vernietigen, voor zover met betrekking tot de in deze uitspraak aangeduide documenten en/of gegevens is geoordeeld dat onvoldoende is gemotiveerd dat de inzage daarvan is geweigerd, dan wel dat verweerder daarover niet beschikt. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, in zoverre een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
Proceskosten
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser sub 2 in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Eiser sub 2 heeft verzocht om vergoeding van reiskosten. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht berekend op basis van openbaar vervoer, tweede klasse, en begroot op € 9,12.
De rechtbank is niet gebleken van door eisers sub 1 en 3 gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
I. verklaart het beroep tegen besluit I niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep tegen besluit II gegrond;
III. vernietigt besluit II, voor zover met betrekking tot de in deze uitspraak aangeduide documenten en/of gegevens is geoordeeld dat onvoldoende is gemotiveerd dat de inzage daarvan is geweigerd, dan wel dat verweerder daarover niet beschikt;
IV. veroordeelt verweerder in de door eiser sub 2 gemaakte proceskosten ten bedrage van € 9,12;
V. bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,- aan hen vergoedt.
Aldus gegeven door mr. L. van Gijn, als voorzitter, mr. C. van Linschoten en mr. D.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.A. Koster, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 27 augustus 2010
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op:27 augustus 2010