Parketnummer : 05/701350-10
Datum zitting : 25 juni 2010 en 20 augustus 2010
Datum uitspraak : 3 september 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1979 te Zaanstad,
adres : [adres],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
raadsman : mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.
officier van justitie : mr. J. Schram.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Heelsum, gemeente Renkum, althans in
Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de Utrechtseweg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een Porsche Cayene Turbo S.
(kenteken [x]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader tijdens een proefrit in
de voornoemde Porsche voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of uit de
auto heeft/hebben getrokken, waarbij voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen
en/of (daarbij) dreigend de woorden heeft/hebben geroepen: "Er uit, er uit!",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (daarbij)
zijn/hun handen in zijn/hun zakken hebben gestoken, alsof hij, verdachte,
en/of diens mededader een pistool/vuurwapen zou(den) pakken;
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Heelsum, gemeente Renkum en/of te
Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een CZ 75, 9mm
Luger, voorhanden heeft/hebben gehad;
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee -zakelijk weergegeven -:
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Waalstraat, alwaar een
maximum snelheid van 30 kilometer per uur gold, met een snelheid gelegen rond
de 70 kilometer per uur heeft gereden en/of (vervolgens)
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Uiterwaardenstraat, alwaar
een maximum snelheid van 30 kilometer per uur gold, met een snelheid gelegen
tussen de 70 en 80 kilometer per uur heeft gereden en/of (vervolgens)
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Lekstraat, tegen het verkeer
in heeft gereden en/of (vervolgens)
- ter hoogte van de Rijnstraat (gelegen in gemeente Amsterdam) met een
snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur op het trottoir is afgereden,
waarop een vader zijn kind net op tijd kon weghalen om een aanrijding te
voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte op die weg gevaar werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
hij op of omstreeks 24 maart 2010 op het traject tussen Heelsum, gemeente
Renkum en/of Amsterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, te weten meerdere wegen
gelegen op voornoemd traject, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een)
ambtena(a)r(en), te weten [brigadier1] (brigadier bij Wijkteam de Pijp) en/of
[brigadier2] (brigadier bij Wijkteam de Pijp), gedurende en/of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, voornoemde [brigadier1]
en/of [brigadier2] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de
woorden "Jullie kankerlijers, krijg de kanker", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 13/430532-07).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 augustus 2010 laatstelijk ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Schram.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1 - bewezenverklaring
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 maart 2010 is in Heelsum, gemeente Renkum, op de Utrechtseweg door verdachte (bestuurder) en diens medeverdachte een Porsche Cayenne Turbo S gestolen van het slachtoffer [slachtoffer].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de diefstal van de auto gepaard is gegaan met geweld en dreiging met geweld. Dat geweld bestaat daarin dat het slachtoffer door de bijrijder is vastgepakt even voor het stoppen en daarna uit de auto is getrokken en daarbij dreigend (zeer agressief) door verdachte en zijn medeverdachte meemalen de woorden zijn geroepen: ‘eruit, eruit’. Ook heeft de officier van justitie betoogd dat er een gebaar zou zijn gemaakt alsof er een vuurwapen werd gepakt uit de broekzak van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt betwist dat er sprake zou zijn geweest van geweld. Op die grond heeft de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken van deze strafverzwarende omstandigheid. Ontkend wordt dat de aangever zou zijn vastgepakt voordat hij moest uitstappen of uit de auto zijn getrokken. Ook zou er geen dreigende handeling zijn geweest in de zin van een beweging maken die in de richting zou kunnen wijzen van het pakken van een wapen. Voorts zouden de door verdachte gebezigde termen: ‘eruit, eruit’ niet dreigend zijn gezegd. De ontkennende verklaringen die verdachte op dit punt heeft afgelegd dienen te prevaleren boven de verklaring zoals die door de aangever is afgelegd. De aangever zou naar het standpunt van de verdediging niet alleen inconsistent hebben verklaard maar ook de situatie heftiger hebben ervaren dan de situatie daadwerkelijk zou zijn geweest.
