ECLI:NL:RBARN:2010:BN7956

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901046-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging tot invoer van cocaïne door 19-jarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 22 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en een poging tot invoer van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een overval op de C1000 in Millingen aan de Rijn op 10 december 2009, waarbij de verdachte en twee medeverdachten onder bedreiging van geweld een aanzienlijk geldbedrag en buskaarten hebben gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van getuige 1 bruikbaar was voor het bewijs, ondanks de bezwaren van de verdediging over het verschoningsrecht van getuigen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken was bij de overval, mede op basis van het aangetroffen geldbedrag in de woning van getuige 1, dat volgens deze getuige aan de verdachte toebehoorde. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van een poging tot invoer van cocaïne, waarbij de rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen had geprobeerd om een hoeveelheid cocaïne naar Nederland te smokkelen. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de impact op de slachtoffers van de overval en de bredere maatschappelijke gevolgen van drugshandel. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, maar benadrukte de noodzaak van een strenge aanpak van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/901046-09
Data zittingen : 16 april 2010, 30 juni 2010 en 8 september 2010
Datum uitspraak : 22 september 2010
Tegenspraak
Promis II
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 2 juli 1991 te Nijmegen,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir. Molsweg 5 te Arnhem.
Raadsman : mr. G.J. Gerrits, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 november 2009 tot en met
10 december 2009, in de gemeente Nijmegen en/of in de gemeente Millingen aan de Rijn, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen het/de navolgende geldbedrag(en) en/of de navolgende goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de navolgende perso(o)n(en)/benadeelde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal (telkens) werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer perso(o)n(en)/werknemer(s), (telkens) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) gemaskerd (met bivakmutsen) een supermarkt binnenkwam(en) en/of (vervolgens) onder dreiging van een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of steekwapen(s) de aldaar aanwezige perso(o)n(en)/werknemer(s) vroegen om voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) en/of een of meer aldaar aanwezige perso(o)n(en)/werknemer(s) heeft/hebben gekneveld (met tie-rips) en/of geschopt en/of geslagen, en aldus een dreigende situatie voor die perso(o)n(en)/werknemer(s) heeft/hebben gecreëerd:
datum/data geld/goed(eren) benadeelde(n)
10-11-09 40.000 euro, strippenkaarten, Super de Boer
(zaaksdossier 1) Super vijfeuro Rocks
10-12-09 35.000 euro, buskaarten, C-1000
(zaaksdossier 2) mobiele telefoon(s)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 november 2009 tot en met
10 december 2009, in de gemeente Nijmegen en/of in de gemeente Millingen aan de Rijn, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld een of meer perso(o)n(en)/werknemer(s), heeft gedwongen tot de afgifte van de/het navolgende geldbedrag(en) en/of de navolgende goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de navolgende perso(o)n(en)/benadeelde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) gemaskerd (met bivakmutsen) een supermarkt binnenkwam(en) en/of (vervolgens) onder dreiging van een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of steekwapen(s) de aldaar aanwezige perso(o)n(en)/werknemer(s) dwongen tot de afgifte van voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) en/of een of meer aldaar aanwezige perso(o)n(en)/werknemer(s) heeft/hebben gekneveld (met tie-rips) en/of geschopt en/of geslagen, en aldus een dreigende situatie voor die perso(o)n(en)/werknemer(s) heeft/hebben gecreëerd:
datum/data geld/goed(eren) benadeelde(n)
10-11-09 40.000 euro, strippenkaarten, Super de Boer
(zaaksdossier 1) Super vijfeuro Rocks
10-12-09 35.000 euro, buskaarten, C-1000
(zaaksdossier 2) mobiele telefoon(s)
2.
hij op of omstreeks 18 december 2009 in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland en/of te Curacao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 500 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, een (in Curacao aangehouden) koerierster die hoeveelheid per vliegtuig naar Nederland willen laten brengen.
