ECLI:NL:RBARN:2010:BN7080

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/950116-05
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar na eerdere veroordeling en vorderingen tot verpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 17 september 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder poging tot moord. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS met twee jaar, welke vordering was ingediend na een eerdere beslissing van de rechtbank op 18 juni 2010, waarin de verpleging van overheidswege was bevolen. De rechtbank heeft de procedure en de relevante processtukken bestudeerd, waaronder rapportages van deskundigen en reclasseringsadviezen. De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering tot verlenging niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de terbeschikkingstelling de facto al zou zijn geëindigd op 13 juni 2010. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering tot verlenging tijdig was ingediend en dat er bijzondere omstandigheden waren die een verlenging van de TBS rechtvaardigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen en dat er een reëel risico op recidive bestaat. De rechtbank heeft de belangen van de maatschappij en de betrokkene tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen een verlenging van de TBS eist. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de TBS met twee jaar toegewezen, waarbij de rechtbank ook heeft gewezen op de noodzaak van adequate behandeling van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige raadkamer
Parketnummer : 05/950116-05
Datum zitting : 3 september 2010
Datum uitspraak : 17 september 2010
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [betrokkene],
geboren op : 15 december 1981 te Warnsveld,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans verblijvende in P.I. Arnhem – Huis van Bewaring te Arnhem-Zuid.
Raadsman : mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennis genomen van de op 10 augustus 2010 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van dezelfde datum, welke vordering strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar van de bij vonnis van de rechtbank te Arnhem d.d. 18 januari 2006 opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met betrekking tot voornoemde [betrokkene].
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder de beschikking ex artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) van de Rechtbank Arnhem d.d. 18 juni 2010, een reclasseringsadvies van Iriszorg d.d. 25 augustus 2010, een pro justitia rapportage opgemaakt door [psycholoog], klinisch psycholoog en een pro justitia rapportage opgemaakt door [psychiater], psychiater, beide gedateerd 19 april 2010.
Ter terechtzitting van 3 september 2010 zijn gehoord:
- de terbeschikkinggestelde, hierna te noemen betrokkene;
- diens raadsman mr. M.R. Roethof;
- de getuige-deskundige [reclasseringswerker], reclasseringswerker;
- de getuige deskundige [psycholoog], klinisch psycholoog;
- de getuige-deskundige [psychiater], psychiater; en
- de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de vordering toegelicht en daarbij gepersisteerd.
De getuige-deskundigen hebben hun rapportages toegelicht.
De raadsman van betrokkene heeft het woord gevoerd en heeft primair verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de vordering af te wijzen.
OVERWEGINGEN
Beoordeling van de verweren van de verdediging
De feiten en omstandigheden
- Betrokkene is op 18 januari 2006 door de rechtbank te Arnhem veroordeeld terzake van diefstal, diefstal door middel van inklimming en poging tot moord, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek en terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaren;
- Op 16 mei 2008 is deze terbeschikkingstelling verlengd met 2 jaar, waarbij de voorwaarden zijn gewijzigd;
- Op 15 december 2009 zijn een vordering ‘alsnog verpleging’ (ex art. 38c Sr) en een vordering voorlopige verpleging (krachtens art. 509i Wetboek van Strafvordering (hierna ook: Sv)) ingediend, omdat betrokkene de voorwaarden, gesteld bij de terbeschikkingstelling met voorwaarden, meermalen zou hebben overtreden.
- De vordering voorlopige verpleging is door de rechter-commissaris op 15 december 2009 toegewezen;
- Op 8 januari, 5 maart, 23 april, 28 mei en 4 juni 2010 is de vordering ‘alsnog verpleging’ ter terechtzitting behandeld door de rechtbank te Arnhem, waarna bij beschikking van 18 juni 2010 de vordering door de rechtbank is toegewezen en de verpleging van overheidswege werd bevolen van betrokkene;
- Op vrijdagmiddag 6 augustus 2010 is door het Ministerie van Justitie aan het Openbaar Ministerie gemeld dat de terbeschikkingstelling van betrokkene op 13 juni 2010 van rechtswege is geëindigd, nu er geen vordering verlenging terbeschikkingstelling is aangebracht bij de rechtbank;
- Op 10 augustus 2010 heeft de officier van justitie bij de rechter-commissaris een vordering voorlopige voortzetting terbeschikkingstelling ex artikel 509oa Sv ingediend en bij de rechtbank Arnhem een vordering verlenging terbeschikkingstelling ex artikel 509o Sv;
- Op 12 augustus 2010 is de vordering voorlopige voortzetting terbeschikkingstelling door de rechter-commissaris toegewezen, zodat thans nog de verlenging van de terbeschikkingstelling in het geding is.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering verlenging terbeschikkingstelling, althans dat de vordering tot verlenging dient te worden afgewezen met invrijheidstelling van betrokkene, omdat de terbeschikkingstelling de facto al is geëindigd per 13 juni 2010.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat door toepassing van artikel 509oa Sv de termijnverzuimen zijn gerepareerd.
