ECLI:NL:RBARN:2010:BN7357

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1053
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • G. Noordraven
  • L. van Gijn
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek wegens geobjectiveerde schijn van partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 17 september 2010 een verzoek tot wraking toegewezen. Het verzoeker, die zich in een kort geding bevond, stelde dat de voorzieningenrechter partijdig was. De gronden voor het wrakingsverzoek waren onder andere dat de Nederlandse Grondwet niet voldoende waarborgen biedt voor de onafhankelijkheid van rechters, en dat de voorzieningenrechter een nevenfunctie had die leidde tot een nauwe werkrelatie met een van de eisende partijen. Verzoeker voerde aan dat deze omstandigheden een geobjectiveerde schijn van partijdigheid creëerden.

De rechtbank overwoog dat de Stichting Katholieke Universiteit, waar de Radboud Universiteit Nijmegen en het Universitair Medisch Centrum Sint Radboud deel van uitmaken, geen zelfstandig rechtspersoonlijkheid heeft. Hierdoor was er onvoldoende waarborg voor de onafhankelijkheid van de voorzieningenrechter in deze zaak. De rechtbank concludeerde dat de voorzieningenrechter onvoldoende maatregelen had genomen om elke gerechtvaardigde twijfel aan zijn onafhankelijkheid uit te sluiten, wat leidde tot de toewijzing van het wrakingsverzoek.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de uitspraak definitief is. De rechtbank benadrukte het belang van de schijn van partijdigheid en de noodzaak voor rechters om transparant en onafhankelijk te opereren in hun rol.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
Registratienummer: 10-1053
Beschikking van 17 september 2010
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
en
mr. [ ],
in zijn hoedanigheid van voorzieningenrechter van deze rechtbank in de zaak met nummer [zaaknummer].
1. Procedure
Ter zitting van 25 augustus 2010 heeft verzoeker mondeling en door een schrijven, gedateerd 25 augustus 2010, een wrakingsverzoek ingediend tegen [de voorzieningenrechter].
[de voorzieningenrechter] heeft bij schrijven van 27 augustus 2010 aangegeven niet in de wraking te berusten en zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
De behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek op 3 september 2010 heeft geen doorgang gevonden, naar aanleiding van een aanhoudingsverzoek namens de heer [verzoeker], ingekomen op 30 augustus 2010, dat door de wrakingskamer is gehonoreerd.
Op 13 september 2010 is het wrakingsverzoek tegen [de voorzieningenrechter] ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door een gevolmachtigde, de heer [betrokkene]. Mr. [advocaat] heeft bij schrijven van 10 september 2010 aangegeven dat niemand namens de eisende partijen in het kort geding zal verschijnen. [de voorzieningenrechter] is eveneens niet ter zitting verschenen.
Ter zitting van 13 september 2010 is verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn verzoek nader toe te lichten.
2. Het verzoek en het verweer
2.1 Verzoeker heeft [de voorzieningenrechter] ter zitting van 25 augustus 2010 gewraakt op de in eerdergenoemd schrijven opgenomen gronden. Verzoeker stelt dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is nu, samengevat:
- de Nederlandse Grondwet er niet in voorziet de onafhankelijkheid van rechters te waarborgen;
- [de voorzieningenrechter] een nevenfunctie heeft waardoor er een nauwe werkrelatie is met één van de eisende partijen in het kort geding;
- er een samenwerkingsverband is tussen het CPO, waarvoor [de voorzieningenrechter] werkzaamheden heeft verricht, en de Nederlandse Orde van Advocaten, waarbij het advocatenkantoor waar mr. [advocaat] werkzaam is, is aangesloten;
- de kort geding procedure op onrechtmatige wijze is aangestuurd met het oogmerk de zaak met een hamerslag af te kunnen doen, aangezien het gedaagden niet werd toegestaan geluidsfragmenten ter zitting af te spelen.
2.2 [de voorzieningenrechter] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.3 Mr. [advocaat] heeft namens de eisende partijen in het kort geding bericht dat zij zich op het standpunt stelt dat het wrakingsverzoek als zijnde ongegrond dient te worden afgewezen.
3. Beoordeling
3.1 Gelet op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3 De onpartijdigheid van de rechter moet worden beoordeeld aan de hand van een subjectieve toets, waarbij het gaat om de persoonlijke overtuiging van een bepaalde rechter in een bepaalde zaak, en aan de hand van een objectieve toets, waarbij moet worden vastgesteld of de rechter voldoende waarborgen heeft geboden om iedere gerechtvaardigde twijfel te zijnen opzichte uit te sluiten. Hierbij kan tevens de schijn van partijdigheid van belang zijn. Deze schijn moet echter wel objectiveerbaar zijn.
3.4 De aangevoerde gronden geven geen aanleiding om te oordelen dat [de voorzieningenrechter] bij de behandeling of de beoordeling van het geschil blijk heeft gegeven van enige partijdigheid. De enkele aangevoerde omstandigheid dat het verzoekers niet is toegestaan ter zitting geluidsfragmenten ten gehore te brengen duidt niet op partijdigheid. Of het een partij wordt toegestaan haar standpunt te onderbouwen met ter zitting afgespeelde geluidsfragmenten is een kwestie van orde, die aan de vrije beoordeling van de voorzitter is overgelaten. Niet is gebleken dat verzoekers zijn belet hun standpunt op andere wijze naar voren te brengen.
3.5 Ten aanzien van een mogelijke schijn van partijdigheid overweegt de rechtbank als volgt. De Stichting Katholieke Universiteit (nader te noemen: SKU) is een rechtspersoon waar de Radboud Universiteit Nijmegen en het Universitair Medisch Centrum Sint Radboud beide deel van uitmaken. Het Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs (nader te noemen: CPO), waarvoor [de voorzieningenrechter] naar eigen zeggen tegen vergoeding diensten verleent, maakt op zijn beurt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het CPO noch de Radboud Universiteit Nijmegen bezit zelfstandig rechtspersoonlijkheid, waardoor de SKU de overkoepelende rechtspersoon is van waaruit zowel het Universitair Medisch Centrum Sint Radboud als de Radboud Universiteit Nijmegen, en daarmee het CPO, formeel gezien worden bestuurd.
Hoewel in de dagelijkse praktijk mogelijk geen directe hiërarchische relatie bestaat tussen [de voorzieningenrechter] en de SKU, is de rechtbank van oordeel dat [de voorzieningenrechter], door op te treden als voorzieningenrechter in een procedure waarbij dezelfde SKU één van de eisende partijen is, onvoldoende waarborgen heeft geboden om iedere gerechtvaardigde twijfel aan onafhankelijkheid te zijnen opzichte uit te sluiten. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank een geobjectiveerde schijn van partijdigheid ontstaan. Daarom dient het wrakingsverzoek te worden toegewezen.
3.6 Het voorgaande leidt ertoe dat de overige wrakingsgronden geen nadere bespreking behoeven.
3.7 Door de toewijzing van het wrakingsverzoek zal een andere voorzieningenrechter van de rechtbank het kort geding moeten behandelen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Noordraven (voorzitter), L. van Gijn en W.F. Bijloo, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Baaziz op 17 september 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.