2. Het onderzoek ter terechtzitting.
De zaak is op 8 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. G.J. Gerrits, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd
(met betrekking tot de overval op de Super de Boer:)
• [benadeelde partij1]
• [benadeelde partij2]
• [benadeelde partij3]
• [benadeelde partij4]
• [benadeelde partij5]
• [benadeelde partij6]
(met betrekking tot de overval op de C1000:)
• [betrokkene7]
• [benadeelde partij8]
De benadeelde partij [betrokkene7] is ter terechtzitting verschenen en heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht. De overige benadeelde partijen zijn niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. H.G. Velders, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie geëist dat de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde partij8], [benadeelde partij3], [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] niet-ontvankelijk in hun vorderingen zal verklaren en de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1], [benadeelde partij2], [benadeelde partij6] en [betrokkene7] geheel zal toewijzen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de clausule van hoofdelijkheid.
De raadsman van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd. Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
3. De beslissingen inzake het bewijs en de motivering daarvan.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde overval op de Super de Boer in Nijmegen op
10 november 2009.
Anders dan door de officier van justitie is betoogd is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijswaarde kan worden gehecht aan de in het dossier aanwezige verklaring van getuige
[ge[getuige4], inhoudende dat zij het vriendje van het zusje van verdachte heeft horen zeggen dat onder meer verdachte de Super de Boer heeft overvallen. Immers de door getuige [getuige4] bedoelde bron van informatie, getuige [getuige5], is door de politie en door de rechter-commissaris gehoord en heeft verklaard nooit met iemand over die overval te hebben gesproken en nooit namen te hebben genoemd.
Voorts is de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is betoogd, van oordeel dat er geen bewijswaarde kan worden gehecht aan de in het dossier aanwezige verklaring van getuige
[getuige1] inhoudende dat hij in december 2009 van personen uit zijn Antilliaanse vrienden- en kennissenkring heeft gehoord dat onder meer verdachte bezig was met het plegen van gewapende overvallen op supermarkten. De rechtbank heeft hierbij in ogenschouw genomen dat die [getuige1] deze informatie nimmer rechtstreeks van verdachte of een van diens medeverdachten heeft verkregen.
Gezien het vorenstaande en de omstandigheid dat zich in het dossier overigens geen bewijsmiddelen bevinden die verdachte rechtstreeks in verband brengen met de onder 1 ten laste gelegde overval op de Super de Boer in Nijmegen op 10 november 2009, kan naar het oordeel van de rechtbank bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet worden bewezen dat verdachte deze overval heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde overval op de C1000 in Millingen aan de Rijn op 10 december 2009.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 december 2009 heeft er omstreeks 06:10 uur een overval plaatsgevonden op de C1000 in Millingen aan de Rijn, gevestigd aan [adres]. Deze overval is gepleegd door drie mannen. De mannen waren gemaskerd (met bivakmutsen ), donker gekleed en zijn via een deur aan de achterzijde van de C1000 de supermarkt binnengegaan.
De mannen hebben een bedrag van € 25.000,00 á € 30.000,00 - mede bestaande uit rolletjes met muntgeld - en meerdere buskaarten gestolen.
De diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij8], [benadeelde partij9], [betrokkene7] en [benadeelde partij10] (werknemers van de C1000). De drie mannen hebben hen onder bedreiging van een vuurwapen en/of een mes naar het kantoor op de eerste verdieping van het pand gebracht en hebben hen gekneveld met tie-rips.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte als één van de drie overvallers betrokken is geweest bij de overval op de C1000 in Millingen aan de Rijn op 10 december 2009.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte één van die drie overvallers is geweest, zodat verdachte van deze ten laste gelegde overval dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de zich in het dossier bevindende op 6 januari 2010 door [getuige3], zijnde de oma van verdachte, afgelegde verklaring stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze verklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten nu [getuige3] voorafgaand aan het afleggen van haar verklaring niet is gewezen op haar verschoningsrecht .
De beoordeling
Anders dan door de verdediging is betoogd, acht de rechtbank de bedoelde verklaring van
[getuige3] bruikbaar voor het bewijs. De stelling van de raadsman van verdachte dat indien een getuige voorafgaand aan een verhoor door de rechter-commissaris niet is gewezen op zijn/haar verschoningsrecht die verklaring niet voor het bewijs kan worden gebruikt, vindt zijn weerlegging in het arrest van de Hoge Raad van 30 augustus 2005 (NJ 2005, 543), waaruit volgt dat opsporingsambtenaren noch rechters verplicht zijn om getuigen uitdrukkelijk te wijzen op hun verschoningsrecht. Hetgeen de raadsman van verdachte ter terechtzitting ter onderbouwing van diens verweer heeft aangevoerd, doet niet af aan het in dit arrest gegeven oordeel.
