ECLI:NL:RBARN:2010:BN8312

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
668624BM VERZ 10-445
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 24 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder van [rechthebbende] en de benoeming van een nieuwe bewindvoerder. Het verzoek werd ingediend door [rechthebbende], die eerder onder een rechterlijke machtiging was opgenomen op grond van de wet BOPZ, maar deze machtiging was opgeheven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de huidige bewindvoerder zijn taken slecht uitvoert. Tijdens de zitting werd duidelijk dat [rechthebbende] een kwetsbare man is, die gemakkelijk beïnvloedbaar is. Hij heeft verklaard dat hij een vrouw in Indonesië, [persoon A], als dochter heeft “geadopteerd” en dat hij graag naar haar wil verhuizen. Echter, zijn verzoek om naar Indonesië te verhuizen werd door de kantonrechter als niet in het belang van [rechthebbende] beschouwd, gezien zijn kwetsbare toestand en de noodzaak van bescherming. De kantonrechter heeft overwogen dat de huidige bewindvoerder, die ook de rol van mentor vervult, de belangen van [rechthebbende] voldoende waarborgt. Het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder werd afgewezen, omdat er geen objectieve tekortkomingen in het functioneren van de bewindvoerder zijn aangetoond. De kantonrechter heeft benadrukt dat de keuze van de woon- of verblijfplaats een bevoegdheid van de mentor is en dat het in het belang van [rechthebbende] is dat deze functies in één hand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
Zaaknummer 668624 BM VERZ 10-445
Kenmerk 8 februari 2010
Beschikking tot ontslag en benoeming van een bewindvoerder
op verzoek van:
[rechthebbende],
wonende te [adres]
hierna ook te noemen: verzoeker
Het verzoek strekt tot ontslag van [naam huidige bewindvoerder] en benoeming van een nieuwe bewindvoerder ten behoeve van:
[rechthebbende], voornoemd
hierna te noemen: rechthebbende
Procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek, ter griffie ingekomen op 5 oktober 2009;
- een bereidverklaring van de voorgestelde nieuwe bewindvoerder.
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Beoordeling
Bij brief van 2 oktober 2009 heeft de heer [naam maatschappelijk werker], maatschappelijk werker, namens rechthebbende de heer [rechthebbende], ontslag verzocht van de bewindvoerder die het beheer voert over diens vermogen, de heer [huidige bewindvoerder]. Tevens werd voor gesteld als opvolgend bewindvoerder te benoemen de heer [voorgestelde nieuwe bewindvoerder], professioneel bewindvoerder in Amsterdam.
Bij brief van 23 oktober 2009 is een akkoordverklaring van de heer [rechthebbende] overgelegd en een bereidverklaring van de heer [voorgestelde nieuwe bewindvoerder].
De brieven zijn in kopie aan de bewindvoerder toegezonden met verzoek om een reactie.
Bij brief van 30 oktober 2009 heeft de bewindvoerder teruggeschreven onder toevoeging van een aantal bijlagen. Op de inhoud van zijn brief zal hierna worden ingegaan.
Op 3 februari 2010 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden, waarbij naast [rechthebbende] en [maatschappelijk werker], ook [huidige bewindvoerder] en [voorgestelde nieuwe bewindvoerder] aanwezig waren.
Het verzoek betreft alleen het ontslag van [huidige bewindvoerder] als bewindvoerder. Wat betreft het mentorschap, dat [huidige bewindvoerder] eveneens bekleedt, verklaarde [rechthebbende] ter zitting desgevraagd dat dat in stand kan blijven.
[huidige bewindvoerder] is de partner van één van de twee dochters van [rechthebbende] en kent hem al 25 jaar.
Ter toelichting op het verzoek is aan de zijde van [rechthebbende] aangevoerd dat [rechthebbende] opgenomen is geweest met een rechterlijke machtiging op grond van de wet BOPZ, maar dat die machtiging is opgeheven, zodat hij nu weer vrij is om te bepalen waar hij wenst te verblijven. Overweging bij de opheffing van deze machtiging was onder meer dat er een beschermingsbewind was, zodat de belangen van [rechthebbende] voldoende beschermd waren.
