ECLI:NL:RBARN:2010:BN8422

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/506835-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.C. Quak
  • A.M. van Gorp
  • J.F. Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht tussen zwemtrainer en minderjarige pupil met eendaadse samenloop en schadevergoeding

Op 24 september 2010 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zwemtrainer die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarig meisje, dat tussen de 12 en 16 jaar oud was. De verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, gepleegd tussen november 2005 en juli 2007. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer geloofwaardig was, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De benadeelde partij kreeg smartengeld toegewezen, maar de vordering wegens studievertraging werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het causaal verband niet eenvoudig vast te stellen was. De rechtbank overwoog dat de verdachte, als volwassene, een grote verantwoordelijkheid had en dat zijn gedrag ernstige gevolgen had voor het slachtoffer. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte eerder relaties had gehad met minderjarige meisjes en dat het recidiverisico hoog werd geacht. De beslissing werd genomen in het belang van de bescherming van minderjarigen tegen seksuele misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/506835-09
Datum zitting : 21 mei 2010 en 10 september 2010
Datum uitspraak : 24 september 2010
Tegenspraak
in de zaken van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : 11 februari 1978 te Kerkwijk,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr B.A. Elings, advocaat te Tiel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005
tot 1 juli 2007 te Breda en/of Dordrecht en/of Well (gemeente Maasdriel),
althans in Nederland en/of te Antwerpen (België), buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, welke handelingen mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten:
- het tongzoenen met die [slachtoffer], althans het brengen/duwen van zijn tong in de
mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer],
althans het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het likken in en/of van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten pijpen, althans het brengen van zijn penis in
de mond van die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken, althans het brengen van de hand
van die [slachtoffer] naar verdachtes penis;
2.
hij (op meerdere tijdstipen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot
1 juli 2007 te Breda en/of Dordrecht en/of Well (gemeente Maasdriel), althans
in Nederland en/of te Antwerpen (België), ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], terwijl die [slachtoffer] aan de zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid van van verdachte (als zijnde haar zwemtrainer) was toevertrouwd, bestaande die ontucht uit:
- het tongzoenen met die [slachtoffer], althans het brengen/duwen van zijn tong in de
mond van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina en/of de borsten, althans het lichaam van die
[slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten betasten van verdachtes penis;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005
tot 1 juli 2007 te Breda en/of Dordrecht en/of Well, althans in Nederland
en/of te Antwerpen (België) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die
toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig;
- tongzoenen met die [slachtoffer], althans het brengen/duwen van zijn tong in de
mond van die [slachtoffer] en/of
- betasten van de vagina en/of de borsten, althans het lichaam van die
[slachtoffer] en/of
- door die [slachtoffer] laten betasten van verdachtes penis;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2008 te Well, gemeente Maasdriel, in ieder
geval in Nederland, (een) gegevensdrager(s), te weten een (harde schijf van)
laptop, bevattende 3, althans één of meerdere foto('s) van (een) seksuele
gedraging(en), waarbij (telkens) een persoon is betrokken en/of schijnbaar is
betrokken, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt,
(telkens) heeft ingevoerd en/of in bezit heeft gehad, welke afgebeelde
seksuele gedraging(en) in algemene zin (telkens) bestond(en) uit een geheel of
gedeeltelijk ontkle(e)d(e) minderjarige(n) die op een dusdanige wijze
poseert/poseren dat haar/zijn/hun geslachtsde(e)l(en) nadrukkelijk in beeld
worden/worden gebracht met de kennelijke bedoeling om seksuele prikkeling op
te wekken, te weten:
- (foto 0008.jpg) een foto van een naakt meisje van 9 à 14 jaar oud dat met
gespreide benen in het gras zit en waarbij de nadruk wordt gelegd op de vagina
van het meisje;
- (foto 0010.jpg) een foto van een naakte jongen van 10 à 15 jaar oud -zijn
penis is nog net te zien- waar een meisje van 13 à 17 jaar oud naast ligt;
- (foto 0064.jpg) een foto van een naakt meisje van 12 à 15 jaar oud dat met
gespreide benen voorover geleund zit en waarbij haar vagina en borsten
duidelijk zichtbaar zijn;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 10 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door Mr B.A. Elings, advocaat te Tiel.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer]
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de gehele vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 4.000,- plus wettelijke rente, wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen laptop zal worden onttrokken aan het verkeer en dat de personal computer en de twee hard disks zullen worden teruggeven aan verdachte.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
3.1 Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte daarvan vrijspreken.