Beoordeling van de standpunten
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever betwist. De rechtbank acht de door de aangever afgelegde verklaringen ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris op hoofdlijnen innerlijk en onderling consistent. Het feit dat de aangever bij de rechter-commissaris niet in exact dezelfde bewoordingen verklaart als hij, direct na het incident, ten overstaan van de politie heeft gedaan, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niets toe of af. Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk dat hij, zoals de beide verdachten beweren, zijn Porsche met een waarde van € 72.000,- zomaar prijs heeft gegeven, zonder dat er sprake zou zijn van een – op zijn minst – dreigende situatie. Ook de door verdachten afgelegde ten overstaan van de rechter-commissaris en de politie afgelegde verklaringen geven een ander beeld dan wat zij ter onderbouwing van hun verweer naar voren brengen. Gezien het voorgaande zal de rechtbank de verklaringen van de aangever bezigen tot het bewijs en de lezing die hij van de feiten geeft volgen.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben met het slachtoffer een proefrit gemaakt in diens auto. Verdachte [verdachte] zit tijdens die rit achter het stuur, aangever op de passagiersstoel en de medeverdachte op de achterbank. De medeverdachte wil op enig moment ook rijden en er wordt om wisseling gevraagd. De medeverdachte buigt daarop naar voren en pakt de aangever bij de schouder vast en drukt hem in de stoel. Dan wordt gestopt. Door verdachte, maar ook door de medeverdachte, wordt op dat moment geroepen ‘eruit, eruit’ op een dwingende en agressieve manier. Verdachte zegt daar bij de rechter-commissaris over dat hij zei ‘uitstappen, uitstappen’. Hij voegt er aan toe dat hij denkt ‘dat mijn blik aangaf dat het menens was’. Ter zitting herhaalt verdachte deze verklaring. De aangever verklaart daarover dat de totale houding van verdachte doordringend, serieus en in en in gemeen was. Die houding was dusdanig dat daar niemand tegenin zou gaan. De medeverdachte zegt dat er door verdachte en hemzelf met stemverheffing tegen de aangever is geroepen dat hij moest uitstappen en dat zij beiden verbaal agressief waren. De verdachte heeft de verklaring van de aangever bevestigd dat hij graaide in zijn zakken – naar zijn zeggen om een pakje sigaretten te zoeken – en een beweging maakte met zijn hand tussen zijn been en de deur. Een beweging waarvan de aangever dacht dat de bestuurder een wapen pakte. Weliswaar heeft aangever geen vuurwapen gezien, maar dat doet niet af aan het feit dat dit er toe heeft geleid dat deze handeling door de aangever als bedreigend is ervaren.
i
Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van bedreiging met geweld is van belang of er een dermate dreigende situatie is gecreëerd dat de vrees van de aangever voor geweld van de zijde van verdachten gerechtvaardigd was. De rechtbank is, gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat door de verdachten een dergelijke situatie is gecreëerd. Aldus is sprake van bedreiging met geweld. Het verweer van de verdediging dienaangaande wordt verworpen.
De aangever stelt voorts dat hij uit de auto is getrokken. Hij werd aan zijn hemd getrokken boven zijn borst. Door de medeverdachte is verklaard dat hij buiten de auto in de borstzak van de aangever heeft gevoeld om te verhinderen dat hij zijn telefoon pakte. Ook heeft de medeverdachte gezegd dat hij die man achter het stuur vandaan heeft getrokken. Weliswaar is het feitelijk onjuist dat de aangever achter het stuur zat, maar verdachte heeft deze verklaring direct na zijn aanhouding afgelegd. De rechtbank leidt hier uit af dat er in ieder geval lichamelijk contact is geweest tussen de medeverdachte en de aangever. De rechtbank volgt eveneens de verklaring van de aangever ten aanzien van zijn val. Nadat hij uit de auto zou zijn getrokken door medeverdachte [medeverdachte] zou hij op de grond zijn gevallen waardoor hij pijn had in zijn rug. De rechtbank is van oordeel dat dit contact, gevolgd door de val van de aangever als geweld kan worden gekwalificeerd. Gezien al het voorgaande komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van de diefstal met geweld van de Porsche Cayenne.
Ten aanzien van feit 2 - vrijspraak
Standpunt officier van justitie
Op grond van de verklaring van de getuige, dat het wapen uit de Porsche werd gegooid, en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de dacty, die wijzen in de richting van de medeverdachte [medeverdachte], is de officier van justitie van oordeel dat de verdachte een wapen, zoals aan hem tenlastegelegd, samen met de medeverdachte voornoemd voorhanden heeft gehad. Verdachte had immers voorafgaand aan het aantreffen van dit wapen een Porsche gestolen samen met medeverdachte [medeverdachte].