Voorts is de hier bedoelde verklaring van [getuige3], die korte tijd na de doorzoeking van haar woning is afgelegd, naar het oordeel van de rechtbank dusdanig expliciet - waarbij de rechtbank opmerkt dat [getuige3] mede uit eigen waarneming heeft verklaard -, dat de rechtbank deze betrouwbaar acht.
Uit de, in aanvulling op hetgeen hiervoor onder de vaststaande feiten is opgenomen, door de rechtbank te bezigen bewijsmiddelen volgt het navolgende.
- Op 9 december 2009 heeft er omstreeks 23:15 uur een telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] plaatsgevonden. In dit gesprek wordt door verdachte tegen medeverdachte [medeverdachte1] gezegd: “dat ze zo naar hem toekomen”. Verdachte vraagt dan aan medeverdachte [medeverdachte1]: “of hij al thuis is”, waarop medeverdachte [medeverdachte1] antwoordt: “al heel lang”. Vervolgens zegt verdachte tegen medeverdachte [medeverdachte1]: “je hebt…”, waarop medeverdachte [medeverdachte1] zegt: “alles, alles” en “ik heb alles, alles”. Verdachte vraagt daarna aan medeverdachte [medeverdachte1]: “dus alle 2 de brommers?”. Medeverdachte [medeverdachte1] antwoordt hierop: “Ja, alles, alles”. Verdachte zegt dan tegen medeverdachte [medeverdachte1]: “Goed dan, ik zie je zo meteen dan”.
- Op 10 december 2009 zijn omstreeks 05:30 uur op [adres] in Millingen aan de Rijn twee brommers met daarop drie donker geklede personen gesignaleerd;
- Op 5 en/of 6 januari 2010 heeft er in de woning van [getuige3] in Nijmegen een doorzoeking plaatsgevonden. Bij die doorzoeking werden in een wasmand onder wat vuile was zakken met daarin een geldbedrag (enkele duizenden euro’s in totaal) aangetroffen, bestaande uit biljetten en muntrolletjes zoals deze doorgaans in het commerciële circuit worden gebruikt;
- De zakken waarin dit geldbedrag zat waren blijkens de verklaring van [getuige3] van verdachte. [getuige3] heeft verdachte ook met die zakken zien lopen.
- Verdachte heeft geen inkomen uit werk noch een uitkering .
Ter terechtzitting daarnaar gevraagd, heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven voor de herkomst van het hiervoor bedoelde geldbedrag. De rechtbank houdt het er op basis van de vaststaande feiten en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, voor dat dit geldbedrag afkomstig is van de overval op de C1000 in Millingen aan de Rijn op 10 december 2009 en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de overvallers is geweest.
Hetgeen door de raadsman van verdachte overigens ter zake is aangevoerd, vindt naar het oordeel van de rechtbank zijn weerlegging in de hiervoor beschreven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2
Gezien de zinsnede “althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,” is het, naar de rechtbank begrijpt, de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging geweest om met de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid, een hoeveelheid van ongeveer 500 gram cocaïne aan te duiden. De rechtbank leest de dagvaarding aldus verbeterd.
Voorts overweegt de rechtbank dat het, naar de rechtbank begrijpt, gezien de zinsnede “ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf”, de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging is geweest een poging tot medeplegen van overtreding van artikel 2 onder A van de Opiumwet ten laste te leggen. Ter terechtzitting is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De rechtbank leest in de dagvaarding derhalve de zinsnede “terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid” in.
De Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 december 2009 is [getuige3] op de luchthaven van Willemstad (Curaçao) aangehouden, omdat bij het maken van een röntgenfoto was gebleken dat zij een zogenaamde duwersbol in haar lichaam, te weten in haar vagina, had.
