Parketnummers : 05-720597-10
Datum zitting : 09 september 2010
Datum uitspraak : 23 september 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
geboren op : 20 maart 1979 te Ede,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de kantonrechter toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Hij op of omstreeks 17 september 2009 te [vestigingsplaats bedrijf], althans in Nederland in de uitoefening van beroep of bedrijf, te weten als eigenaar van [naam bedrijf], [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] heeft gediscrimineerd wegens hun homoseksuele gerichtheid; namelijk door deze [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] in een e-mailbericht (van 17 september 2009) te melden:”Heeft u een mannelijke partner zoals lijkt uit uw mailadres? Sorry, maar als dat zo is passen wij echt niet bij elkaar. Dit druist te sterk tegen mijn principes in. Ik denk dat wij daardoor een teveel verstoorde samenwerking zullen hebben.”, althans woorden van gelijke aard of strekking.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 09 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde dient te worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 250,- euro subsidiair 5 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld
Op 17 september 2009 heeft verdachte, als eigenaar van zijn bouwbedrijf gevestigd in [vestigingsplaats bedrijf], een mail verzonden naar de aangevers met ondermeer als inhoud: “ Heeft u een mannelijke partner zoals blijkt uit uw mailadres? Sorry, maar als dat zo is passen we echt niet bij elkaar. Dit druist te sterk tegen mijn principes in. Ik denk dat wij daardoor een teveel verstoorde samenwerking zullen hebben.”
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat er sprake is van discriminatie in de uitoefening van een bedrijf. Verdachte heeft, door in een email te refereren aan de homoseksuele gerichtheid van aangevers en door te stellen dat men niet bij elkaar past omdat dit te sterk tegen de principes van verdachte indruist en er een teveel verstoorde samenwerking te verwachten is, daarmee - weliswaar verpakt - tot uitdrukking gebracht dat verdachte geen diensten aan de aangevers wilde verlenen omdat zij homoseksueel zijn.
Standpunt verdachte
De verdachte heeft ter verdediging betoogd dat hij dient te worden vrijgesproken van discriminatie. Hij heeft immers nimmer aangegeven een goed of dienst te weigeren wegens de homoseksuele gerichtheid van de aangevers. Hij heeft slechts gepoogd aan te geven dat het verschil in levensvisie tot problemen tijdens de bouwperiode kan leiden en hen slechts geadviseerd om - in hun eigen belang - een aannemer te kiezen die beter bij hen past.
Beoordeling van de standpunten
Hoewel verdachte zich op het standpunt dat er geen sprake is van discriminatie komt de kantonrechter op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot het oordeel dat er wel degelijk sprake is van discriminatie in de uitoefening van een bedrijf.
Aangevers, die een bouwbedrijf zochten, hadden verdachte verzocht om hun plannen te beoordelen en een prijsindicatie te geven. In antwoord op hun mail ontvingen zij een emailbericht van verdachte dat de volgende tekst inhoudt: “ Ik heb voldoende aan de door u gestuurde schetsen. Bedankt hiervoor. Maar eerst even een hele vrije vraag. Heeft u een mannelijke partner zoals lijkt uit uw emailadres? Sorry, maar als dat zo is passen we niet echt bij elkaar. Dit druist te sterk tegen mijn principes in. Ik denk dat wij daardoor een teveel verstoorde samenwerking zullen hebben. Na kennisname van dit antwoord hebben aangevers teruggemaild dat zij het jammer vonden dat hij er zo over dacht, maar dat ze zijn beslissing respecteerden. Verdachte reageert vervolgens in een tweede email: “... maar sommige zaken kunnen nu eenmaal niet door 1 deur. De architect zal waarschijnlijk wel u contacten. Succes met uw bouwplannen.” Aangevers hebben aangifte van discriminatie gedaan omdat zij zich op grond van hun seksuele voorkeur voelden uitgesloten en uit het emailbericht begrepen dat verdachte toch niet zou bijdraaien.