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat niet aannemelijk is dat, gezien de situatie ter plaatse, de getuige [getuige1] heeft kunnen zien dat het wapen uit de auto is gegooid. Voorts is geen sprake van voorhanden hebben, immers daarvoor is onder meer nodig wetenschap en beschikkingsbevoegdheid, hetgeen door verdachte stellig is ontkend en op geen enkele manier door de bewijsmiddelen wordt ondersteund. Het proces-verbaal van bevindingen met daarin de conclusie dat de medeverdachte van verdachte mogelijk de donor van het spoor op het wapen zou kunnen zijn mag naar het standpunt van de verdediging niet gebezigd worden tot het bewijs nu er onvoldoende dactyloscopische vergelijkpunten zijn gevonden zodat gesproken kan worden van een geldige identificatie.
Beoordeling van de standpunten
Het verweer van de verdediging dat verdachte op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet te koppelen is aan het gevonden vuurwapen zal door de rechtbank worden gehonoreerd. De aangever heeft verklaard dat hij geen wapen in de auto heeft gezien. Verdachte heeft dit eveneens betoogd. Het wapen is niet door dacty aan verdachte te koppelen. De getuige [getuige1] verklaarde ten overstaan van politie en rechter-commissaris dat een voorwerp vanaf de passagierskant van het voertuig door de lucht ging en op straat terecht kwam. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de getuige. Hij verklaart consistent bij de politie en bij de rechter-commissaris over zijn waarnemingen. Verdachte was, als bestuurder van de Porsche, ten tijde van het uit die auto werpen van het vuurwapen, bezig de politie af te schudden. Nu overig bewijs ontbreekt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van het voornoemde vuurwapen.
Ten aanzien van feit 3 - bewezenverklaring
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 maart 2010 reed verdachte als bestuurder van een personenauto door Amsterdam. Verdachte heeft door de Waalstraat en de Uiterwaardenstraat gereden. Ter plaatse gold een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Voorts heeft verdachte door de Lekstraat en de Rijnstraat gereden. In de Lekstraat heeft verdachte tegen het verkeer ingereden. Ter hoogte van de Rijnstraat is verdachte op het trottoir afgereden, waarop een vader zijn kind net op tijd kon weghalen om een aanrijding te voorkomen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de gevaarzetting duidelijk blijkt uit de geconstateerde inbreuken en uit het gegeven dat getuige [getuige2] heeft verklaard dat hij bijna werd aangereden in de Rijnstraat.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er een vrijspraak dient te volgen. Er is geen bewijs voor de hoge snelheid en het overtreden van de ter plaatse geldende maximum snelheid, nu daar geen onderzoek naar is gedaan. Voorts is geen sprake van gevaarzetting. Verdachte, die weliswaar in paniek was, heeft steeds goed opgelet zodat er geen gewonden zouden vallen. Er is geen reële mogelijkheid van schade voor personen en goederen gecreëerd.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft samen met een medeverdachte onder bedreiging van geweld een Porsche Cayenne gestolen. Al snel wordt door de politie de achtervolging ingezet waardoor verdachte uiteindelijk in Amsterdam tot stoppen wordt gedwongen. Tijdens de achtervolging rijdt verbalisant [brigadier3] met optische en geluidssignalen achter verdachte aan. Verdachte heeft zich aan aanhouding proberen te onttrekken door zijn weg met grote snelheid te vervolgen. Met betrekking tot de achtervolging heeft de politie een en ander gerelateerd in een proces-verbaal van bevindingen.
Verbalisant relateert dat hij achter de auto rijdt met eens snelheid van 70 km/u en 70-80 k/u in de Waalstraat en Uiterwaardenstraat. Ook relateert hij dat verdachte afslaat naar de Lekstraat en daar, zoals verdachte ook heeft bekend, tegen het verkeer in rijdt en dat hij met een snelheid van 50 km/u op de stoep afrijdt waar een kindje loopt in de baan van de Porsche zoals hier boven bij de vaststaande feiten is weergegeven.
Over de hoge snelheid wordt eveneens verklaard door de verbalisanten [brigadier4] en van [brigadier5] en de verbalisanten [brigadier1] en [brigadier2]. Zij nemen waar dat de Porsche met een snelheid van zeker meer dan 90 km/u reed in de bebouwde kom en dat verdachte op hen uitliep terwijl zij 80-90 km/u reden.
Met betrekking tot de geconstateerde snelheden is de rechtbank van oordeel dat door de verklaringen van de verbalisanten, die beroepshalve belast zijn met verkeerszaken en ambtshalve zeer goed in staat zijn om snelheden te schatten en nu ook wordt aangegeven met welke snelheid de autorijder zelf reed, genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte met de geschatte snelheden heeft gereden in de situaties waarin slechts een snelheid van 30 km/u was toegestaan.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door in die omstandigheden (achtervolging) op een dergelijke wijze te rijden in de bebouwde kom van Amsterdam, terwijl hij bovendien ook niet over een rijbewijs beschikte, wel degelijk de reële mogelijkheid heeft geschapen dat schade aan personen of goederen kon ontstaan. Er is derhalve sprake van gevaarzettend gedrag in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn:
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 13 augustus 2010.