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
1. De rechtbank heeft voor de ontvankelijkheidsvraag te beoordelen of – ondanks de geconstateerde vormverzuimen – de onderhavige vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling binnen een redelijke termijn geacht kan worden te zijn ingediend en of er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die – ondanks het belang van betrokkene – verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
2. Op 15 december 2009 is door de rechter-commissaris een bevel voorlopige verpleging ex art. 509i Sv afgegeven naar aanleiding van een vordering voorlopige verpleging van de officier van justitie. Een dergelijk bevel heeft een voorlopig karakter en is dus tijdelijk van duur. De bedoeling is immers dat de rechtbank op voet van art. 38c Sr een definitieve beslissing neemt omtrent het alsnog verplegen van overheidswege.
3. Er is dan ook op 15 december 2009 tevens een vordering ‘alsnog verpleging’ ex art. 38c Sr ingediend door de officier van justitie.
4. Op basis van deze vordering is de rechtbank voortvarend aan de slag gegaan met de omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, maar er diende veel te gebeuren. Allereerst moesten onder andere nieuwe (multidisciplinaire) rapportages worden opgemaakt. Voorts dienden de opstellers van de verschillende rapporten in raadkamer als deskundigen te worden gehoord, hetgeen niet mogelijk bleek op dezelfde data. Dit leidde ertoe dat de procedure erg lang ging duren en dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden op 13 juni 2010 formeel afliep voordat de rechtbank op 18 juni 2010 een beslissing ex artikel 38c Sr had genomen.
5. De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden op 13 juni 2010 van rechtswege zou zijn geëindigd indien er geen omzetting, danwel verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden aan de orde zou zijn geweest. Er is op 15 december 2009 een vordering alsnog verpleging ex artikel 38c Sr, omzetting terbeschikkingstelling met voorwaarden naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, gedaan. Dit was tijdig en wel ongeveer 6 maanden voor de afloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het wettelijke systeem voorziet niet in een aparte bepaling die het doorlopen van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in het geval dat de omzetting loopt regelt, maar het systeem, de ratio en de strekking van de bepalingen met betrekking tot de terbeschikkingstelling geven aan dat zolang de zaak onder de rechter is de terbeschikkingstelling met voorwaarden dan niet eindigt. In casu ligt er immers een van kracht zijnd bevel voorlopige verpleging van de rechter-commissaris ex artikel 509i Sr en artikel 509m, derde lid jo 509q Sv geeft aan dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden loopt totdat er definitief op de vordering verlenging is beslist. Dit laatste weliswaar indien er 4 maanden voor beëindiging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden een verlengingsvordering is ingediend, maar nu dat in casu niet is gebeurd, staat dit niet aan de omzetting in de weg. De omzetting dient immers eerst plaats te vinden en pas dan kan - tegelijkertijd - de dan ontstane terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden verlengd. De omzetting heeft plaatsgevonden bij beschikking van 18 juni 2010. Er ligt sinds die datum een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor. Tegen de eindbeslissing van de rechtbank inhoudende de omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is geen hoger beroep ingesteld. Dit betekent dat deze beslissing van de rechtbank in rechte vaststaat. Het standpunt van de verdediging inhoudende dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is geëindigd op 13 juni 2010 wordt op grond van het bovenstaande dan ook verworpen door de rechtbank.
