ECLI:NL:RBARN:2010:BN9225

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
191700
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in verband met uitgevoerde reisopdracht

In deze zaak vordert eiser, die een personenbus exploiteert, betaling van een factuur van € 5.435,70 van Lever Reizen B.V. De factuur betreft een reisopdracht die door [betrokkene1] namens Lever Reizen aan eiser is gegeven. Lever Reizen betwist dat zij partij is bij de overeenkomst en stelt dat de factuur te hoog is. De rechtbank oordeelt dat Lever Reizen niet met succes kan aanvoeren dat [betrokkene1] niet bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. De rechtbank overweegt dat er schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt, omdat [betrokkene1] de reisinformatie op briefpapier van Lever Reizen heeft verstuurd en eerdere betalingen door Lever Reizen aan eiser zijn gedaan. De rechtbank concludeert dat eiser erop mocht vertrouwen dat [betrokkene1] in naam van Lever Reizen handelde. Het verweer van Lever Reizen dat de factuur te hoog is, wordt verworpen, omdat zij te laat heeft geprotesteerd tegen de hoogte van de factuur. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt Lever Reizen tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 8 september 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 191700 / HA ZA 09-1915
Vonnis van 8 september 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEVER REIZEN B.V.,
gevestigd te Doorwerth,
gedaagde,
advocaat mr. P.S. Kreupeling te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Lever Reizen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 januari 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 29 april 2010
- de akte van [eiser]
- de akte van niet dienen aan de zijde van Lever Reizen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert een personenbus.
Lever Reizen houdt zich bezig, volgens haar bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, met touroperating, het samenstellen van reispakketten, bemiddeling bij verkoop van tickets en pakketreizen en assurantiebemiddeling.
2.2. De heer [betrokkene1] te Zwolle (hierna: [betrokkene1]) heeft in 2002 een personenbus gereserveerd ten behoeve van Lever Reizen. [eiser] heeft in verband met die overeenkomst bij factuur d.d. 30 juli 2002 een bedrag van € 5.435,70 in rekening gebracht aan [betrokkene1]. Dat bedrag is niet betaald.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – de veroordeling van Lever Reizen tot betaling van € 5.435,70, vermeerderd met rente en kosten.
Aan deze vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag.
[eiser] heeft voor Lever Reizen meerdere reisopdrachten uitgevoerd, waaronder die waarop de genoemde factuur van 30 juli 2002 betrekking heeft. De desbetreffende reisopdracht heeft [betrokkene1] als lasthebber van Lever Reizen namens haar aan [eiser] gegeven.
3.2. Lever Reizen voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Lever Reizen voert het verweer dat zij geen partij is bij de overeenkomst en, subsidiair, dat de factuur te hoog is.
4.2. Ten aanzien van de vraag of Lever Reizen partij is bij de overeenkomst, overweegt de rechtbank het volgende.
4.3. Tussen partijen staat vast dat [betrokkene1] contact heeft gehad met [eiser] met betrekking tot de reservering van de personenbus ten behoeve van Lever Reizen en dat dit contact heeft geleid tot een overeenkomst. Partijen verschillen van mening in welke hoedanigheid [betrokkene1] heeft gehandeld, voor in eigen naam (volgens Lever Reizen) of in naam van Lever Reizen (volgens [eiser]). [eiser] heeft op zichzelf niet betwist dat [betrokkene1] niet bevoegd was in naam van Lever Reizen te handelen. Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam – dat wil zeggen als wederpartij van die ander – is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Een bevestigend antwoord op deze vraag wordt niet uitgesloten door de omstandigheid dat die ander wist dat degene met wie hij handelde, dit ten behoeve van een opdrachtgever deed (Hoge Raad 11 maart 1977, NJ 1977, 521)
4.4. In het kader van de beantwoording van de vraag of [betrokkene1] in eigen naam dan wel in naam van Lever Reizen handelde, acht de rechtbank het volgende van belang. [betrokkene1] heeft de informatie betreffende de reis aan [eiser] gestuurd op briefpapier voorzien van het briefhoofd van Lever Reizen (prod. 1a bij dagvaarding). Volgens [eiser] had [betrokkene1] deze handelwijze ook reeds gevolgd ten aanzien van een tweetal eerdere reizen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij ten aanzien van één eerdere reis een fax in het geding gebracht (als productie VI). Deze fax, die informatie bevat over een reis, is voorzien van het briefhoofd van Lever Reizen en gericht aan [betrokkene1]. Lever Reizen heeft niet meer weersproken dat [betrokkene1] deze fax aan [eiser] heeft gestuurd.