Het bruto gewicht van de duwersbol bedroeg 515 gram. De in de duwersbol aanwezige substantie is getest op de aanwezigheid van cocaïne door gebruikmaking van de Scott Reagent Modified veldtest [de rechtbank begrijpt: N(arcotic) I(dentification) K(it) Test G - Modified Scott Reagent]. Deze test gaf een positieve blauwe kleurreactie.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen heeft gepoogd ongeveer 500 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat nu uit het dossier enkel het vermoeden is gerezen dat de door [getuige3] vervoerde substantie cocaïne was, niet kan worden uitgesloten dat er sprake is geweest van een absoluut ondeugdelijke poging, zodat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De beoordeling
Uit de, in aanvulling op hetgeen hiervoor onder de vaststaande feiten is opgenomen, door de rechtbank te bezigen bewijsmiddelen volgt het navolgende.
- Medeverdachte [medeverdachte3] en onder meer verdachte hadden blijkens de verklaring van [get[getuige3]et plan om door [getuige3] vanuit Curaçao drugs naar Nederland te laten smokkelen. [getuige3] zou de drugs ‘tussen de benen’ verstoppen;
- Op 18 december 2009 heeft er omstreeks 18:55 uur een telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte3] plaatsgevonden. In dit gesprek wordt door medeverdachte [medeverdachte3] gezegd: “We zijn nu op het vliegveld. Ze gaat nu inchecken en als ze naar binnen gaat bel ik je weer”, waarop verdachte zegt: “Goed, goed, bel me zo terug, goed, goed, rustig”;
- Op 18 december 2009 heeft er omstreeks 19:37 uur opnieuw een telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte3] plaatsgevonden. In dit gesprek wordt door medeverdachte [medeverdachte3] gezegd: “Ze is naar binnen gegaan”, waarop verdachte zegt: “Bel me over 2 uur, kijken of alles goed is gegaan daar beneden”;
- Op 18 december 2009 heeft er omstreeks 22:58 uur een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [de rechtbank begrijpt:] de moeder van verdachte en [de rechtbank begrijpt:] [getuige3] In dit gesprek wordt door [getuige3] gezegd: “Ik zit vast”. De moeder van verdachte vraagt dan: “waar ben je”, waarop [getuige3] antwoordt: “Curaçao, ze hebben me gesnapt met die kutdingen”;
- Op 18 december 2009 heeft er omstreeks 23:00 uur een telefoongesprek tussen verdachte en diens moeder plaatsgevonden. In dit gesprek wordt door de moeder van verdachte gezegd: “[de rechtbank begrijpt:] [getuige3] heeft opgebeld en gezegd dat ze vastzit”. Verdachte vraagt hierop: “Waar?”, waarop de moeder van verdachte antwoordt: “op Curaçao”;
- Op 19 december 2009 heeft er omstreeks 01:35 uur een telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte3] plaatsgevonden. In dit gesprek wordt door verdachte gezegd: “Ik heb gehoord dat ze haar gepakt hebben” en “Mijn moeder heeft me net opgebeld. Zij heeft tegen mijn moeder gezegd dat ze haar hebben opgepakt”.
[getuige3] heeft tegenover de politie op Curaçao verklaard dat de ‘aangetroffen verdovende middelen’ van haar waren, dat zij een kennis - van wie zij wist dat hij verdovende middelen had - heeft gevraagd haar een aantal grammen te geven om naar Nederland te smokkelen en dat zij eerder verdovende middelen heeft getransporteerd. Deze verklaring levert naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de wijze van verpakking en vervoer, samen met de positieve uitslag van de NIK Test G op, dat, anders dan door de verdediging is betoogd, wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de gesmokkelde substantie de stof cocaïne bevatte als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Op basis van de vaststaande feiten en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Nu de mate van zuiverheid van de cocaïne niet vast is komen te staan, zal de rechtbank niet bewezen verklaren dat het ging om ongeveer 500 gram cocaïne, maar om een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
3a. De bewezenverklaring.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 10 december 2009 in de gemeente Millingen aan de Rijn, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen het navolgende geldbedragen de navolgende goederen toebehorende aan de navolgende benadeelde welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer werknemer(s),gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en zijn mededader gemaskerd (met bivakmutsen) de supermarkt binnenkwamen en(vervolgens) onder dreiging van een vuurwapenen/of een steekwapen de aldaar aanwezige hebben gekneveld (met tie-rips) en aldus een dreigende situatie voor die werknemer hebben gecreëerd:
datum geld/goederen benadeelde
10-12-09 25.000/30.000 euro en buskaarten C-1000
2.
hij op 18 december 2009 in Nederland enCuraçao, tezamen en in vereniging met anderen er uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, door een (in Curaçao aangehouden) koerierster die hoeveelheid per vliegtuig naar Nederland heeft willen laten brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Poging tot medeplegen van overtreding van artikel 2 onder A van de Opiumwet.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar. Feiten of omstandigheden die zijn strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten zijn niet aannemelijk geworden.