6. Artikel 509oa Sv bepaalt voorts dat een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, die later dan één maand voor het einde van de terbeschikkingstelling, doch binnen een redelijke termijn is ingediend, niettemin ontvankelijk is, indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang van de ter beschikking gestelde, verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
7. De rechtbank overweegt dienaangaande dat aangezien de officier van justitie onverwijld de onderhavige vordering heeft ingediend, nadat bekend was geworden dat verzuimd was tijdig een vordering tot verlenging in te dienen, de vordering binnen een redelijke termijn is ingediend. Tevens is de rechtbank van oordeel dat bedoelde bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, te weten:
- de vordering alsnog verpleging is ruim vóór het einde van de terbeschikking-stelling op 13 juni 2010 aangebracht bij de rechtbank, te weten op 15 december 2009;
- de behandeling ter terechtzitting van de vordering heeft lang geduurd, te weten 5 zittingsdagen verspreid over 6 maanden;
- geen van de betrokkenen heeft op enig moment in de periode gelegen tussen het moment van indienen van de vordering alsnog verpleging tot en met de beslissing ex artikel 38c Sr van de rechtbank van 18 juni 2010 gesproken over het aflopen van de terbeschikkingstelling met voorwaarden op 13 juni 2010, noch over de vraag of de terbeschikkingstelling bij toewijzing van de vordering tot alsnog verpleging verlengd zou moeten worden;
- de rechtbank heeft bij beschikking van 18 juni 2010 de vordering tot ‘alsnog verpleging’ toegewezen en de verpleging van overheidswege bevolen;
- tegen deze beslissing is door geen van de partijen beroep ingesteld bij de penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem.
8. De rechtbank merkt voorts op dat het voorgaande in het licht behoort te worden bezien van de conclusies van de deskundigen, gehoord in raadkamer op 3 september 2010 en in hun schriftelijke rapportages, welke conclusies erop neer komen dat betrokkene in de afgelopen vier jaar geen tot onvoldoende behandeling heeft ondergaan, waardoor het risico reëel is dat hij wederom strafbare feiten, zoals het indexdelict, zal begaan.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dan ook de verlenging van de terbeschikkingstelling.
9. Tegenover de belangen van de maatschappij staan echter de belangen van de betrokkene om tijdig te weten hoe lang zijn terbeschikkingstelling nog moet gaan duren, om tijdig rechtsbijstand te kunnen inroepen en zich tijdig op de verlengingszitting te kunnen voorbereiden.
10. Gelet op de gang van zaken, waarbij vanaf 15 december 2009 een intensieve procedure is gevolgd om te bereiken dat betrokkene alsnog in het kader van zijn terbeschikkingstelling zal worden behandeld, is de rechtbank van oordeel dat door betrokkene in redelijkheid kon worden afgeleid dat het niet de bedoeling was om de terbeschikkingstelling te laten eindigen op 13 juni 2010, zelfs nog voordat de rechtbank een beslissing op de vordering alsnog verpleging had genomen en dat hij derhalve kon weten, dan wel vermoeden dat de terbeschikkingstelling zou voortduren.
11. Voorts is de rechtbank van oordeel dat betrokkene zich ook voldoende heeft kunnen voorbereiden. Er zijn verschillende zittingen gewijd aan de behandeling van de vordering ‘alsnog verpleging’ waarbij betrokkene altijd aanwezig is geweest en werd bijgestaan door een raadsman. Mede gelet op het karakter van de zittingen – een omzetting van een terbeschikkingstelling met voorwaarden naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege – gaat de rechtbank ervan uit dat betrokkene tijdig wist waar hij aan toe was. Bovendien kan uit zowel de proceshouding van betrokken partijen als uit hetgeen gedurende de behandelingen van de vordering ter terechtzitting naar voren is gebracht, worden afgeleid dat alle partijen er vanuit zijn gegaan dat, bij toewijzing van de vordering alsnog verpleging, de terbeschikkingstelling ook daadwerkelijk zou doorlopen tot ná 13 juni 2010.
12. De rechtbank acht de betrokkene dan ook niet in ernstige mate in zijn belangen geschaad.
13. Gelet op vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging en acht zij het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vordering verlenging terbeschikkingstelling. Het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling wordt afgewezen.