3.2 Bewezenverklaring
Ten aanzien van feiten 1 en 2.
De vaststaande feiten
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Verdachte is van medio 2005 tot medio 2007 bij zwemvereniging [naam en vestigingsplaats] de zwemtrainer geweest van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]. Verdachte was toen (in het jaar 2005) 27 jaar, [slachtoffer] was 12 jaar. Verdachte heeft, in elk geval, gedurende de periode van 2006 tot en met 2007 op verscheidene momenten en plaatsen, waaronder in de ouderlijke woning van [slacht[slachtoffer] te [woonplaats] , in de auto van verdachte en in Antwerpen met [slachtoffer], getongzoend . Voorts heeft verdachte gedurende genoemde periode[slachtoffer] haar gezicht, haar borsten, haar rug en haar benen gestreeld .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de op verschillende momenten afgelegde verklaringen van [slachtoffer] (bij de klassenmentor, bij de politie en bij de rechter commissaris) zodanig gedetailleerd en consistent zijn, dat deze als uitermate betrouwbaar gewaardeerd dienen te worden. Deze verklaringen worden ondersteund door getuigenverklaringen waaruit naar voren komt dat de aard van de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte als zeer “close” te typeren was. Voorts is uit getuigenverklaringen gebleken dat verdachte, die vaker relaties met minderjarige meisjes heeft gehad, ook bij die meisjes een bezitterige en stalkende houding heeft vertoond. De officier van justitie concludeert dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
Verdachte stelt dat de ontucht uitsluitend in de vorm van tongzoenen en betasten van de borsten en niet meer dan een jaar geduurd heeft, namelijk van 2006 tot en met 2007. De verdediging betwist voor het overige de geloofwaardigheid van aangeefster en de juistheid van haar verklaringen. Verdachte ontkent dat hij met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest, dat hij haar vagina heeft gelikt en dat zij hem heeft gepijpt en dat zij hem heeft afgetrokken. Volgens de verdediging kan derhalve enkel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in de periode van 2006 tot en met 2007 ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] heeft gepleegd, bestaande uit het tongzoenen en het over de kleren betasten van haar borsten. Bovendien stelt de verdediging dat er sprake is geweest van wederkerigheid casu quo vrijwilligheid aan de zijde van [slachtoffer], bij het tongzoenen en betasten van de borsten. Nergens uit het dossier blijkt dat er sprake is geweest van door haar ongewilde handelingen.
Beoordeling door de rechtbank
De vrijwilligheid/wederkerigheid
Wat er ook zij van de juistheid van de bewering dat er sprake zou zijn geweest van (enige mate van) vrijwilligheid of wederkerigheid bij de tenlastegelegde ontuchtige handelingen, de rechtbank verwerpt het desbetreffende verweer. Niet alleen heeft de verdediging nagelaten aan te geven tot welk gevolg een dergelijke vrijwilligheid/wederkerigheid zou moeten leiden, maar bovenal is de vraag of er sprake was van vrijwilligheid/wederkerigheid niet relevant. Immers, bij de tenlastegelegde feiten (artikelen 245 resp. 249 Wetboek van Strafrecht) is de leeftijd, respectievelijk de status van het slachtoffer ten opzichte van de dader, geobjectiveerd. Beide strafbaarstellingen beogen minderjarigen respectievelijk afhankelijke personen te beschermen tegen seksuele handelingen. Dit wordt in dit concrete geval nog versterkt door het grote leeftijdsverschil tussen aangeefster (12 jaar) en verdachte (27 jaar)
De geloofwaardigheid van aangeefster
Weliswaar heeft de rechtbank nota genomen van enkele verklaringen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er geen seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] zijn voorgevallen. Zo heeft de voorzitter van de commissie ‘wedstrijdzwemmen’, [getuige1], op 11 december 2007 verklaard aan verdachte te hebben gevraagd of er iets speelde tussen hem en [slachtoffer], waarop verdachte dit zou hebben ontkend. Ook de vader van aangeefster [slachtoffer] heeft gevraagd – aan beiden – of er een relatie bestond tussen hen, hetgeen door beiden werd ontkend. Maar alleen al uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting, waarin hij – schoorvoetend – toegeeft dat hij in elk geval met [slachtoffer] heeft getongzoend en haar over de borsten gestreeld, volgt dat de destijds gegeven antwoorden niet betrouwbaar kunnen worden geacht.
