ECLI:NL:RBARN:2010:BN6102

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
198834
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. van Driel van Wageningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over schutting en hinder door bomen

In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren in Arnhem, hebben eisers en gedaagden een geschil over de plaatsing van een schutting en de hinder die bomen veroorzaken. Eisers, wonende op [adres] 90, zijn sinds juni 2003 eigenaar van hun woning, terwijl gedaagden op nummer 88 in de loop van 2003 eigenaar zijn geworden. De afstand tussen de erfgrens en de zijgevel van de woning van eisers bedraagt 34 cm. Gedaagden hebben op 21 november 2009 een schutting geplaatst die 1,80 meter hoog is, wat eisers als een inbreuk op hun eigendomsrecht beschouwen. Ze vorderen dat gedaagden de schutting verwijderen en hen een schadevergoeding betalen voor buitengerechtelijke kosten.

Gedaagden verzetten zich tegen deze vorderingen en vorderen in reconventie dat eisers twee leilinden en een conifeer, die tegen de erfgrens staan, verwijderen. De rechtbank oordeelt dat de schutting geen onrechtmatige hinder oplevert voor eisers, omdat het onderhoud van hun woning en de strook grond niet onoverkomelijk belemmerd wordt. De vorderingen van eisers in conventie worden afgewezen.