De vraag die moet worden beantwoord is of verdachte, eigenaar van een bouwbedrijf, door in zijn email aan te geven, dat indien er sprake is van een mannelijke partner, zij niet bij elkaar passen, omdat dit te sterk tegen zijn principes indruist en zij daardoor een teveel verstoorde samenwerking zouden hebben, aangevers heeft gediscrimineerd wegens hun homoseksuele gerichtheid.
Onder discriminatie wordt volgens artikel 90quater Wetboek van Strafrecht verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.
De kantonrechter is van oordeel dat in de beide e-mails niet aannemelijk wordt gemaakt dat het verdachte er om ging de aangevers te adviseren een andere aannemer te contacten gelet op het verschil in levensvisie tussen hen. In het eerste emailbericht wordt door verdachte bedankt voor de opgestuurde plannen, maar voordat hij ergens op in gaat stelt hij de homoseksuele gerichtheid van de aangevers aan de orde. Het antwoord op die vraag is voor hem kennelijk zo belangrijk dat hij niet verder ingaat op de plannen. Zelf geeft hij alvast aan dat indien van een mannelijke partner sprake is hij daar principiële problemen mee heeft en een verstoorde samenwerking voorziet. En ook in het tweede emailbericht komt verdachte niet met het advies om een andere aannemer te cont(r)acteren. Hij stelt dat de architect hen wel zal contacten.
Met betrekking tot het al dan niet weigeren van diensten op grond van de homoseksuele gerichtheid van aangevers overweegt de kantonrechter het volgende: Door in de email de voorvraag naar de seksuele gerichtheid te stellen en door alvast aan te geven dat ze dan niet bij elkaar passen en dat er dan problemen zouden ontstaan, heeft verdachte te kennen gegeven dat hij samenwerking niet zag zitten. Hij heeft aldus er op aangestuurd dat de homoseksuele aangevers niet verder met hem in zee zouden gaan. Dit volgt temeer uit de verklaring die verdachte heeft ter terechtzitting heeft afgelegd. Hij geeft daar aan dat mensen die anders denken een grote weerstand bij hem oproepen en dat hij dan niet goed met hen kan samenwerken. Deze weerstand komt omdat hij zich baseert op het Woord en daarnaar leeft. Geconfronteerd met een andere levenswijze botst het, zou het tot botsingen kunnen komen. Om problemen in de samenwerking te voorkomen, het potentieel risico dat de samenwerking zou worden verstoord te voorkomen, heeft hij de eerste mail zodanig geformuleerd om dat aan de orde te stellen. Bij zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij vanuit zijn godsdienstige principes geen zakelijke relatie kan en wil opbouwen met mensen die homoseksueel zijn.
Door in een email te schrijven “… Heeft u een mannelijke partner zoals blijkt uit uw emailadres? Sorry, maar als dat zo is passen we niet echt bij elkaar. Dit druist te sterk tegen mijn principes in. Ik denk dat wij daardoor een teveel verstoorde samenwerking zullen hebben. …” heeft verdachte het homoseksuele echtpaar uitgesloten van zijn diensten, hetgeen een ongeoorloofde onderscheiding, achterstelling in het maatschappelijk verkeer inhoudt. Er is dan naar het oordeel van de kantonrechter sprake van directe discriminatie. Als verdachte als eigenaar van een bouwbedrijf geen zaken wil doen met personen die homoseksueel gericht zijn dan is de delictsinhoud van artikel 429quater Wetboek van Strafrecht vervuld.
De stelling van verdachte dat hij geen intentie (opzet of schuld) had om te discrimineren maakt dat niet anders, nu het resultaat van zijn handelen wel discriminatie inhoud.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Hij op 17 september 2009 [vestigingsplaats bedrijf], in de uitoefening van beroep of bedrijf, te weten als eigenaar van [naam bouwbedrijf], [benadeelde [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] heeft gediscrimineerd wegens hun homoseksuele gerichtheid; namelijk door deze [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] in een e-mailbericht (van 17 september 2009) te melden:”Heeft u een mannelijke partner zoals lijkt uit uw mailadres? Sorry, maar als dat zo is passen wij echt niet bij elkaar. Dit druist te sterk tegen mijn principes in. Ik denk dat wij daardoor een teveel verstoorde samenwerking zullen hebben.”, althans woorden van gelijke aard of strekking.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
In de uitoefening van een bedrijf personen discrimineren wegens hun homoseksuele gerichtheid.
