ECLI:NL:RBARN:2010:BN6291

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701351-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging tijdens proefrit van een Porsche Cayenne

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 3 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij een carjacking. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een Porsche Cayenne, waarbij hij het slachtoffer onder bedreiging van geweld heeft gedwongen de auto te verlaten. De aangever had de auto te koop aangeboden en tijdens een proefrit werd hij door de verdachten bedreigd en uit de auto getrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een dreigende situatie hebben gecreëerd, waardoor de vrees van de aangever voor geweld gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had, wat de ernst van de zaak vergrootte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie verlaagd, maar heeft geen ruimte gezien voor een lichtere sanctie, gezien de justitiële documentatie van de verdachte en de aard van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/701351-10
Datum zitting : 25 juni 2010 en 20 augustus 2010
Datum uitspraak : 3 september 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : 26 april 1989 te Almere,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Achterhoek, HvB De Kruisberg, Hogenslagweg 8
Doetinchem.
raadsman : mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
officier van justitie : mr. J. Schram.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Heelsum, gemeente Renkum, althans in
Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de Utrechtseweg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een Porsche Cayene Turbo S.
(kenteken [x]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader tijdens een proefrit in
de voornoemde Porsche voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of uit de
auto heeft/hebben getrokken, waarbij voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen
en/of (daarbij) dreigend de woorden heeft/hebben geroepen: "Er uit, er uit!",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (daarbij)
zijn/hun handen in zijn/hun zakken hebben gestoken, alsof hij, verdachte,
en/of diens mededader een pistool/vuurwapen zou(den) pakken;
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Heelsum, gemeente Renkum en/of te
Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een CZ 75, 9mm
Luger, voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander, als bijrijder in een motorrijtuig
(personenauto), daarmee -zakelijk weergegeven -:
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Waalstraat, alwaar een
maximum snelheid van 30 kilometer per uur gold, met een snelheid gelegen rond
de 70 kilometer per uur heeft gereden en/of (vervolgens)
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Uiterwaardenstraat, alwaar
een maximum snelheid van 30 kilometer per uur gold, met een snelheid gelegen
tussen de 70 en 80 kilometer per uur heeft gereden en/of (vervolgens)
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Lekstraat, tegen het verkeer
in heeft gereden en/of (vervolgens)
- ter hoogte van de Rijnstraat (gelegen in gemeente Amsterdam) met een
snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur op het trottoir is afgereden,
waarop een vader zijn kind net op tijd kon weghalen om een aanrijding te
voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte op die weg gevaar werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 augustus 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Schram.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1 – bewezenverklaring
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 maart 2010 is in Heelsum, gemeente Renkum, op de Utrechtseweg door verdachte en diens medeverdachte een Porsche Cayenne Turbo S gestolen van het slachtoffer [slachtoffer].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de diefstal van de auto gepaard is gegaan met geweld en dreiging met geweld. Dat geweld bestaat daarin dat het slachtoffer door verdachte is vastgepakt even voor het stoppen en daarna uit de auto is getrokken en daarbij dreigend (zeer agressief) door verdachte en zijn medeverdachte meemalen de woorden zijn geroepen: ‘eruit, eruit’. Ook heeft de officier van justitie betoogd dat er een gebaar zou zijn gemaakt alsof er een vuurwapen werd gepakt uit de broekzak van de medeverdachte verdachte.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt betwist dat er sprake zou zijn geweest van geweld. Op die grond heeft de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken van deze strafverzwarende omstandigheid. Ontkend wordt dat de aangever zou zijn vastgepakt voordat hij moest uitstappen of uit de auto zijn getrokken. Ook zou er geen dreigende handeling zijn geweest in de zin van een beweging maken die in de richting zou kunnen wijzen van het pakken van een wapen. Voorts zouden de door verdachte gebezigde termen: ‘eruit, eruit’ niet dreigend zijn gezegd. De ontkennende verklaring die verdachte op dit punt heeft afgelegd dient te prevaleren boven de verklaring zoals die door de aangever is afgelegd. De verklaringen van de aangever zijn immers inconsistent. Voorts heeft de raadsman nog opgemerkt dat de verklaring van verdachte waarin hij stelt de aangever achter het stuur vandaan te hebben getrokken niet mag worden gebruikt tot het bewijs, nu vast is komen te staan dat de aangever helemaal niet achter het stuur heeft gezeten.
