ECLI:NL:RBARN:2010:BN6962

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/519032-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige dochter door vader met bewezen penetratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 16 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan een jaar ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van de vagina van zijn dochter met zijn vingers. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer, ondersteund door een gesprek met de huisarts, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van deze handelingen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze onvoldoende ondersteund waren door bewijs.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact die seksueel misbruik kan hebben op slachtoffers, vooral in hun ontwikkeling. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die bestond uit zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 2.531,16 te betalen aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in hun overwegingen hebben meegenomen. De rechtbank heeft de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de zaak, zoals artikel 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen bij het bepalen van de straf en de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/519032-08
Datum zitting : 22 december 2009 en 2 september 2010
Datum uitspraak : 16 september 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 13 juni 1961 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2002 tot en met 10 mei 2004 te Dodewaard, gemeente Kesteren, (telkens) (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, te weten het (telkens) met zijn, verdachtes, vinger(s) penetreren van de vagina en/of het
likken van de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2004 tot en met 31 januari 2006 te Dodewaard, gemeente Kesteren, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten het (telkens) met zijn, verdachtes, vinger(s)
en/of tong penetreren van de vagina van die [slachtoffer];
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2002 tot en met 31 januari 2006 te Dodewaard, gemeente Kesteren, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij (telkens) die [slachtoffer] over haar billen en/of borsten en/of vagina heeft gewreven en/of de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis heeft gelegd en/of zich door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of die [slachtoffer] over/aan haar borsten en/of vagina heeft gelikt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 22 december 2009 en 2 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte telkens verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
[slachtoffer]
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegd feit zal worden vrijgesproken en zij heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en voorts met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.115,50 te vermeerderen met de wettelijke rente wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 54 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feiten:
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Verdachte heeft in de periode van 1 december 2004 tot en met 31 januari 2006 in de woning in Dodewaard, gemeente Kesteren, in het bed van zijn dochter [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], meerdere malen over de billen en borsten van [slachtoffer] gewreven en zijn hand op haar vagina gelegd.
Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verklaring van [slachtoffer], dat haar vader naast de hierboven onder de feiten beschreven handelingen, ook haar vagina heeft gelikt en daar met zijn vinger is ingegaan alsmede dat zij hem heeft afgetrokken, op zich authentiek en consistent is en derhalve betrouwbaar. Nu die onderdelen van haar verklaring echter door geen enkel steunbewijs worden ondersteund, komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring van enkel de seksuele handelingen die verdachte ter terechtzitting heeft bekend.
Standpunt van de verdediging:
Verdachte ontkent dat de ontucht is begonnen in 2002, volgens hem is het eind 2004, begin 2005 begonnen. Daarnaast ontkent hij dat hij met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest, dat hij haar vagina heeft gelikt en dat zij hem heeft afgetrokken. Volgens de verdediging kan enkel wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte in de periode van 2005 tot en met 31 januari 2006 ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] heeft gepleegd, bestaande uit het wrijven over de borsten en het leggen van zijn hand op haar vagina.
Beoordeling door de rechtbank:
De verklaringen van [slachtoffer] en haar vader lopen op twee punten uiteen, te weten de periode van het misbruik en de omvang van de seksuele handelingen.
De periode:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de ontuchtige handelingen van verdachte zijn begonnen vóór 1 december 2004. Hieromtrent heeft verdachte verklaard dat het misbruik rond december 2004/januari 2005 is begonnen. Het misbruik is gestopt toen hij op 6 februari 2006 het gezin verliet en bij zijn huidige partner ging wonen. [slachtoffer] heeft hieromtrent enkel tijdens het intakegesprek tegenover de politie verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij 10 jaar oud was en ten overstaan van de rechter-commissaris heeft zij aanvullend verklaard dat zij nog het lichaam had van een kind, het was toen ongeveer 2002. Verder heeft zij in haar aangifte verklaard dat zij niet meer precies weet wanneer het is begonnen. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] op dit punt onvoldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring van een ruimere periode te komen. Dit maakt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 ten laste wordt gelegd en dat de periode van feit 2 aanvangt op 1 december 2004.
De omvang:
[slachtoffer] heeft hieromtrent verklaard dat haar vader is begonnen met het wrijven over haar billen. Hierna is hij verder gegaan met wrijven over en het kussen van haar borsten. Later is hij ook met zijn vinger in haar vagina gegaan. Zoals hierboven vermeld, ontkent verdachte dat hij met zijn vinger in [slachtoffer]’s vagina is geweest; hij heeft alleen over haar borsten en vagina gewreven. De rechtbank acht op grond van deze twee verklaringen wettig bewezen dat verdachte naast de onder de feiten aangehaalde ontuchtige handelingen, ook met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest en dus seksueel bij haar is binnengedrongen. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] ook overtuigend op dit punt. De rechtbank komt daartoe op grond van het volgende.
