Parketnummer : 05/800103-09
Datum zitting : 13 september 2010
Datum uitspraak : 27 september 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats],
rang/rnr : Majoor der Koninklijke Marechaussee/[nummer],
ingedeeld bij : [naam].
Raadsvrouw : mr. T.H. ten Wolde, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij als militair op of omstreeks 18 juli 2008, althans in of omstreeks de
periode gelegen van 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2008,
in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland,
een zogenaamd "Registratieformulier ten behoeve van vergoedingen voor
incidentele extra beslaglegging (militair personeel)" over de (meet)periode
van 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2008 (dossierpagina's 89 en 90),
althans een declaratieformulier, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs te dienen van het feit
- dat verdachte (al dan niet) in eerder genoemde (meet)periode extra beslag-
legging (overwerk) opgedragen heeft gekregen en/of heeft verricht (rubrieken
K2 tot en met K6) en/of
- dat verdachte (al dan niet) in eerder genoemde (meet)periode vergoeding in
vrije tijd en verroostering bij overwerk en/of bij meerdaagse aktiviteiten
op ZZF-dagen heeft genoten (rubrieken K8 tot en met K12) en/of
- dat er (al dan niet) uit het verschil van eerdergenoemde uren een saldo
resteert van een aantal uren dat voor de afkoopvergoedingen in aanmerking
komt (onderste regel van het tweede blad van bovengenoemd formulier,
op dossierpagina 90),
valselijk heeft opgemaakt, hierin bestaande dat verdachte (telkens)
opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat formulier
-zakelijk weergegeven- heeft vermeld/verklaard
- dat verdachte op 2 februari 2008 overwerk heeft verricht gedurende 9 uren
en/of
- dat verdachte op 20 april 2008 overwerk heeft verricht gedurende 8 uren
en/of
- dat na aftrek van het aantal verroosterde en/of in vrije tijd vergoede uren
nog 92 (over)uren voor een afkoopvergoeding in aanmerking kwamen,
(vervolgens) dat formulier heeft ondertekend als ware de inhoud hiervan
overeenkomstig de waarheid, een en ander (telkens) met het oogmerk om dat
formulier/geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen
te doen gebruiken ;
hij op of omstreeks 21 juli 2008, althans in of omstreeks de periode gelegen
van 1 juni 2008 tot en met 31 augustus 2008,
in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland,
een zogenaamd "Registratieformulier ten behoeve van vergoedingen voor
incidentele extra beslaglegging (militair personeel)" over de (meet)periode
van 1 juni 2008 tot en met 31 augustus 2008 (dossierpagina 104),
zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs te dienen van (onder meer) het
feit dat verdachte in bovengenoemde (meet)periode extra beslaglegging
(overwerk) opgedragen heeft gekregen en/of heeft verricht (rubrieken K2 tot
en met K6), en/of dat verdachte beschikt over een saldo (over)uren dat voor
vergoeding in vrije tijd in aanmerking komt,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, hierin bestaande dat verdachte
(telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat
formulier -zakelijk weergegeven- heeft vermeld/verklaard
- dat verdachte op 30 juni 2008 overwerk heeft verricht gedurende 8 uren
en/of
- dat verdachte op 1 juli 2008 overwerk heeft verricht gedurende 8 uren
(vervolgens) dat formulier als bijlage heeft gevoegd bij een "CCOE leave
request" (dossierpagina 103), althans een verlofaanvraag, en/of
(vervolgens) die "CCOE leave request", althans die (verlof)aanvraag heeft
ondertekend als ware die aanvraag en/of het (in bijlage gevoegde) bovengenoemd
registratieformulier overeenkomstig de waarheid ingevuld,
een en ander (telkens) met het oogmerk om dat formulier als echt en onvervalst
te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. T.H. ten Wolde, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, te vervangen door 5 dagen militaire detentie.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het bewijs met betrekking tot beide feiten overweegt de militaire kamer het navolgende;
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte opzettelijk zijn reisuren als overwerk heeft gedeclareerd op de verkeerde formulieren en daarmee het oogmerk tot misleiding heeft gehad. Hij heeft daartoe aangevoerd dat getuige Hoebers heeft verklaard dat verdachte op de hoogte was van het feit dat reistijd niet als overwerk mag gelden en derhalve ook niet voor vergoeding als incidentele extra beslaglegging mag worden gedeclareerd. Daarnaast heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte op de terechtzitting ook verklaard heeft dat hij wist dat de uren voor reizen niet op het door hem gebruikte formulier konden worden gedeclareerd.
De militaire kamer stelt vast dat verdachte tot tweemaal toe een registratieformulier ten behoeve van vergoedingen voor incidentele extra beslaglegging foutief heeft ingevuld om de uren die hij op een zater-, zon- en feestdag (hierna: ZZF-dagen) had gereisd in geld gecompenseerd te krijgen. Nu verdachte op de genoemde dagen wel daadwerkelijk de opgevoerde uren heeft gereisd, had hij over die uren aanspraak kunnen doen gelden op een toelage meerdaagse dienstreis op ZZF-dagen, waartoe een ander declaratieformulier had moeten worden ingevuld. Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende uren opvoerde om deze toelage te krijgen en niet om de vergoeding voor overwerk uitbetaald te krijgen.