Beoordeling van de standpunten
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever betwist. De rechtbank acht de door de aangever afgelegde verklaringen ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris op hoofdlijnen innerlijk en onderling consistent. Het feit dat de aangever bij de rechter-commissaris niet in exact dezelfde bewoordingen verklaart als hij, direct na het incident, ten overstaan van de politie heeft gedaan, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niets toe of af. Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk dat hij, zoals de beide verdachten beweren, zijn Porsche met een waarde van € 72.000,- zomaar prijs heeft gegeven, zonder dat er sprake zou zijn van – op zijn minst – een dreigende situatie. Ook de door verdachten ten overstaan van de rechter-commissaris en de politie afgelegde verklaringen geven een ander beeld dan wat zij ter onderbouwing van hun verweer naar voren brengen. Gezien het voorgaande zal de rechtbank de verklaringen van de aangever bezigen tot het bewijs en de lezing die hij van de feiten geeft volgen.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben met het slachtoffer een proefrit gemaakt in diens auto. Medeverdachte [medeverdachte] zit tijdens die rit achter het stuur, aangever op de passagiersstoel en de medeverdachte op de achterbank. Verdachte lijkt op enig moment ook te willen rijden en er wordt om wisseling gevraagd. De verdachte buigt daarop naar voren en pakt de aangever bij de schouder vast en drukt hem in de stoel. Dan wordt gestopt. Door verdachte, maar ook door de medeverdachte, wordt op dat moment geroepen ‘eruit, eruit’ op een dwingende en agressieve manier. De medeverdachte zegt daar bij de rechter-commissaris over dat hij zei ‘uitstappen, uitstappen’. Hij voegt er aan toe dat hij denkt ‘dat de blik van mijn ogen aangaf dat het menens was’. De aangever verklaart daarover dat de totale houding van de medeverdachte doordringend, serieus en in en in gemeen was. Die houding was dusdanig dat daar niemand tegenin zou gaan. Verdachte zelf zegt dat er door de medeverdachte en hemzelf met stemverheffing tegen de aangever is geroepen dat hij moest uitstappen en dat zij beiden verbaal agressief waren. Door de aangever is verklaard dat de medeverdachte een beweging maakte waarvan aangever dacht dat de medeverdachte een wapen pakte. Weliswaar heeft aangever geen vuurwapen gezien, maar dat doet niet af aan het feit dat dit er toe heeft geleid dat deze handeling door de aangever als bedreigend is ervaren.
Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van bedreiging met geweld is van belang of er een dermate dreigende situatie is gecreëerd dat de vrees van de aangever voor geweld van de zijde van verdachten gerechtvaardigd was. De rechtbank is, gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat door de verdachten een dergelijke situatie is gecreëerd. Aldus is sprake van bedreiging met geweld. Het verweer van de verdediging dienaangaande wordt verworpen.
De aangever stelt voorts dat hij uit de auto is getrokken. Hij werd aan zijn hemd getrokken boven zijn borst. Door verdachte is verklaard dat hij buiten de auto in de borstzak van de aangever heeft gevoeld om te verhinderen dat die zijn telefoon pakte. Ook heeft de verdachte gezegd dat hij die man achter het stuur vandaan heeft getrokken. Weliswaar is het feitelijk onjuist dat de aangever achter het stuur zat maar de medeverdachte heeft deze verklaring direct na zijn aanhouding afgelegd. De rechtbank leidt hier uit af dat er in ieder geval lichamelijk contact is geweest tussen verdachte en de aangever. De rechtbank volgt eveneens de verklaring van de aangever ten aanzien van zijn val. Nadat hij uit de auto zou zijn getrokken door verdachte zou hij op de grond zijn gevallen waardoor hij pijn had in zijn rug. De rechtbank is van oordeel dat dit contact, gevolgd door de val van de aangever, als geweld kan worden gekwalificeerd. Gezien al het voorgaande komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van de diefstal met geweld van de Porsche Cayenne.