[rechthebbende] heeft verklaard dat hij boeddhist is en in Indonesië een vrouw, [persoon A], als dochter heeft “geadopteerd”. Zij heeft een kind, een jongen,[persoon B], van een man die haar heeft verlaten. Hij beschouwt [persoon B] als zijn zoon. [persoon A] is ongeveer 50 jaar jonger dan hijzelf. (Zelf is hij nu 81 jaar oud; de kantonrechter) [rechthebbende] verklaarde verder dat hij eerder bij [persoon A] in Indonesië is geweest. Zij heeft hem in die tijd verzorgd en hij heeft haar geld gegeven, omdat hij dat zelf wilde. Verder verklaarde hij dat hij in Indonesië zijn creditkaart niet was verloren. Hij wil graag die vrouw opnieuw bezoeken en bij haar blijven.
Uit de brief met bijlagen van [huidige bewindvoerder] en zijn verklaring ter zitting blijkt dat in de tijd dat [rechthebbende] in Indonesië bij [persoon A] verbleef, enige tijd opgenomen is geweest in een ziekenhuis wegens een alcoholvergiftiging. Terwijl [rechthebbende] daar lag, zijn met behulp van zijn creditcard in korte tijd (met intervallen van enkele minuten) grote bedragen van zijn bankrekening opgenomen, net zolang totdat deze leeg was.
In de tijd dat [rechthebbende] in Nederland verbleef had hij een doorlopend mailcontact met [persoon A]. Zij vroeg daarbij telkens weer om het overmaken van geld. Volgens [huidige bewindvoerder] heeft zij meerdere malen gemaild dat haar zoontje op sterven lag en dat dringend geld nodig was. [rechthebbende] is daar steeds aan tegemoet gekomen. Als hij zelf geen geld meer had, bestookte hij zijn familie met verzoeken om geld.
De laatste tijd antwoordt [persoon A] niet meer op de herhaalde mails van [rechthebbende]. Het contact is verbroken. Het is onbekend waar [persoon A] nu verblijft.
Van één van zijn reizen naar Indonesië is [rechthebbende] vervroegd teruggekomen omdat zijn geld op was. Hij is toen door de marechaussee op Schiphol een nacht ingesloten om te ontnuchteren.
De reizen naar Indonesië, het verblijf daar en de overmakingen naar [persoon A] hebben [rechthebbende] tot dusver een bedrag tussen de € 100.000,- en € 130.000,- gekost.
Op 1 maart 2007 is [rechthebbende] gedwongen opgenomen wegens de diagnose Korsakov syndroom. In dat zelfde jaar is hij gescheiden van zijn echtgenote.
[rechthebbende] kan verder geen visum krijgen om in Indonesië te verblijven als retired person, omdat daarvoor een vast verblijfsadres moet worden opgegeven. Daar [persoon A]’s huidige verblijfplaats onbekend is, is dat niet mogelijk. Verder is een vereiste dat iemand in Indonesië zich garant stelt voor [rechthebbende]. Een dergelijke borg is er niet.
Daarnaar gevraagd heeft [rechthebbende] slechts bij herhaling gesteld dat hij in zijn leven veel heeft gereisd in zijn baan bij [naam bedrijf]. Reizen is geen probleem voor hem. Voor de geldopnames tijdens zijn ziekenhuisopname heeft hij geen verklaring. Om achter [persoon A]’s verblijfplaats te komen heeft hij het Tv-programma “Opsporing verzocht” ingeschakeld.
[rechthebbende] heeft enkele malen met vuur opgemerkt dat het vertrouwen in [huidige bewindvoerder] weg is.
Tenslotte heeft de kantonrechter op de zitting waargenomen dat [rechthebbende] een duidelijk hulpbehoevende man is met een onverzorgd uiterlijk, die erg wankel loopt met een wandelstok in zijn ene hand, terwijl hij met zijn andere hand steun zoekt aan meubilair en de deurpost.
Het voorgaande afwegende komt de kantonrechter tot het volgende oordeel.
Beslissing
De kantonrechter
Het is voldoende aannemelijk dat [rechthebbende] een zeer kwetsbare man is, die daardoor gemakkelijk beïnvloedbaar is voor mensen die hij graag voor zich wil innemen, wellicht om aandacht en verzorging te krijgen. Zijn gedachten over de reis naar Indonesië lijken vooral te zijn ingegeven door zijn ervaring in het verleden, toen hij in het kader van zijn werk verre reizen heeft gemaakt, en niet door de slechte lichamelijke conditie waarin hij thans zich kennelijk bevindt.