De adviezen
De rechtbank heeft kennis genomen van het adviesrapport van Iriszorg d.d. 25 augustus 2010. Hierin wordt onder meer het volgende geconcludeerd:
“In de loop van de jaren die betrokkene onder toezicht is gesteld, heeft Verslavingsreclassering van Iriszorg, alles op alles gezet om op maat hulp en steun aan betrokkene te bieden zodat hij een behandeling en een aangepaste werk/woning/dagbesteding zou kunnen krijgen. Bovendien heeft Verslavingsreclassering Iriszorg er alles aan gedaan om zijn alcohol- en vooral drugsgebruik onder controle te kunnen krijgen. Helaas moeten we de rechtbank informeren dat dit proces is mislukt, Dit omdat betrokkene, ondanks een officiële waarschuwing daarvoor, opnieuw harddrugs heeft gebruikt. (…)
Gelet op het advies van Iriszorg van december 2009, de bevindingen van de psychiater en psycholoog van april 2010, de uitspraak van de rechtbank op 18 juni 2010 en onze ervaringen met de heer [betrokkene] is de Verslavingsreclassering Iriszorg van mening dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging het enige kader is voor een behandeling wat het recidiverisico kan verlagen dan wel de maatschappij bescherming kan bieden tegen herhaling van een ernstig delict.”
De rechtbank heef voorts kennis genomen van het psychologisch rapport, opgemaakt door
[psycholoog], klinisch psycholoog, d.d. 19 april 2010. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconcludeerd:
“Bij betrokkene is sprake van complexe, meervoudige problematiek, namelijk een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoomis en van de ziekelijke stoornissen pervasieve ontwikkelingsstoornis nao (PDD-NOS), aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit nao, misbruik van alcohol en cannabis en afhankelijkheid van cocaïne en opioïde (heroïne). (…)
De belangrijkste factoren voortkomend uit de genoemde stoornissen zijn van belang ten aanzien van de kans op recidive: impulsiviteit, een beperkt sociaal en maatschappelijk aanpassingsvermogen, een beperkt empathisch vermogen, forse verslavingsproblematiek, beperkte impulscontrole, een sterke behoefte om de grens van het toelaatbare op te zoeken (en er overheen te gaan), innerlijke onrust en een gebrekkig concentratievermogen. Andere condities en factoren die hierbij in ogenschouw genomen moeten worden zijn: een zeer beperkt sociaal netwerk en sociale steun, forse schuldenproblematiek, geen woning en de neiging van betrokkene om de hulpverlening buiten spel te zetten.(…)
Betrokkene zal de grenzen van het toelaatbare blijven opzoeken (en daaroverheen gaan), conflicten blijven aangaan, drugs blijven gebruiken, zich niet aan afspraken houden, etcetera. Dit gedrag zal niet zondermeer verdwijnen. Met name door het gebruik van harddrugs, zal hij vermoedelijk snel maatschappelijk derailleren, wat tot eenzelfde situatie als tijdens het indexdelict kan leiden, waardoor het recidivegevaar toeneemt. Dit zou pleiten voor een omzetting van de maatregel terbeschikkingstelling naar bevel tot verpleging van overheidswege.
Anderzijds moet gesteld worden dat betrokkene in de afgelopen vier jaar, voor zover bekend, geen strafbare feiten heeft gepleegd. Beargumenteerd kan worden dat dit dankzij de maatregel TBS met voorwaarden was, maar het betekent ook dat betrokkene in enige mate in staat is zijn gedrag te controleren.
Ten tweede moet naar voren worden gebracht dat een eventuele behandeling in een TBS-kliniek gekenmerkt zal worden door conflicten, oppositioneel gedrag en overtredingen door betrokkene. Dit zal de behandelduur verlengen, omdat voor een resocialisatietraject de coöperatie van de betrokkene een voorwaarde is. Op een gegeven moment zal echter toch de vraag naar de proportionaliteit zich voordoen en het is de vraag in hoeverre betrokkene tegen die tijd werkelijk behandeld zal zijn.
Ondergetekende kan in algemene zin stellen dat het gevaar van maatschappelijk deraillement duidelijk aanwezig is, maar gezien het feit dat betrokkene in staat is gebleken zijn gedrag zodanig te controleren dat hij in de afgelopen vier jaren geen strafbare feiten heeft gepleegd en hij bovendien in sociaal en maatschappelijk opzicht vooruitgang heeft geboekt, kan niet goed onderbouwd worden dat betrokkene zondermeer tot ernstige strafbare feiten zal overgaan. Dit pleit tegen de omzetting van de TBS met voorwaarden naar een TBS met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het alternatief is beëindiging van de maatregel terbeschikkingstelling, waarna betrokkene zich op vrijwwillige basis laat begeleiden door Jongeren Onder Dak (JOD). Hij zegt daar zeker toe bereid te zijn. Betrokkene geeft aan dat hij er zelf van overtuigd is dat niet meer zal basen en geen heroïne meer zal gebruiken. Indien de geschetste verwachting van een maatschappelijk deraillement zich echter heeft aangediend, is het de vraag of betrokkene ook dan in staat is deze middelen niet te gebruiken. Betrokkene zegt dat hij nu niet kan beloven nooit meer cocaïne te snuiven en, cannabis wil hij zeker blijven gebruiken. Wel wil hij meewerken aan verdere behandeling en hij zegt bereid te zijn medicatie te gebruiken, zoals tegen ADHD.