Ten aanzien van feit 2 - bewezenverklaring
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 maart 2010 is in Amsterdam een vuurwapen van categorie III, een CZ 75, 9 mm Luger aangetroffen. Dit wapen is aangetroffen in de Lekstraat ter hoogte van perceel nr. x. De Porsche Cayenne, met de verdachte en zijn medeverdachte erin, is door die straat gereden op de datum voornoemd.
Standpunt officier van justitie
Op grond van de verklaring van de getuige, dat het wapen uit de Porsche werd gegooid, en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de dacty, die wijzen in de richting van de mededader [verdachte], is de officier van justitie van mening dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat niet aannemelijk is dat de getuige [getuige] heeft kunnen zien dat het wapen uit de auto is gegooid. Voorts is geen sprake van voorhanden hebben, immers daarvoor is onder meer nodig wetenschap en beschikkingsbevoegdheid. Dit kan niet worden bewezen naar het standpunt van de verdediging. Verdachte heeft verklaard niets van een wapen af te weten. Het aangetroffen wapen is naar het oordeel van de verdediging niet op grond van de bewijsmiddelen aan verdachte te koppelen. Weliswaar bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen in het dossier met daarin de conclusie dat de donor van het spoor mogelijk verdachte zou kunnen zijn. Dit proces-verbaal mag echter niet gebezigd worden tot het bewijs nu er onvoldoende dactyloscopische vergelijkpunten zijn gevonden die gelden voor een volledige identificatie.
Beoordeling van de standpunten
De stelling dat verdachte niet te linken is aan het gevonden vuurwapen wordt door de rechtbank niet gevolgd. Hoewel de aangever van de diefstal van zijn auto geen wapen in de auto heeft gezien, heeft getuige [getuige] verklaard dat hij heeft gezien dat er vanuit de passagierszijde iets uit de auto werd gegooid. Daarop heeft hij - maximaal 5 minuten later - zijn woning verlaten en buiten op straat het inbeslaggenomen vuurwapen aangetroffen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de getuige. Hij verklaart consistent bij de politie en bij de rechter-commissaris over zijn waarnemingen. Verdachte heeft verklaard dat hij als bijrijder in de Porsche Cayenne zat. Ook was hij - zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard - niet betrokken bij het zoeken van de weg en het rijden in de bebouwde kom van Amsterdam terwijl zijn medeverdachte op dat moment bezig was om de achtervolgende politie af te schudden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op die omstandigheden het wapen uit de auto heeft kunnen gooien.
In een proces-verbaal van bevindingen wordt aangegeven, dat het spoor meerdere dactyloscopische punten van overeenkomst had met de vingerafdruk van [verdachte] en de conclusie van de verbalisant dat [verdachte] de donor van dit spoor zou kunnen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat dit proces-verbaal van bevindingen van de dactysporen van [verdachte] niet als volledig bewijs mag worden gebruikt nu niet is voldaan aan de FT-normen, omdat het vereiste minimale aantal dactyloscopische punten met betrekking tot het identificeren van vingerafdrukken ontbreekt. De rechtbank zal het proces-verbaal van bevindingen dan ook gebruiken als steunbewijs voor de overtuiging, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een vuurwapen, zoals aan hem is tenlastegelegd, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3 – vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde en zal hem daarom daarvan vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 24 maart 2010 te Heelsum, gemeente Renkum, op de openbare weg, te weten de Utrechtseweg, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een Porsche Cayenne Turbo S. (kenteken [x]), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tijdens een proefrit in de voornoemde Porsche voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en uit de auto heeft getrokken, waarbij voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en(daarbij) dreigend de woorden hebben geroepen: "Er uit, er uit!", en de mededader (daarbij) zijn handen in de zijn zakken van de mededaderheeft gestoken, alsof diens mededader een pistool/vuurwapen zou pakken.
