Parketnummer : 05/801045-09
Data zittingen : 8 februari 2010 en 13 september 2010
Datum uitspraak : 27 september 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/rnr : kapitein/[nummer],
ingedeeld bij : [standplaats].
Raadsman : mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij als militair, in of omstreeks de periode van 16 augustus 2009 tot en met
08 oktober 2009 van verdachtes te of nabij Tarin Kowt, in elk geval in
Afghanistan, gelegen onderdeel opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig,
ongeoorloofd afwezig is geweest gedurende langer dan dertig dagen, in ieder
geval langer dan vier dagen, althans in genoemd tijdvak of een gedeelte
daarvan gedurende een of meer perioden van langer dan dertig dagen, in elk
geval langer dan vier dagen.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 13 september 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Geen punt van geschil is dat verdachte in de tenlastegelegde periode afwezig is geweest van de plaats waar hij zich ter vervulling van de op hem rustende dienstverplichtingen (tolk/vertalen) behoorde te bevinden, te weten Kamp Holland te Tarin Kowt in Afghanistan.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet nalatig ongeoorloofd afwezig is geweest omdat hij ziek was en hij zich, onder de gegeven omstandigheden, op de juiste wijze ziek thuis heeft gemeld. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich op 16 augustus 2009 per e-mail ziek heeft gemeld bij luitenant-kolonel [naam] (zijn functionele chef bij het Commando Landstrijdkrachten) en op 20 augustus 2009 zijn collega [naam] in Tarin Kowt per e-mail heeft verzocht om hem ook op zijn onderdeel in Tarin Kowt ziek te melden. Dat verdachte in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk ziek was, wordt, zo voert de raadsman aan, ondersteund wordt door hetgeen psycholoog Vonk en psychiater Mooren in hun rapport hebben vastgesteld en drs. Marissen in zijn brief van 27 januari 2010 heeft bevestigd. De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte de juiste ziek-thuis-meld-procedure heeft doorlopen, althans, dat verdachte in de geest van de regelgeving heeft gehandeld gezien de omstandigheden van het geval, zijn persoonlijkheid en specifieke psychische problematiek in combinatie met het taalprobleem. Van nalatigheid in de uitvoering van de vastgestelde regelen als bedoeld in het derde lid van artikel 114 van het Wetboek van Militair strafrecht is volgens de raadsman dan ook geen sprake.
De militaire kamer overweegt hieromtrent het navolgende:
Verdachte heeft zich, naar het oordeel van de militaire kamer, niet op de juiste wijze ziek thuis gemeld door op 16 augustus 2009 een e-mail te sturen naar luitenant-kolonel [naam], dan wel door op 20 augustus 2009 een e-mail te sturen naar zijn collega [naam]. Aangever C. [naam] heeft verklaard dat verdachte zich volgens de afspraken bij het PRT-7 of het Situation Center ziek moest melden. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij zich officieel ziek moest melden bij de G1 of iemand van het “Provincial Recontruction Team”. Ook wist verdachte middels welk telefoonnummer hij zich ziek moest melden. [naam] heeft verklaard dat hij op 22 augustus 2009 aan verdachte het telefoonnummer van het Situation Center van de Koninklijke Landmacht per e-mail heeft doorgegeven. De militaire kamer is daarom van oordeel dat verdachte van de correcte ziekmeldprocedure op de hoogte moet zijn geweest, maar die om hem moverende redenen bewust niet heeft gevolgd.