Het JOD is bereid betrokkene in een RIBW te plaatsen en hem te begeleiden. Ook bij De Werkmeester is hij welkom.”
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het psychiatrisch rapport, opgemaakt door [psychiater], psychiater, d.d. 19 april 2010. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconcludeerd:
“1. Is onderzochte op dit moment lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
Ja, Er is sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO (PDD-NOS), aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit NAO, misbruik van cannabis, misbruik van cocaïne, afhankelijkheid van cocaine en opioïde (in remissie) en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
2. A Welke factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van belang zijn voor de kans op recidive?
Impulsiviteit, chaotisch denken en gedrag, gebrekkige sociale wederkerigheid, weinig introspectie, snel afgeleid zijn en een beperkte coping om met frustraties, spanningen en emoties om te gaan.
B Welke andere factoren en condities moeten hierbij in ogenschouw worden genomen?
Ernstige verslavingsproblematiek, nauwelijks empathisch vermogen, geringe
frustratietolerantie en agressieregulatie, weinig motivatie tot behandeling, forse schulden, een beperkt sociaal netwerk.
C Is iets te zeggen over eventuele onderlinge beïnvloeding van deze factoren en condities?
Steeds worden de symptomen van PDD-NOS en ADHD beïnvloed door verslaving, betrokkenes ageer of antisociale gedrag en omstandigheden als beperkte steun en schulden. En andersom hebben de symptomen van A steeds een grote invloed op de factoren bij B. Er is een continue beïnvloeding.
3. Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor interventies op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden?
Betrokkene heeft een langdurende en waarschijnlijk blijvende begeleiding/behandeling nodig om richting te kunnen geven aan zijn leven.
In de behandeling zal gestreefd moeten worden naar een gecombineerde behandeling van de diagnosen. Allereerst zal idealiter het middelengebruik moeten stoppen. Om dit te faciliteren is adequate medicamenteuze behandeling en coaching van betrokkene i.v.m. ADHD zeer belangrijk zodat impulsiviteit vermindert. Tegelijkertijd is een professionele, gespecialiseerde begeleiding van de PDD-NOS noodzakelijk om betrokkene op dit vlak meer vaardigheden en omgang met zijn beperkingen aan te leren. Het is aannemelijk dat wanneer deze benadering slaagt de persoonlijkheidsproblematiek milder kan zijn, maar dat de lang bestaande problematiek betreffende zelfbeeld en coping van betrokkene moeilijk zal blijven zijn en ook blijvende aandacht zal behoeven. Gecombineerd met het behandelen zoals hierboven beschreven, zal veel aandacht moeten worden gegeven aan wonen, werk, netwerk en financiën, al moeten deze onderwerpen al aandacht krijgen binnen bijvoorbeeld de behandeling/begeleiding van PDD-NOS en ADHD.