6. De motivering van de op te leggen straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte, die blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 18 augustus 2010 reeds eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld, heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweldpleging. Dit geweld bestond uit het bedreigen van de werknemers van de C1000 met een vuurwapen en een mes en het knevelen van die werknemers met tie-rips. Voor deze werknemers zijn dit angstige momenten geweest die nog lang in hun herinnering kunnen blijven, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Een feit als dit brengt bovendien onrust teweeg in de maatschappij, veroorzaakt een gevoel van onveiligheid en schokt daarnaast de rechtsorde in hevige mate.
Voorts heeft verdachte samen met anderen getracht een (handels)hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Door tijdig ingrijpen van de douane en/of politie op Curaçao is de invoer bij een poging gebleven. Een delict als dit leidt tot de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid hier te lande ernstig wordt bedreigd en waardoor ook het plegen van vermogensdelicten door de gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Ook vanuit internationaal perspectief verdient de handel in drugs, zeker de invoer van cocaïne, een strenge aanpak.
De ernst van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers van het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank, ook uit het oogpunt van generale preventie, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor lange duur.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan de straf die door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank minder bewezen acht dan waarvan de officier van justitie in zijn eis is uitgegaan. De rechtbank acht de hierna op te leggen straf, zowel wat betreft strafsoort als strafmaat, het meest passend bij de persoon van verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen.
De benadeelde partij [benadeelde partij8] heeft weliswaar een voegingsformulier ingediend, maar heeft geen bedrag ter schadevergoeding ingevuld. Gelet hierop acht de rechtbank deze benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
De door de benadeelde partijen [benadeelde partij3], [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] gestelde schade is blijkens de inhoud van hun vorderingen reeds op andere wijze vergoed en wordt derhalve niet in deze procedure gevorderd. De rechtbank zal deze benadeelde partijen dan ook niet-ontvankelijk in hun vorderingen verklaren.
De overige benadeelde partijen, te weten [benadeelde partij1], [benadeelde partij2],
[benadeelde partij6] en [betrokkene7], hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van hun vorderingen, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde overval op de Super de Boer in Nijmegen op 10 november 2009, op welke overval de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1], [benadeelde partij2] en [benadeelde partij6] betrekking hebben, zal de rechtbank deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen verklaren.
Verdachte zal voor de onder 1 ten laste gelegde overval op de C1000 in Millingen aan de Rijn op 10 december 2009 worden veroordeeld. Gelet hierop acht de rechtbank de benadeelde partij [betrokkene7], wier vordering betrekking heeft op deze overval, ontvankelijk in haar vordering.
De benadeelde partij [betrokkene7] vordert een bedrag van € 1.080,00. Van dit bedrag is een bedrag van € 80,00 reeds op andere wijze, te weten door de verzekering, vergoed. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve slechts tot een bedrag van € 1.000,00 ontvangen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene7] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks (immateriële) schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering toewijsbaar is.
De rechtbank ziet tevens aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 91 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
8. De beslissing.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 ten laste gelegde overval op de Super de Boer in Nijmegen op 10 november 2009.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde overval op de C1000 in Millingen aan de Rijn op 10 december 2009 heeft begaan.
Verklaart voorts bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder
punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 (zegge: drie) jaren en 6 (zegge: zes) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1],
[benadeelde partij2], [benadeelde partij3], [benadeelde partij4], [benadeelde partij5], [benadeelde partij6] en [benadeelde partij8].
Verklaart deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene7].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.000,00.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [betrokkene7], wonende te [adres], te betalen € 1.000,00 (zegge: duizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene7], wonende te [adres], te betalen
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (zegge: twintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mr. N.K. van den Dungen - Dijkstra, voorzitter, mr. H.P.M. Kester - Bik en mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2010.
Mr. N.K. van den Dungen - Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.