Verdachte kan het verwijt worden gemaakt dat hij het betreffende registratieformulier tweemaal verkeerd heeft ingevuld. Hem stonden andere middelen ten dienste om de gemaakte reisuren vergoed te krijgen, en door de juiste voorschriften en/of terzake kundige functionarissen te raadplegen had dit op de juiste wijze kunnen geschieden. Van het plegen van valsheid in geschrifte is echter geen sprake. Verdachte heeft op het registratieformulier overduidelijk de gemaakte uren als “reisdag” aangegeven, zodat dit bij controle onmiddellijk zou opvallen. Verdachte stelt dat het ook zijn bedoeling was dat op deze wijze duidelijk werd dat hij een toelage meerdaagse dienstreis op ZZF-dagen wilde en geen overwerkvergoeding. Sergean[naam], die belast is geweest met het toetsen van de rechtmatigheid van (onder meer door verdachte) ingediende declaraties en het muteren en betaalbaar stellen daarvan, bevestigt dat door de uitdrukkelijke vermelding op het registratieformulier dat het reisdagen betroffen, het voor hem als controleur duidelijk was op welke toelage verdachte aanspraak wilde maken. Indien verdachte onrechtmatig uren had willen declareren, aldus [naam], dan had hij er niet bij moeten vermelden dat het reisdagen waren.
De militaire kamer is dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk tot misleiding heeft gehad. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte van feit 1 worden vrijgesproken.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij niet opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op een registratieformulier vergoeding incidentele beslaglegging heeft vermeld dat hij op 30 juni 2008 en 1 juli 2008 in totaal 16 uur overwerk heeft verricht. Verdachte stelt dat het opzet om onrechtmatig verlofdagen te claimen ontbreekt aangezien hij in goed vertrouwen het overwerk heeft geprobeerd te declareren.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij bij het indienen van het “Leave Request” is afgegaan op informatie die hij van zijn collega’s had gekregen. Op beide genoemde dagen vond de verhuizing van het CIMIC Center of Excellence plaats van Budel naar Enschede. Via zijn collega’s had verdachte, die zich gedurende de verhuisdagen op dienstreis in Napels bevond, vernomen dat zij deze dagen vrij van dienst waren geweest. Verdachte was op grond van deze informatie van oordeel dat ook hij aanspraak op de verleende verlofdagen kon maken. Later bleek de verkregen informatie onjuist te zijn, aangezien in de “CCOE Staff Order 2008/013” (verder “de Staff Order”), welke interne order regelingen bevatte omtrent de verhuizing van Budel naar Enschede, de verhuisdagen niet als verlofdagen werden aangemerkt. Verdachte is, zo stelt hij, nimmer van de “Staff Order” op de hoogte geweest. Verdachte mocht evenwel naar zijn oordeel in goed vertrouwen op de informatie van zijn collega’s afgaan.
Niet in geding is dat verdachte het formulier in zoverre onjuist heeft ingevuld dat hij daarop heeft aangegeven dat hij op 30 juni en 1 juli 2008 in totaal 16 uur overwerk heeft verricht, terwijl hij wist dat hij die dagen niet meer dan zijn normale uren had gewerkt. Verdachte erkent, achteraf, dat hij gelet op de Staff Order die dagen niet vrij van dienst was en dat de gewerkte uren dus niet als overwerk waren aan te merken. De stellingen van verdachte komen erop neer dat hij niet met de Staff Order bekend was, dat hij op basis van de bij hem bekende gegevens ervan uitging dat hij die dagen vrij van dienst was, dat hij dacht dat de door hem gemaakte uren om die reden als overwerk te beschouwen waren en dat hij deze uren op het formulier om die reden te goeder trouw als overwerk heeft aangeduid.
Op deze stelling van verdachte valt veel af te dingen Naar het oordeel van de militaire kamer had verdachte, met zijn rang, anciënniteit en daarbij behorende ervaring, moeten weten dat hij niet zonder meer mocht afgaan op de mondelinge en verder niet onderbouwde informatie van zijn collega’s dat de verhuisdagen voor (al) het CIMIC/COE-personeel als vrije dagen konden worden beschouwd en had hij deze informatie moeten verifiëren met de toepasselijke regelgeving, in casu de “Staff Order”. Aangezien verdachte zelf deel uitmaakte van de eenheid die is verhuisd, roept verdachtes stelling dat hij met deze “Staff Order” onbekend was, vragen op. Daarnaast had verdachte niet uit de informatie van zijn collega’s mogen afleiden dat hij deze “vrije” dagen (zo zij dat waren) op andere dan de “verhuisdagen” zou mogen opnemen of dat het werken op de verhuisdagen als overwerk mocht worden beschouwd. Al met al kan worden aangenomen dat verdachte beter had moeten weten.
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van valsheid in geschrifte is een vaststelling dat verdachte beter had moeten weten echter niet voldoende. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte ook daadwerkelijk wist dat hij de uren op het formulier ten onrechte als overwerk registreerde. Op het formulier bij de desbetreffende uren heeft verdachte steeds de toelichting gezet “tijdens verhuizing in Napels”, waarmee hij informatie lijkt te hebben willen geven over wat de grond zou zijn voor de door hem als overwerk aangeduide uren. Dit kan dus als aanwijzing worden gezien dat hij er destijds inderdaad van uitging dat de verhuizing hem het recht gaf om de op die dagen door hem gemaakte uren als overuren aan te merken en dat hij zich er toen niet van bewust is geweest dat de door hem gegeven informatie onjuist was.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat ook ten aanzien van het tweede feit niet voldoende bewijs aanwezig is dat verdachte het oogmerk tot misleiding had en dat hij het formulier om die reden opzettelijk onjuist heeft ingevuld. De militaire kamer zal hem daarom ook van dit feit vrijspreken.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter, als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar (militair lid),
in tegenwoordigheid van M.H. van de Pol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2010.