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Volgens verdachte is het benoemen van feitelijke verschillen in levensvisie, zonder daarmee een goed of dienst uit te sluiten, geen discriminatie.
Verdachte heeft hiermee impliciet een beroep gedaan op zijn vrijheid van godsdienst (meningsuiting) door te stellen dat hij zijn correspondentie niet ziet als discriminatie.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vrijheid van godsdienst zijn grenzen vindt in de wet. Hetgeen verdachte heeft gedaan is een gevolg van zijn wijze van beleving / invulling van zijn godsdienst.
De kantonrechter beoordeelt het verweer als volgt. De vrijheid van godsdienst (levensovertuiging) houdt onder meer in dat een ieder zijn godsdienst mag belijden, een godsdienst mag hebben en zich daarnaar gedragen. Slechts de wet in formele zin mag dit recht beperken. Vrijheid van godsdienst beschermt enkel de handeling die ‘op zichzelf’ aan te merken is ‘als een praktische toepassing van de godsdienst’ van de betrokkene, een directe uitdrukking geeft aan zijn godsdienst. Zelf zegt verdachte over de homoseksualiteit dat de Bijbel dit verwerpt , maar dat er in de Bijbel geen regels staan hoe hier mee moet worden omgegaan. “Dit is een stukje zelfhandhaving wat ik doe.”
Artikel 429quater Wetboek van Strafrecht heeft beperkingen gesteld aan de vrijheid van godsdienst door te verbieden dat er wordt gediscrimineerd in het sociaal-economisch verkeer. Dit betekent dat verdachte, hoewel hij vrijstaat zijn leven in te richten in overeenstemming met zijn geloof, anderen niet ten achter mag stellen of uitsluiten in de uitoefening van zijn bedrijf. Het verweer zal daarom worden verworpen. De verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,- , dit op grond van de ernst van het feit, en de algemene en speciale preventie dat discriminatie in het algemeen in het maatschappelijk verkeer niet meer dient plaats te vinden en dat verdachte niet meer op deze wijze potentiële klanten zal uitsluiten.
Standpunt verdachte
De verdachte stelt zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de blanco justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 20 september 2010.
De kantonrechter overweegt in het bijzonder het navolgende.
Een voorwaardelijke geldboete van € 250,00 zoals door de officier van justitie gevorderd doet naar het oordeel van de kantonrechter geen recht aan de slachtoffers van (homoseksuele) discriminatie door de eigenaar van een bouwbedrijf. De slachtoffers hebben veel moeite moeten doen om aangifte te doen. Een dergelijke lage voorwaardelijke boete zou kunnen leiden tot een afnemend vertrouwen in de mogelijkheden om door middel van het recht discriminatie te bestrijden en staat in schril contrast tot de ernst van dergelijke feiten. De kantonrechter acht gezien het voorgaande een geldboete van na te noemen hoogte op zijn plaats.
De kantonrechter zal echter een deel van de geldboete voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke gedeelte van de geldboete dient in het bijzonder ter waarschuwing en ook omdat is gebleken dat verdachte geworsteld heeft hoe hij met deze problematiek moest omgaan.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 429quater lid 1van het Wetboek van Strafrecht.
De kantonrechter, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een geldboete van 1500,- euro subsidiair 30 dagen hechtenis.
Bepaalt, dat een deel van de geldboete groot 750,- euro, subsidiair 15 dagen hechtenis niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp, kantonrechter, in tegenwoordigheid van J.H.W. Aleven, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 september 2010.
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.
________________________________________