De militaire kamer is voorts van oordeel dat het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk ziek was niet afdoet aan het feit dat hij zich op de correcte wijze ziek had moeten melden, zijnde bij de daartoe bestemde functionarissen. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte door de hem bekende procedures bewust niet te volgen ongeoorloofd afwezig is geweest in de gehele tenlastegelegde periode. Het door de raadsman gevoerde verweer dat verdachte gezien de omstandigheden van het geval, zijn persoonlijkheid en specifieke psychische problematiek in combinatie met het taalprobleem zich in de geest van de regelgeving wel daadwerkelijk ziek heeft gemeld gaat niet op. Verdachte was ook door eerdere uitzendingen met de juiste procedures bekend. Indien hij, zoals is geschied, ondanks zijn ziekte in staat was zijn functionele commandant in Nederland van zijn situatie op de hoogte te stellen, was hij naar het oordeel van de militaire kamer ook in staat geweest zulks te doen bij de daartoe bestemde functionaris(sen) in Tarin Kowt. In het Pro Justitia rapport van het onderzoek, opgemaakt door drs. L.P. Vonk, psycholoog, en drs. R.J.M. Mooren, psychiater, van 16 april 2010, wordt de conclusie getrokken dat verdachte bij een bewezenverklaring als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen is. Uit dit rapport en de andere zich in het dossier bevindende stukken volgt echter niet dat zijn persoonlijkheid of specifieke psychische problematiek in de tenlastegelegde periode zodanig was dat hij in het geheel niet tot een correcte ziekmelding in staat was of dat van hem in dat opzicht niet meer had mogen verwacht dan hetgeen hij heeft gedaan. Er is dus wel sprake van verwijtbare nalatigheid in de vastgelegde verplichtingen en regelen als bedoeld in het derde lid van artikel 114 van het Wetboek van Militair strafrecht. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De militaire kamer acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij als militair, in de periode van 16 augustus 2009 tot en met
08 oktober 2009 van verdachtes te Tarin Kowt, gelegen onderdeel in ernstige mate
nalatig,ongeoorloofd afwezig is geweest gedurende langer dan dertig dagen.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Desertie, in tijd van vrede gepleegd
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden – ook niet uit de eerder genoemde pro justitia rapportage opgemaakt door drs. L.P. Vonk, psycholoog, en drs. R.J.M. Mooren, psychiater, – waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 juli 2010; en
- een pro justitia rapportage opgemaakt door drs. L.P. Vonk psycholoog en drs. R.J.M. Mooren, psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 16 april 2010; en
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 7 juli 2010.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Enerzijds is verdachte, nadat hij verlof in Afghanistan had genoten, niet teruggekeerd naar zijn eenheid op Tarin Kowt en heeft hij nagelaten om zich op de juiste wijze ziek te melden. Het niet op de juiste wijze ziek thuis melden leidt ertoe dat verdachte gedurende een lange periode ongeoorloofd afwezig is geweest en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan desertie. Het feit dat verdachte wel degelijk aantoonbaar ziek was in de periode waarin hij ongeoorloofd afwezig was, doet er niet aan af dat hij zich heeft ontrokken aan zijn dienstverplichtingen en daardoor zijn eenheid in onwetendheid heeft gelaten omtrent zijn situatie.
Anderzijds is duidelijk geworden dat verdachte in de periode dat hij ongeoorloofd afwezig was te kampen had met aanzienlijke psychische problemen. De militaire kamer houdt in dit kader rekening met hetgeen door drs. L.P. Vonk, psycholoog, en drs. R.J.M. Mooren , psychiater, in hun rapport naar voren is gebracht. Beide deskundigen achten het aannemelijk dat verdachte gedurende de periode dat hij ongeoorloofd afwezig was, lijdende was aan een ernstige depressieve stoornis, zonder psychotische kenmerken alsmede aan een chronische posttraumatische stressstoornis. Beide deskundigen concluderen dat verdachte voor het hem ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Daarnaast houdt de militaire kamer rekening met de verwachting dat, nu de Nederlandse deelname aan de militaire operaties in Afghanistan inmiddels is beëindigd, de aanstelling van verdachte voor bepaalde tijd bij het Ministerie van Defensie waarschijnlijk niet zal worden verlengd. Een voorwaardelijke straf, zoals door de officier van justitie gevorderd met het oog op een mogelijk gevaar voor herhaling of anderszins als stok achter de deur, acht de militaire kamer daarom niet opportuun.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak volstaan kan worden met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, en 91van het Wetboek van Strafrecht en artikel 100 en 114 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4a.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Schuldig verklaring zonder oplegging van straf
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter, als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar (militair lid),
in tegenwoordigheid van M.H. van de Pol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2010.