[slachtoffer] heeft in de zomer van 2006 haar moeder ingelicht over de ontuchtige handelingen van haar vader. Daarbij heeft zij verteld dat haar vader overal aan haar zat. Hierbij is [slachtoffer] verder niet in details getreden. Hierop zijn moeder en [slachtoffer] naar de huisarts gegaan. Op 14 september 2006 is [slachtoffer] met haar moeder op het spreekuur van de huisarts geweest. Aldaar heeft [slachtoffer] de huisarts verteld dat haar vader haar kwam instoppen en dan van alles met haar deed. Zij hebben geen gemeenschap gehad, maar er heeft wel penetratie met de vinger plaatsgevonden. [slachtoffer] was hierbij in tranen. De ontkennende verklaringen van verdachte in dit verband acht de rechtbank niet geloofwaardig; [slachtoffer] heeft in februari 2008 aangifte gedaan van het misbruik, maar zij heeft ver daarvoor, in september 2006, met haar huisarts gesproken over deze ontuchtige handelingen van haar vader, waarbij zij heeft geconcretiseerd dat het ging om het binnendringen in haar vagina met zijn vinger. Dit gesprek heeft vlak na de periode van het misbruik plaatsgevonden en de huisarts is een objectieve getuige. Het verslag dat de huisarts over dit gesprek heeft geschreven ondersteunt de inhoud van de verklaring van [slachtoffer] op dit punt. Dit maakt dat de rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte met zijn vinger(s) de vagina van [slachtoffer] heeft gepenetreerd.
Nu uit het dossier niet duidelijk is geworden dat [slachtoffer], kort na het misbruik en vóór de aangifte met anderen heeft gesproken over de andere tenlastegelegde ontuchtige handeling (het aftrekken van haar vader, het likken van haar vagina en het penetreren van haar vagina met zijn tong), wordt haar aangifte op die punten onvoldoende ondersteund om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te komen. Verdachte zal van deze handelingen worden vrijgesproken.
Conclusie:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2004 tot en met 31 januari 2006 te Dodewaard, gemeente Kesteren, telkens buiten echt ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten het telkens met zijn, verdachtes, vinger(s) penetreren van de vagina van die [slachtoffer];
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2004 tot en met 31 januari 2006 te Dodewaard, gemeente Kesteren, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij telkens die [slachtoffer] over haar billen en borsten en vagina heeft gewreven
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde
de eendaadse samenloop van:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
en
ontucht plegen met zijn minderjarig kind,
meermalen gepleegd
Naar het oordeel van de rechtbank valt het onder 2 en 3 bewezenverklaarde in twee strafbepalingen, namelijk die van artikel 245 en van artikel 249 lid 1 Sr. Gelet op de regeling met betrekking tot de eendaadse samenloop zal de rechtbank bij de straftoemeting alleen de strafbepaling van artikel 245 Sr. toepassen, omdat daarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft haar strafeis enkel gebaseerd op de ernst van de ontuchtige handelingen, zonder het seksueel binnendringen. Daarnaast heeft zij rekening gehouden met artikel 63 Sr. Gelet op de ernst van dit feit is, ondanks de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een gevangenisstraf van de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk, op zijn plaats.
Standpunt van de verdediging:
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. Een dergelijke straf is namelijk een te zware sanctie gezien zijn maatschappelijke positie. Hij heeft zijn nieuwe leven inmiddels op de rit en hij heeft onlangs geld geïnvesteerd in een nieuw bedrijf. Verdachte heeft naar aanleiding van een strafzaak in arrondissement ’s-Hertogenbosch een behandeling ondergaan.
Beoordeling door de rechtbank:
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij is onder meer gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 juli 2010 en een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 21oktober 2009.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan een jaar veelvuldig zijn destijds minderjarige dochter seksueel misbruikt. Deze handelingen bestonden mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verdachte heeft als vader misbruik gemaakt van de genegenheid van zijn dochter. Verdachte heeft hierbij op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze handelingen voor zijn dochter zouden kunnen hebben en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lange tijd ernstig nadeel kunnen ondervinden van seksueel misbruik, onder meer bij hun (seksuele) ontwikkeling, aangezien zij reeds voor of in de puberteit op een negatieve manier met seksualiteit in aanraking gekomen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van zeer ernstige feiten en dat derhalve geen andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit en de afdoening van soortgelijke feiten binnen deze rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, [slachtoffer] ([slachtoffer]), heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b Sr opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Zij vordert een bedrag van € 5.186,- te vermeerderen met de wettelijke rente, over het voorschot op smartengeld vanaf de datum dat de feiten zich hebben voorgedaan, tot aan de dag der algehele voldoening en over de materiële schade vanaf de zitting bij de rechtbank op 2 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Materiële schade
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 531,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2010, aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar billijkheid op dat bedrag is begroot. Dit deel ziet op de gemaakte reiskosten in totaal en op de kosten die zijn gemaakt om de slaapkamer op te knappen. De rechtbank heeft de laatste kosten op basis van de overgelegde stukken naar billijkheid op een bedrag van € 375,- begroot, omdat niet uit te sluiten is dat er een waardevermeerdering voor de benadeelde partij heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade bestaande uit gemaakte kosten voor het sporten op doktersadvies en de overige gemaakte kosten om de slaapkamer op te knappen, omdat deze door haar geleden schade niet rechtstreeks is toegebracht door de jegens verdachte bewezenverklaarde feiten.
Immateriële schade
Aan de benadeelde partij is door de onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2010.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 55, 57, 63, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (vijf) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 2.531,16 (zegge: tweeduizend vijfhonderdeenendertig euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.531,16, subsidiair 35 dagen hechtenis (ten aanzien van de feiten 2 en 3).
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 2.531,16, (zegge tweeduizend vijfhonderdeenendertig euro en zestien cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mrs. I.D. Jacobs (voorzitter), J.M. Klep en E. de Boer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2010.