Tot nu toe heeft behandeling relatief weinig opgeleverd. In eerste instantie lijkt dit te hebben gelegen aan de complexe problematiek van betrokkene zelf. Doordat er verschillende diagnoses zijn die in tijden van drugsgebruik nauwelijks te stellen zijn of er helderheid in te krijgen, lijkt het voortschrijdende inzicht in betrokkenes problematiek bijna onlosmakelijk verbonden met deze problematiek. Daarbij komt dat de symptomen van betrokkene (impulsiviteit, gebrek aan sociale vaardigheden, primitieve coping, beperkte frustratietolerantie en verslaving/misbruik) een continue en opbouwende behandeling vaak in de weg stonden en waarbij achteraf mogelijk andere beslissingen in het behandeltraject hadden kunnen worden gekozen. Naast, en mede door, de beperkte resultaten van de behandeling heeft betrokkene zich de laatste vier jaar niet altijd aan de voorwaarden gehouden en heeft hij nu de voorwaarden overtreden door bij herhaling, en na een officiële waarschuwing, drugs te gebruiken. Hij functioneert alleen met intensieve begeleiding en ondanks deze begeleiding heeft hij terugvallen. Betrokkene bagatelliseert de situatie, zegt geen klachten te ervaren, gebruikt geen medicatie meer en komt steeds meer terug in zijn oude patroon van leven, waarbij drugs een grote rol speelde. Hij heeft geen nieuwe delicten gepleegd, al hebben zich meerdere agressieve situaties voorgedaan de laatste vier jaar. Drugs verhogen de al grote impulsiviteit en daarmee wordt de kans op recidive groot. Betrokkene is weinig gemotiveerd voor behandeling, heeft weinig inzicht en heeft een weinig realistisch toekomstbeeld.
Aangezien hij onvoldoende behandeld is en grotendeels afhankelijk van de begeleiding om zijn leven richting te geven, is het zeer aannemelijk dat betrokkene in een ambulante setting zijn nu lang bestaande problematische gedrag blijft vertonen, vaker terug zal vallen in drugsgebruik en in een zelfde situatie terecht zal komen als bij het plegen van het indexdelict. In deze context lijkt er in juridische zin maar één mogelijkheid, namelijk het omzetten van de TBS met voorwaarden in TBS met dwangverpleging.
Het alternatief is dat betrokkene op vrijwillige basis verder gaat met de begeleiding door JOD en weer gaat werken bij de Werkmeester.”
De getuige-deskundige [psycholoog] heeft ter terechtzitting van 3 september 2010 zijn rapportage toegelicht en daarbij verklaard:
“Wat mij betreft is er niets veranderd in de situatie van betrokkene sinds de door mij uitgebrachte rapportage van 19 april 2010.
Het gevaar is dat betrokkene zichzelf niet onder controle heeft en drugs gaat gebruiken. De afgelopen jaren heeft betrokkene echter geen delicten gepleegd. Ik kan niet goed onderbouwen wat de gevaarsrisico’s zijn. Het staat echter buiten kijf dat het gebruik van drugs kan leiden tot strafbare feiten.
Gesteld dat betrokkene gaat meewerken, dan zal het resocialisatietraject jaren duren. Bij alle instellingen loopt hij tegen grenzen op en gaat hij erover heen.
Uitgaande van een tbs met dwangverpleging, dan is een verlenging met één jaar eigenlijk nog te weinig. Voordat de eigenlijke behandeling zal beginnen zijn we maanden verder. Als de tbs wordt verlengd, dan adviseer ik de tbs te verlengen met twee jaar.”
De getuige-deskundige [psychiater] heeft ter terechtzitting van 3 september 2010 zijn rapportage toegelicht en onder meer verklaard:
“Ik handhaaf de conclusies van mijn rapportage van 19 april 2010.
Inherent aan de bij betrokkene gestelde diagnoses is er een lange termijn nodig voor een behandeling. Ik denk dan aan een behandeling van minstens twee jaar.
De vrees voor herhaling is groot. Ik concludeer dit op basis van de psychiatrische diagnoses die gesteld zijn. Betrokkene is sindsdien nog helemaal niet behandeld. Er is sprake van te weinig probleemoplossend vermogen bij betrokkene. Als betrokkene niet wordt behandeld dan is de kans groot dat hij weer terugvalt in zijn drugsgebruik en in een zelfde situatie terecht zal komen als bij het plegen van het indexdelict als gevolg van zijn impulsieve gedrag. Betrokkene heeft weliswaar de afgelopen jaren geen delicten meer gepleegd, maar daarbij dient opgemerkt te worden dat betrokkene in die periode ook onder controle heeft gestaan van Iriszorg. Als deze controle wegvalt, heeft betrokkene onvoldoende mogelijkheden om zichzelf staande te houden.”
De rechtbank acht voormelde conclusies logisch en consistent en schaart zich om die reden achter die conclusies.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en op grond van de omstandigheid dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en), de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel eist en wel met een periode van twee (2) jaar.
De rechtbank zal beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.
BESLISSING:
Verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] voornoemd met twee (2) jaar.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer door:
mrs. P.C. Quak (voorzitter), A.G. Broek-de Stigter en A.M van Gorp,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2010.