De rechtbank overweegt verder dat aangeefster [slachtoffer] op verschillende momenten – op school, bij de politie en bij de rechter-commissaris – verklaringen heeft afgelegd, welke verklaringen telkens grote consistentie vertonen. Daarbij heeft [slachtoffer] verklaard over gebeurtenissen, feiten en omstandigheden die grotendeels bevestigd worden door anderen.
Zo beschrijft [slachtoffer] dat het moment waarop volgens haar de seksuele handelingen begonnen (met tongzoenen), in november 2005, samenviel met een incident waarbij – onderweg in de auto vanuit Dordrecht – verdachte de zus van [slachtoffer] in de kofferbak stopte. Dit ‘kofferbak-incident’ wordt bevestigd door de zus van [slachtoffer], [zus slachtoffer]. In haar aangifte beschrijft [slachtoffer] verder een tochtje naar Antwerpen in februari 2006 waarbij verdachte haar heeft meegenomen naar een bedrijf waar hij toen werkte en tot welke bedrijf hij toegang had. Ter terechtzitting heeft verdachte dit bezoek aan Antwerpen en aan dat bedrijf bevestigd. Ook een vriendin van [slachtoffer], [vriendin slachtoffer], heeft bevestigd dat [slachtoffer] over het bezoek aan Antwerpen heeft verteld, met dien verstande dat [slachtoffer] niet heeft verteld over de seksuele handelingen. Deze zelfde [vriendin slachtoffer] heeft in 2006 gezien dat verdachte geld uit de BH van [slachtoffer] heeft gehaald , hetgeen de rechtbank beschouwt als een bevestiging dat in die periode intieme handelingen plaatsvonden tussen verdachte en [slachtoffer].
Ook beschrijft [slachtoffer] dat zij na een uitstapje naar de Efteling in mei 2007 – in strijd met eerder gemaakte afspraken – door verdachte naar huis werd gebracht en dat zij onderweg door verdachte aan haar borsten en vagina werd betast door verdachte. Door [getuige2] is bevestigd dat verdachte na het Efteling-uitje inderdaad – anders dan de bedoeling was – door verdachte in zijn auto naar huis is gebracht.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat zij zich door verdachte onder druk gezet voelde doordat hij dreigde met zelfmoord. In verschillende getuigenverklaringen in het dossier valt over vergelijkbare reacties van verdachte te lezen. Zo heeft [getuige3] verklaard dat zij met verdachte, die ze kende via de zwemvereniging, een seksuele relatie heeft gehad toen zij 13 jaar oud was en hij 20 jaar. Zij beschrijft verdachte als bezitterig en jaloers en als iemand die dreigt met zelfmoord om zijn zin te krijgen. En [getuige4] verklaart dat zij verdachte kent van de zwemvereniging en dat zij met hem een seksuele relatie kreeg toen zij 16 jaar was. Ook zij beschrijft verdachte als jaloers en als iemand die dreigt met zelfmoord. Ook volgens [getuige5] kon verdachte intimiderend overkomen in de zin van dreigen met zelfmoord als hij zijn zin niet kreeg.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster[slachtoffer] geloofwaardig. Nu voorts de verklaringen van aangeefster op enkele onderdelen door verdachte zelf worden bevestigd, zal de rechtbank voor het bewijs uitgaan van de verklaringen van [slachtoffer].