[eiser] heeft verder aangevoerd dat Lever Reizen die eerdere reizen rechtstreeks aan hem heeft betaald. Ten aanzien van de reis, waarop die fax betrekking heeft, is dat volgens het bankafschrift met volgnummer 44 (overgelegd als productie V) geschied op 12 april 2002. Ook dit heeft Lever Reizen niet meer weersproken.
4.5. Nu Lever Reizen [betrokkene1] heeft ingeschakeld om bussen te regelen, nu [betrokkene1] ten opzichte van [eiser] gebruik maakte van hem door Lever Reizen toegezonden briefpapier met het briefhoofd van Lever Reizen en nu Lever Reizen eerder, nadat [betrokkene1] op identieke wijze had gehandeld, rechtstreeks aan [eiser] had betaald, mocht [eiser] er redelijkerwijze op vertrouwen dat [betrokkene1] in naam van Lever Reizen handelde. Naar het oordeel van de rechtbank komen deze feiten en omstandigheden, op grond waarvan [eiser] heeft vertrouwd op volmachtverlening aan [betrokkene1], voor risico van Lever Reizen en kan daaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid worden afgeleid.
4.6. Gezien haar stellingname ter comparitie lijkt Lever Reizen dat overigens ook zelf in te zien: zij heeft ter comparitie immers betwist dat zij verwachtingen heeft gewekt, maar erkend dat dat anders zou zijn als de twee eerdere bussen door [betrokkene1] zijn besteld en rechtstreeks door Lever Reizen zijn betaald.
4.7. Gezien het vorenstaande kan Lever Reizen niet met succes aan [eiser] tegenwerpen dat [betrokkene1] niet bevoegd was haar te vertegenwoordigen. Daaraan kan niet afdoen dat [eiser] heeft gefactureerd aan [betrokkene1]. Volgens [eiser] was immers gebruikelijk dat hij factureerde aan [betrokkene1], waarna hij de factuur doorleidde naar Lever Reizen en Lever Reizen betaalde. Dit heeft Lever Reizen niet weersproken en zij heeft naar aanleiding van de tenaamstelling van de factuur ook geen separaat verweer gevoerd.
4.8. Het subsidiaire verweer van Lever Reizen dat de factuur te hoog is, wordt eveneens verworpen, waartoe het volgende wordt overwogen. Het bedrag van € 5.435,70 is gefactureerd op 30 juli 2002. In haar conclusie van antwoord van 23 december 2009, dus eerst omstreeks 7½ jaar na de factuurdatum, heeft Lever Reizen tegen de hoogte van de vordering verweer gevoerd, terwijl niet is gesteld of gebleken dat ook daarvoor reeds tegen de hoogte van het gefactureerde bedrag is geprotesteerd, ook niet na de diverse sommaties en ingebrekestellingen aan haar, waarvan de eerste dateert van 24 augustus 2002. Integendeel, in haar brief van 16 oktober 2002 (productie III bij dagvaarding), die kennelijk betrekking heeft op de onderhavige opdracht, heeft Lever Reizen, zoals [eiser] terecht opmerkt, geschreven:
Wij hebben de heer [betrokkene1] de afgesproken bedragen voor het vervoer van de CALO betaald en zitten zelf ook nog met een schadepost van € 792,- voortkomend uit de klachten van de CALO over deze reis.
Daaruit kan niet anders dan worden afgeleid dat Lever Reizen toentertijd geen bezwaar had tegen het gefactureerde bedrag.
4.9. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat Lever Reizen haar recht om tegen de hoogte van de factuur te protesteren, heeft verwerkt.
4.10. De vordering in hoofdsom is op grond van bovenstaande overwegingen toewijsbaar.
4.11. Lever Reizen heeft tegen de gevorderde rente geen verweer gevoerd, zodat ook deze toewijsbaar is.
4.12. Lever Reizen zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [eiser] en tot aan dit vonnis begroot op:
betekeningskosten dagvaarding € 74,75
griffierecht € 313,00
salaris advocaat € 960,00 (2,5 punten x € 384,00, conform tarief I)
totaal € 1.347,75
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Lever Reizen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.435,70 (vijfduizend vierhonderdenvijfendertig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 augustus 2002 tot de dag der voldoening,
5.2. veroordeelt Lever Reizen in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [eiser] en tot aan dit vonnis begroot op € 1.347,75,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.