In reconventie oordeelt de rechtbank dat de bomen onrechtmatige hinder veroorzaken en dat eisers deze moeten snoeien tot dezelfde hoogte als de leilinden van gedaagden. De rechtbank legt een dwangsom op voor het geval eisers hier niet aan voldoen. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 1 september 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 198834 / HA ZA 10-671
Vonnis van 1 september 2010
in de zaak van
[eisers],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.C. Molenaar te Apeldoorn,
tegen
[gedaagden],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 9 juni 2010. De vervolgens gehouden comparitie van partijen ter plaatse, waarvan het proces-verbaal zich in de stukken bevindt, heeft niet tot overeenstemming geleid. Bij die gelegenheid is de conclusie van antwoord in reconventie genomen. Vervolgens is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1 De partijen zijn elkaars buren. [eiser] c.s. wonen op het adres [adres] 90 te Arnhem. Zij zijn sinds juni 2003 eigenaar. [gedaagde] c.s. wonen op nummer 88, zij zijn in de loop van 2003 eigenaar geworden. De afstand tussen de erfgrens en de zijgevel van de woning (een vroegere garage) van [eiser] c.s. bedraagt 34 cm.
1.2 Op 21 november 2009 heeft [gedaagde] evenwijdig aan de erfgrens met [eiser] c.s. op eigen terrein een schutting geplaatst. Deze is met uitzondering van het voorste gedeelte 1.80 meter hoog en loopt vanaf de straat langs de zijgevel van de woning van [eiser] c.s. naar een al eerder op de erfgrens geplaatste schutting in de achtertuin.
1.3 [eiser] heeft bij brief van 23 november 2009 aan [gedaagde] laten weten tegen de aanwezigheid van de schutting bezwaar te hebben. Aan sommaties de schutting te verwijderen hebben [gedaagde] c.s. geen gevolg gegeven.
1.4 Sinds 1992/1993 staan in de achtertuin van thans [eiser] c.s. vlak tegen de schutting twee leilinden en een conifeer, die boven de schutting uitsteken.
Het geschil in conventie en in reconventie
2 [eiser] c.s. stellen dat [gedaagde] c.s. met de nieuwe schutting inbreuk maken op hun eigendomsrecht, omdat zij daardoor geen onbelemmerd gebruik van hun perceel kunnen maken. De strook grond tussen de zijmuur van hun woning is nu niet te gebruiken. Ook het onderhoud daarvan en van de zijkant van de woning is onmogelijk geworden. [eiser] c.s. vorderen op grond daarvan [gedaagde] c.s. te veroordelen aan de gestelde inbreuk direct althans binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis een einde te maken door de schutting te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag. Daarnaast wensen zij de betaling van € 904,00 wegens buitengerechtelijke kosten.
3. [gedaagde] c.s. voeren gemotiveerd verweer. In reconventie vorderen zij [eiser] c.s. te veroordelen binnen een maand na betekening van het te wijzen vonnis de twee leilinden en conifeer, die aan de achterzijde van hun woning tegen de schutting op de gezamenlijke erfgrens staan, (te verwijderen), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag.
Op hun beurt voeren [eiser] c.s. in reconventie gemotiveerd verweer.
De beoordeling van het geschil
4. Voorop wordt gesteld dat de verhouding tussen buren mede wordt bepaald door de beginselen van redelijkheid en billijkheid.
5. Het gedeelte van de schutting tussen de straat en de voorzijde van de vroegere garage levert geen belemmering van het gebruik van de eigendom van [eiser] c.s. op. Van een onrechtmatige toestand is geen sprake. De vordering tot verwijdering van dat deel van de schutting is daarom niet toewijsbaar.
Zoals [eiser] c.s. ook tijdens de comparitie hebben bevestigd, gaat het om de strook tussen de zijmuur en de schutting. Aan hen kan worden toegegeven dat het schoonhouden van de grond nu wordt bemoeilijkt en ook dat het onderhoud van hun woning niet steeds in alle opzichten ongehinderd kan worden uitgevoerd. Daartegenover staat de door [gedaagde] c.s. getoonde bereidheid de schutting weg te nemen voor zover dat voor het onderhoud van de woning nodig is. Zoals de rechter ter plaatse heeft waargenomen, is dat tamelijk eenvoudig te realiseren, terwijl het onderhoud van de goot met een ladder zonder demontage van de schutting mogelijk is. Het is mogelijk de strook grond aan de voorzijde over enige afstand van onkruid vrij te houden. Heel veel anders zal er niet willen groeien. Verder naar achteren zal niet zijn waar te nemen wat er groeit. Daar hebben [eiser] c.s. dan ook geen last van.
Onder de geschetste omstandigheden is het door [gedaagde] c.s. afsluiten van hun erf geen misbruik van de bevoegdheid dat te doen (artikel 5:48 BW), hetgeen [eiser] c.s. in feite aan hen verwijten. In redelijkheid kunnen [gedaagde] c.s. dan ook geen aanspraak maken op het onbelemmerde gebruik van de aan hen toebehorende strook grond. Daarop stuiten de vorderingen in conventie af.
6. Onderwerp van het geschil in reconventie zijn twee leilinden en een conifeer, die in de tuin van [eiser] c.s. pal tegen de erfgrens aan staan. Zij hebben zich bereid verklaard de bomen terug te snoeien tot dezelfde hoogte als de leilinden achterin de tuin van [gedaagde] c.s.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de partijen eerder in goed overleg afspraken hebben kunnen maken over de snoei van de leilinden. Daaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde] c.s. de aanwezigheid van de linden (en naar mag worden aangenomen ook de conifeer) hebben goedgevonden, hetgeen door [gedaagde] c.s. in redelijkheid mocht worden opgevat als toestemming de bomen daar te hebben. Dat staat een toewijzing van de vordering tot verwijdering in de weg.
Zoals de bomen er nu staan veroorzaken deze onrechtmatige hinder. Er is zowel sprake van schaduwwerking als van overhangende takken, hetgeen niet door [gedaagde] c.s. behoeft worden aanvaard. Door het aanbod van [eiser] c.s. te snoeien tot dezelfde hoogte van de leilinden van [gedaagde] c.s. wordt de hinder voldoende weggenomen. In de vordering tot verwijdering ligt het mindere snoeien besloten. De vordering is in zoverre toewijsbaar. De daaraan te verbinden dwangsom zal worden gematigd en worden gebonden aan een maximum. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat éénmaal per jaar in de maand november door [eiser] c.s. moet worden gesnoeid, te beginnen op eigen terrein. Wanneer het onontkoombaar is te snoeien vanuit de tuin van [gedaagde] c.s. of snoeiafval in hun tuin zal kunnen belanden, dienen de partijen daarover tevoren goede afspraken te maken. Plooibaarheid aan beide kanten zal daarbij zeker helpen.
7. In conventie zijn [eiser] c.s. de in het ongelijk gestelde partij. Zij zullen de kosten van die procedure moeten dragen. In reconventie zijn de partijen over en weer deels in het ongelijk gesteld. Dat rechtvaardigt het ieder in de eigen kosten te veroordelen.
De beslissing
De rechtbank,
in conventie,
ontzegt aan [eiser] c.s. hun vorderingen,
veroordeelt hen in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] c.s. bepaald op € 1.167,00 waarvan € 263,00 wegens verschotten en € 904,00 wegens salaris,
verklaart de veroordeling in de kosten uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie,
veroordeelt [eiser] c.s. de in geschil zijnde twee leilinden en de conifeer uiterlijk in november 2010 te snoeien tot dezelfde hoogte als de leilinden achterin de tuin van [gedaagde] c.s. en deze bomen vervolgens met een jaarlijkse snoei in november op de zelfde hoogte te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [eiser] c.s. in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen tot een maximum van € 5.000,00,
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
veroordeelt iedere partij de eigen kosten van de procedure te dragen,
ontzegt het meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.