De bewijsmiddelen
In geschil is in het bijzonder de vraag of verdachte -anders dan [slachtoffer] in haar aangifte heeft verklaard- zich bij de tenlastegelegde handelingen heeft beperkt tot tongzoenen en betasten van de borsten van [slachtoffer], en of daarbij moet worden uitgegaan van de periode van 2006 tot en met 2007 zoals verdachte stelt, of van een langere periode zoals aangeefster heeft verklaard.
Zoals hiervoor gemotiveerd gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer]. Zij heeft in haar aangifte verklaard dat de ontuchtige handelingen zijn begonnen in november 2005 met tongzoenen in de auto op de terugweg uit Dordrecht. [slachtoffer] beschrijft dat verdachte vervolgens vanaf december 2005 is begonnen met het betasten van haar lichaam en het aanraken van haar blote borsten en vagina. Verder verklaart [slachtoffer] dat verdachte tijdens het al eerder genoemde bezoek aan Antwerpen in februari 2006 zijn vinger in haar vagina heeft gedaan en tweemaal haar vagina heeft gelikt. Ook verklaart [slachtoffer] dat verdachte toen haar hand heeft vastgepakt en zich aldus heeft afgetrokken.
In de periode daarna tot aan de zomer van 2007 heeft [slachtoffer] volgens haar aangifte verdachte tweemaal moeten pijpen en bijna 1 keer per week moeten aftrekken. Ook is in die periode meermalen voorgekomen dat verdachte zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] deed. Enkele malen deed dit [slachtoffer] pijn. Al deze handelingen gebeurden doorgaans in de auto van verdachte tijdens zogenaamde landtrainingen.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs ook op de verklaring van [getuige6], mentrix van [slachtoffer], aan wie zij tijdens een mentorgesprek op 1 oktober 2007 vertelde dat seksuele handelingen tussen verdachte en haar plaats hadden gevonden. Dit wordt bevestigd door de afdelingsleider van het Lyceum te [woonplaats], [getuige7] die bij datzelfde mentorgesprek aanwezig was. Uit beide verklaringen kan verder blijken dat [slachtoffer] zich onder druk gezet voelde door verdachte vanwege de tussen hen bestaande gezagsverhouding als trainer ten opzichte van pupil. Hierdoor liet zij toe dat er seksuele handelingen door verdachte plaatsvonden, zonder dat zij er met anderen over sprak. Aldus heeft [slachtoffer] ook bij de rechter-commissaris verklaard.
Na dit mentorgesprek heeft [slachtoffer] op 2 oktober 2007 een intakegesprek gehad bij de politie, waarna zij op 9 oktober 2007 aangifte heeft gedaan.
Het tongzoenen, dat overigens niet wordt ontkend door verdachte, wordt nog bevestigd door de schoolvriendin van [slachtoffer) [getuige8] die dit al in de 2e klas van [slachtoffer] had gehoord. Later heeft [slachtoffer] aan [getuige8] verteld dat zij al anderhalf jaar werd misbruikt door verdachte.
Verschillende personen hebben verklaard dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] nogal innig en persoonlijk was voor een trainer/zwemmer-relatie. Verder bevinden zich in het dossier verschillende verklaringen waaruit de conclusie kan worden getrokken dat verdachte een relationele voorkeur heeft voor jonge meisjes. [getuige5] verklaart dat verdachte verschillende relaties heeft gehad met meisjes van de zwemvereniging in de leeftijd van 13 tot en met 20 jaar.