2.
hij op 24 maart 2010 te Heelsum, gemeente Renkum en Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een CZ 75, 9mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
5a. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5b. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar vergelijkbare zaken, bepleit dat de eis van de officier van justitie ontzettend fors is en de rechtbank verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 13 juli 2010 en een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 28 mei 2010, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een zogenaamde “carjacking”, waarbij zij zich de auto van de eigenaar onder bedreiging van geweld en geweld hebben toegeëigend. De aangever heeft zijn Porsche Cayenne, een auto van aanzienlijke waarde, op internet te koop aangeboden waarna verdachte en zijn medeverdachte zich onder een pseudoniem als potentiële kopers hebben aangediend. Tijdens het maken van een proefritje is de medeverdachte, als bestuurder, gestopt waarop het slachtoffer de auto is uitgezet. Daarbij hebben de beide verdachten verbaal agressieve taal gebruikt en toen het slachtoffer - kennelijk - niet snel genoeg zijn eigen auto verliet heeft verdachte het slachtoffer uit de auto getrokken waarbij hij ten val is gekomen. Daarop zijn verdachte en zijn medeverdachte vertrokken Daarbij hebben ze het slachtoffer achter gelaten. Daarop is door het slachtoffer de politie ingeschakeld en is er een ware klopjacht op verdachte en diens medeverdachte ingezet. Dit heeft er in geresulteerd dat verdachte en zijn medeverdachte, na achtervolging door meerdere politieauto’s en -motoren en de inzet van een politiehelikopter uiteindelijk zijn aangehouden. Bepalend voor de rol van verdachte is dat hij degene is geweest die het fysieke geweld ten aanzien van de aangever heeft uitgeoefend. Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen voorhanden gehad en dat wapen, midden in een drukke stad, uit de auto gegooid. Dat er geen (ernstige) ongelukken met het wapen zijn gebeurd is niet aan verdachte te danken geweest maar aan een oplettende buurtbewoner die de politie heeft ingeschakeld. Door het wapen aldus uit het raam te gooien heeft verdachte zich niet bekommerd om de gevolgen, zoals de mogelijkheid dat een kind het wapen zou hebben gevonden en opgepakt.
Het spreekt voor zich dat een dergelijke daad voor het nietsvermoedende slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Een en ander is naar voren gekomen in de schriftelijke slachtofferverklaring zoals die ter terechtzitting is voorgehouden. Dit houdt een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verdachte is met zijn handelen, omwille van zijn eigen gewin, volledig voorbijgegaan aan de gevolgen voor het slachtoffer. Daarnaast veroorzaken dit soort feiten onrust in de samenleving. Het vertrouwen van de burger in het zelf kopen en verkopen van goederen via internet wordt hierdoor beschadigd. Bovendien wordt niet alleen een nietsvermoedende burger zomaar uit zijn auto gezet waarna zijn auto wordt gestolen, ook is Amsterdam getuige geweest van een wilde achtervolging waarbij een grote politiemacht op de been is geweest. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank bij haar overwegingen strafoplegging in vergelijkbare zaken betrokken.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de mate van geweld dat is aangewend ten aanzien van de aangever. Zo heeft de medeverdachte de aangever niet daadwerkelijk het vuurwapen getoond of hem daarmee bedreigd en hebben de verdachten er in eerste instantie kennelijk op gerekend dat deze door de dreigende situatie en dreigende taal wel eieren voor zijn geld zou kiezen en de auto zou verlaten. Daarnaast houdt de rechtbank - ten nadele van verdachte - rekening met het feit dat verdachte beschikt over een aanzienlijke justitiële documentatie.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen ruimte meer voor een andere of een lichtere sanctie en zal het advies van de Reclassering, om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, niet volgen. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie in die zin minderen dat aan verdachte een lagere gevangenisstraf wordt opgelegd dan is gevorderd. De rechtbank volgt ten aanzien daarvan het standpunt van de verdediging en heeft - meer dan de officier van justitie - rekening gehouden met het soort straffen dat in gelijksoortige zaken doorgaans wordt opgelegd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57, 91, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en voorts de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het de onder 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder 1 en 2 tot
een gevangenisstraf voor de duur van 21 (éénentwintig) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp, als voorzitter,
mr. I.D. Jacobs, rechter,
mr. J.F. Beens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 september 2010.