Niet is gebleken dat [huidige bewindvoerder] het bewind slecht zou voeren.
Weliswaar heeft [huidige bewindvoerder] op herhaald verzoek van [rechthebbende] hem nooit verteld hoeveel geld hij heeft, maar [huidige bewindvoerder] heeft verklaard dat hij geen bankafschriften aan [rechthebbende] wil laten zien, omdat op die bankafschriften ook overboekingen van € 0,01 staan van de provider van de mobiele telefoon waarmee een code voor opladen van het beltegoed wordt overgebracht. [rechthebbende] mag deze code niet in handen krijgen, omdat hij dan zijn beltegoed telkens zou kunnen opwaarderen en dan eindeloos met Indonesië gaan bellen.
Nadat de kantonrechter had uitgelegd dat verantwoording afleggen ook mogelijk is door, naast een overzicht, zoals [huidige bewindvoerder] dat voor de kantonrechter maakt, alleen het bankafschrift met het saldo van 31 december aan [rechthebbende] te geven, heeft [huidige bewindvoerder] toegezegd voortaan op die wijze [rechthebbende] te zullen informeren.
De weigering van [huidige bewindvoerder] om financiële middelen ter beschikking van [rechthebbende] te stellen om zijn reis naar Indonesië te betalen, komt de kantonrechter niet onredelijk voor.
[huidige bewindvoerder] poogt daarmee kennelijk te voorkomen dat [rechthebbende] zich in een positie manoeuvreert dat hij gemakkelijk het slachtoffer kan worden van personen die op zijn geld uit zijn. De kantonrechter kan dat standpunt billijken.
Verder overweegt de kantonrechter dat een beslissing over de keuze van de woon- of verblijfplaats een bevoegdheid van de mentor is. Hoewel de positie van [huidige bewindvoerder] als mentor hier formeel niet aan de orde is, overweegt de kantonrechter ten overvloede dat het – zakelijk samengevatte - standpunt van [huidige bewindvoerder] dat het niet in het (onstoffelijke) belang van [rechthebbende] is om onder de huidige omstandigheden naar Indonesië te verhuizen, niet onredelijk voorkomt.
Ter zijde moet hierbij worden opgemerkt dat het opheffen van de rechterlijke machtiging voor gedwongen opname in een psychiatrische inrichting niet betekent dat de beperkingen die voor [rechthebbende] voortvloeien uit de beschermende maatregelen van bewind en mentorschap zouden zijn vervallen. De zorgverleners van [rechthebbende] zullen voor de wijze van verzorging, verpleging, behandeling en de keuze van de woonplaats de instemming van de mentor moeten hebben.
Een en ander klemt te meer, daar de rechter die de rechterlijke machtiging tot gedwongen verblijf in een psychiatrische inrichting heeft ingetrokken, heeft overwogen dat er beschermingsbewind was. Dat houdt naar de mening van de kantonrechter in dat die rechter kennelijk niet van oordeel was dat enige vorm van bescherming overbodig was.
Ook overweegt de kantonrechter dat het in dit geval – [rechthebbende] heeft volgens zijn verklaring de contacten met zijn beide dochters verbroken en [huidige bewindvoerder] is kennelijk het enige contact uit het verleden – meerwaarde heeft om de functies van mentor en bewindvoerder in één hand te houden.
Tenslotte overweegt de kantonrechter dat het door [rechthebbende] gestelde gebrek aan vertrouwen in [huidige bewindvoerder] voornamelijk lijkt te zijn ingegeven door de omstandigheid dat deze niet tegemoet wenst te komen aan de wens van [rechthebbende] om naar Indonesië te verhuizen. In verband met het voorgaande moet dat als een gevoel van [rechthebbende] worden opgevat, dat geen basis heeft in objectiveerbare tekortkomingen van [huidige bewindvoerder].
Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2010.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker(s) en door degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening ervan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroep dient te worden ingesteld door de indiening van een beroepschrift ter griffie van het gerechtshof te Arnhem, welk beroepschrift opgesteld dient te worden door een procureur (advocaat).