Ten slotte neemt de rechtbank in ogenschouw dat ook uit door verdachte aan [slachtoffer] toegezonden “e-cards” kan blijken van een affectieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [slachtoffer] meermalen heeft getongzoend, over haar borsten heeft gestreeld en over haar bovenbenen heeft gestreeld. Daarbij heeft hij verklaard dat het zou kunnen dat [slachtoffer] de indruk had dat hij met zijn hand richting haar kruis ging. Hij heeft verklaard dat hij een beetje verliefd op haar was en wel met haar wilde vrijen en lief voor haar wilde zijn.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen voor de periode vanaf 1 november 2005 tot 1 juli 2007,
welke pleegperiode de rechtbank in beide feiten aanpast en inleest, door welke aanpassing en inlezing verdachte niet in zijn verdediging is geschaad nu de bewezen periode valt binnen de tenlastegelegde periode,
en met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2005
tot 1 juli 2007 in Nederland en te Antwerpen (België), buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
welke handelingen mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, te weten:
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer], en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- het zich door die [slachtoffer] laten pijpen en
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2005 tot
1 juli 2007 in Nederland en Antwerpen (België),
ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer], geboren op 13 februari
1993, terwijl die [slachtoffer] aan de opleiding
van verdachte (als zijnde haar zwemtrainer) was toevertrouwd, bestaande die
ontucht uit:
- het tongzoenen met die [slachtoffer], en
- het betasten van de vagina en de borsten, van die
[slachtoffer] en
- het door die [slachtoffer] laten betasten van verdachtes penis;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
meermalen gepleegd.
en
ontucht plegen met zijn pupil,
meermalen gepleegd.
De genoemde feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Eendaadse samenloop
De officier van justitie heeft betoogd dat sprake is van meerdaadse samenloop.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het onder 1 en 2 bewezenverklaarde weliswaar in twee strafbepalingen, namelijk die van artikel 245 en van artikel 249 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, maar deze strafbepalingen beogen beide om minderjarigen respectievelijk (anderszins) afhankelijke personen te beschermen tegen seksuele handelingen. Bovendien is bij de bewezenverklaring van beide feiten sprake van dezelfde periode, pleegplaats en handelingen. Ten aanzien van de door verdachte gepleegde feiten is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van eendaadse samenloop in de zin van art. 55 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Daarom zal de rechtbank voor de straftoemeting dan ook alleen de strafbepaling van artikel 245 Sr. toepassen, omdat daarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 augustus 2010 en een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, regio Limburg, gedateerd 16 oktober 2009, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder nog het navolgende.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het veelvuldig plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige aangeefster. Toen de ontuchtige hadnelingen begonnen, was aangeefster 12 jaar, terwijl verdachte 27 jaar oud was. Deze ontucht heeft plaatsgehad in een situatie, waarin aangeefster één van de pupillen van verdachte was en uit dien hoofde afhankelijk van hem was en tegen hem opkeek. Ook de ouders van aangeefster waardeerden verdachte zeer in zijn hoedanigheid van zwemtrainer. Hiervan was verdachte op de hoogte. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster en tevens misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster en haar ouders in hem stelden. Naar het zich laat aanzien heeft verdachte zich laten leiden door zijn eigen seksuele behoeftes.
Zoals verdachte ter zitting heeft aangegeven, heeft aangeefster meermalen aan hem aangegeven niet achter de gepleegde seksuele handelingen te staan en ermee te willen stoppen. Verdachte wist bovendien dat zijn gedrag strafbaar was, maar heeft kennelijk geen weerstand kunnen bieden aan zijn seksuele behoeften en is er desondanks mee doorgegaan. In dit licht, alsmede gezien het feit dat verdachte door mensen van de zwemschool is gewaarschuwd, dienen de strafbare feiten verdachte zwaar te worden aangerekend. Het is immers de verdachte die als volwassene zijn verantwoordelijkheden had dienen te nemen en zich te allen tijde diende te onthouden van seksueel contact met deze minderjarige.
Voorts overweegt de rechtbank als volgt. De levensfase waarin aangeefster zich bevond toen de ontucht plaatsvond, wordt gekenmerkt door ontluikende seksuele ontwikkeling. Verdachte heeft aangeefster in deze ontwikkeling ernstig beschadigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten nog jarenlang last hebben van de psychische gevolgen van het handelen van zedendelinquenten. Dit is in het geval van aangeefster niet anders. Zoals ook blijkt uit de door haar geschreven schriftelijke slachtofferverklaring, heeft het gebeurde grote gevolgen gehad voor haar persoonlijk leven, voor haar sportieve carrière en voor haar schoolcarrière.