- Een proces-verbaal van overtreding, inhoudende de verklaring van [brigadier3], d.d. 24 maart 2010, p. 69. 6e alinea.
Ten aanzien van feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn:
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 13 augustus 2010.
- Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van verbalisanten [brigadier1] en [brigadier2], d.d. 24 maart 2010, 62, 3e alinea.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 maart 2010 te Heelsum, gemeente Renkum, op de openbare weg, te weten de Utrechtseweg, tezamen en in
vereniging met een ander met het oogmerk van
wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een Porsche Cayenne Turbo S.
(kenteken [x] toebehorende aan [slachtoffer] welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat diens mededader tijdens een proefrit in de voornoemde Porsche voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en uit de auto heeft getrokken, waarbij voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en (daarbij) dreigend de woorden hebben geroepen: "Er uit, er uit!", en (daarbij) zijn handen in zijn zakken heeft gestoken, alsof hij, verdachte, een pistool/vuurwapen zou pakken.
hij op 24 maart 2010 te Amsterdamals bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee -zakelijk weergegeven -:
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Waalstraat, alwaar een
maximum snelheid van 30 kilometer per uur gold, met een snelheid gelegen rond
de 70 kilometer per uur heeft gereden en (vervolgens)
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Uiterwaardenstraat, alwaar
een maximum snelheid van 30 kilometer per uur gold, met een snelheid gelegen
tussen de 70 en 80 kilometer per uur heeft gereden en (vervolgens)
- op de, in de gemeente Amsterdam gelegen weg, de Lekstraat, tegen het verkeer
in heeft gereden en (vervolgens)
- ter hoogte van de Rijnstraat (gelegen in gemeente Amsterdam) met een
snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur op het trottoir is afgereden,
waarop een vader zijn kind net op tijd kon weghalen om een aanrijding te
voorkomen, door welke gedraging(en) van verdachte op die weg gevaar werd veroorzaakt,
en het verkeer kon worden gehinderd.
hij op of omstreeks 24 maart 2010 op het traject tussen Heelsum, gemeente
Renkum en Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden
op de weg, te weten meerdere wegen gelegen op voornoemd traject, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
hij op 24 maart 2010 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtena(a)r(en), te weten [brigadier1] (brigadier bij Wijkteam de Pijp) en [brigadier2] (brigadier bij Wijkteam de Pijp), gedurende
de rechtmatige uitoefening van hun bediening, voornoemde [brigadier1] en [brigadier2] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie kankerlijers, krijg de kanker".
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 3:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 4:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 5:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
5a. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5b. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sancties
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts (ten aanzien van feit 3) tot 4 weken hechtenis en (ten aanzien van feit 4) tot 2 weken hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd de door de officier van justitie gevorderde straf veel te hoog te vinden en de rechtbank verzocht een veel lagere straf aan verdachte op te leggen. De raadsman heeft daarbij gewezen op het feit dat in vergelijkbare zaken lagere straffen worden opgelegd. De raadsman heeft daarbij gerefereerd aan het feit dat verdachte spijt heeft van wat er is gebeurd.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 13 juli 2010 en een retourzending rapportageverzoek van de Reclassering Nederland, gedateerd 18 mei 2010 en een adviesrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 28 juli 2010 betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een zogenaamde “carjacking”, waarbij zij zich de auto van de eigenaar onder bedreiging van geweld en geweld hebben toegeëigend. De aangever heeft zijn Porsche Cayenne, een auto van aanzienlijke waarde, op internet te koop aangeboden waarna verdachte en zijn medeverdachte zich onder een pseudoniem als potentiële kopers hebben aangediend. Tijdens het maken van een proefritje is verdachte, als bestuurder, gestopt waarop het slachtoffer de auto is uitgezet. Daarbij hebben de verdachten verbaal agressieve taal gebruikt en toen het slachtoffer - kennelijk - niet snel genoeg zijn eigen auto verliet heeft de medeverdachte het slachtoffer uit de auto getrokken waarbij hij ten val is gekomen. Daarop zijn verdachte en zijn medeverdachte vertrokken Daarbij hebben ze het slachtoffer achter gelaten. Daarop is door het slachtoffer de politie ingeschakeld en is er een ware klopjacht op verdachte en diens medeverdachte ingezet. Dit heeft er in geresulteerd dat verdachte en zijn medeverdachte, na achtervolging door meerdere politieauto’s en –motoren en de inzet van een politiehelikopter uiteindelijk zijn aangehouden. Bepalend voor de rol van verdachte is dat hij degene is die de auto heeft bestuurd. Daarmee heeft hij niet alleen de feitelijke toe-eigening van de auto bewerkstelligd, maar ook, mede gezien het feit dat hij niet beschikt over een rijbewijs, gevaar veroorzaakt voor andere weggebruikers in de gemeente Amsterdam. Gezien de geschetste omstandigheden zou het zeer wel denkbaar zijn dat er door het gevaarlijke en roekeloze rijgedrag van verdachte slachtoffers zouden kunnen zijn gevallen. Dat zulks niet is geschied, is niet de verdienste van verdachte maar te danken aan de politie die verdachte uiteindelijk tot stilstand heeft bewogen.