Gelet op de ernst van de feiten, het leeftijdsverschil en de afhankelijkheidspositie waarin aangeefster zich bevond ten opzichte van verdachte en het gedurende een langere periode laten voortduren van de ontuchtige handelingen door verdachte, waarbij door hem alleen acht is geslagen op zijn eigen behoeftebevrediging, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur op zijn plaats. Een werkstraf acht de rechtbank niet passend. Hierbij neemt de rechtbank eveneens in overweging dat duidelijk dient te worden dat de samenleving gedragingen als bewezenverklaard niet tolereert.
Echter, de rechtbank zal bij de bepaling van de straf in voor verdachte gunstige zin rekening houden met de ouderdom van de feiten en het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten. Om die reden zal de rechtbank een groot deel van de na te melden gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Verdachte heeft in het verleden reeds meerdere keren (seksuele) relaties gehad met minderjarige meisjes. Wanneer deze relaties verbroken werden of verbroken dreigden te worden, heeft verdachte meermalen gedreigd zichzelf van het leven te beroven. Verdachte lijkt misbruik gemaakt te hebben van zijn overwicht en lijkt niet te leren van eerdere ervaringen. Aangezien er in de omgeving van verdachte minderjarigen in de leeftijd van het slachtoffer zijn, wordt het recidiverisico hoog geacht. Om die reden acht reclassering Nederland een behandeling noodzakelijk. Deze behandeling dient gericht te zijn op het nemen van verantwoordelijkheid, terugvalpreventie en empathietraining. De Reclassering adviseert als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact op te leggen en een behandeling voor seksueel grensoverschrijdend gedrag bij een forensische kliniek. De rechtbank neemt het advies over en zal beslissen als nader te melden.
6a. Het beslag
Onder verdachte zijn een laptop, een personal computer en 2 hard disks in beslag genomen. Op de laptop zijn kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en met het algemeen belang, terwijl de laptop met deze afbeeldingen kan dienen tot het begaan van strafbare feiten, zodat de laptop zal worden onttrokken aan het verkeer. De overige in beslag genomen voorwerpen zullen worden teruggegeven.
7. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van totaal € 4.000,00 plus wettelijke rente, bestaande uit € 300,- voor begeleiding door een sportpsycholoog en € 3.700,- voor vergoeding van immateriële schade (€ 1.200,- vanwege opgelopen studievertraging en
€ 2.500,- als smartengeld).
De officier van justitie heeft geadviseerd om de vordering in zijn geheel toe te wijzen en gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel voor hetzelfde bedrag op te leggen.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] door hetgeen haar is aangedaan schade heeft geleden en zal de vordering waar het betreft de begeleiding door een sport psycholoog (ad € 300,-) en het smartengeld (ad € 2.500,-), in het totaal zijnde een bedrag van € 2.800,- toewijzen.
Ten aanzien van het door de benadeelde partij gevorderde deel van de immateriële schade vanwege opgelopen studievertraging, overweegt de rechtbank het volgende. Dat de benadeelde partij dergelijke schade heeft geleden, acht de rechtbank voldoende aannemelijk. Echter, of en zo ja, in hoeverre deze schade is veroorzaakt door bewezenverklaarde feiten, kan de rechtbank niet op eenvoudige wijze beoordelen in deze strafrechtelijke procedure. De vordering is voor zover zij strekt tot vergoeding van dit deel van de immateriële schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen het bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36d, 36f, 55, 63, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 (oorspronkelijk parketnummer 05/506833-09)
ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden het volgen van een behandeling voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht;
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten twee dagen, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven laptop.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte, te weten schoenen, de personal computer en de 2 hard disks.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.800,-.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] te [woonplaats] te betalen € 2.800,- (zegge: twee duizend achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze uitspraak.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.800,- subsidiair 38 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 2.800,- (zegge: twee duizend achthonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. A.M. van Gorp, mr J.F. Beens (rechters),
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn (griffier),
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2010.