Het spreekt voor zich dat een dergelijke daad voor het nietsvermoedende slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Een en ander is naar voren gekomen in de schriftelijke slachtofferverklaring zoals die ter terechtzitting is voorgehouden. Dit houdt een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verdachte is met zijn handelen, omwille van zijn eigen gewin, volledig voorbijgegaan aan de gevolgen voor het slachtoffer, ook al heeft hij achteraf een brief naar het slachtoffer gestuurd om zijn spijt te betuigen. Daarnaast veroorzaken dit soort feiten onrust in de samenleving. Het vertrouwen in de burger in het handelen via internet wordt door dit soort feiten beschaamd. Bovendien wordt niet alleen een nietsvermoedende burger zomaar uit zijn auto gezet waarna zijn auto wordt gestolen, ook is Amsterdam getuige geweest van een wilde achtervolging waarbij een grote politiemacht op de been is geweest. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank bij haar overwegingen strafoplegging in vergelijkbare zaken betrokken.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de mate van geweld dat is aangewend ten aanzien van het slachtoffer. Zo heeft verdachte de aangever niet daadwerkelijk het vuurwapen getoond of hem daarmee bedreigd en hebben de verdachten in eerste instantie kennelijk op gerekend dat deze door de dreigende situatie en dreigende taal wel eieren voor zijn geld zou kiezen en de auto zou verlaten. Daarnaast houdt de rechtbank - ten nadele van verdachte - rekening met het feit dat verdachte zich thans in een proeftijd bevond en hij daarmee blijk geeft zich niets aan te trekken van de in die veroordeling gelegen waarschuwing.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen ruimte meer voor een andere of een lichtere sanctie. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie in die zin minderen, ook omdat verdachte van een feit wordt vrijgesproken, dat aan verdachte een lagere gevangenisstraf wordt opgelegd dan is gevorderd. De rechtbank volgt ten aanzien daarvan het standpunt van de verdediging en heeft – meer dan de officier van justitie – rekening gehouden met het soort straffen dat in gelijksoortige zaken doorgaans wordt opgelegd.
6a. Ten aanzien van het beslag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De na te melden onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een vuurwapen CZ 75 Luger 9 mm, nr. 3807536 zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6b. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13/430532-07)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen, nu verdachte zich in zijn proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling van het standpunt
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag van de vordering juist is en dat, nu verdachte een strafbaar feit in zijn proeftijd heeft begaan, de vordering voor toewijzing vatbaar is. Van enige bijzondere omstandigheden die redengevend zouden kunnen zijn om tot een andere conclusie te komen is niet gebleken. De vordering tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 week zal derhalve worden toegewezen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 18, 27, 36b, 36c, 47, 57, 91, 310, 312, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en voorts de artikelen 5, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het de onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder 1 en 5 tot
een gevangenisstraf voor de duur van 21 (éénentwintig) maanden.
En voorts wegens het bewezenverklaarde onder 3
hechtenis voor de duur van 4 (vier) weken.
En voorts wegens het bewezenverklaarde onder 4
hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.0 STK pistool CZ 75 LUGER 99 mm, vuurwapen nr. 3807536.
DE BESLISSING OP DE VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken / voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter Amsterdam, d.d. 28 oktober 2008, onder parketnummer 13/430532-07.
mr. A.M. van Gorp, als voorzitter,
mr. I.D. Jacobs, rechter,
mr. J.F. Beens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 september 2010.