zaaknummer / rolnummer: 204393 / KG ZA 10-551
Vonnis in kort geding van 5 oktober 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERPROJECTS TOTAALBOUW B.V.,
gevestigd te Vught,
eiseres,
advocaat mr. A.H.H.M. Roelofs te ‘s-Hertogenbosch,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUW & AANNEMINGSBEDRIJF DE ENSPIJKER B.V.,
gevestigd te Enspijk, gemeente Geldermalsen,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen.
Partijen zullen hierna Interprojects en Enspijker genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de brieven aan de zijde van Enspijker van 20 september 2010 met in totaal 8 producties
- de mondelinge behandeling op 21 september 2010
- de pleitnota van Interprojects
- de pleitnota van Enspijker.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Interprojects exploiteert een onderneming in het uitvoeren, aannemen en aanbesteden van bouwkundige werken, met name de afbouw hiervan. Enspijker exploiteert een onderneming in de nieuw- en verbouw.
2.2. Op 15 april 2010 hebben partijen een overeenkomst van onderaanneming gesloten, betreffende “metalstudwanden werk, Bakestein Zwijndrecht voor de Merwestreek” (hierna te noemen: werk te Zwijndrecht), met, voor zover van belang, de navolgende inhoud:
“De fakturering naar De Enspijker B.V. geschied in de volgende termijnen.
Bij het gereedkomen van elke unit € 2.375,00 BTW-verlegd faktureren.
In totaal 8 units. Betalingstermijn is 30 dagen na binnenkomst faktuur.”
2.3. Bouwmaatschappij Merwestreek B.V is de opdrachtgever van Enspijker.
2.4. Het door Interprojects in het kader van de overeenkomst van onderaanneming uit te voeren werk bestond onder meer uit het stellen van wanden. De werkwijze hiervan is als volgt: allereerst wordt een metalen frame gesteld. Vervolgens wordt het frame aan een zijde afgewerkt door het monteren van gipsplaten. Nadat werkzaamheden zijn uitgevoerd in de wand, zoals het aanbrengen van electriciteitsleidingen, wordt de unit gesloten door aan de andere zijde gipsplaten te monteren.
2.5. Interprojects heeft met betrekking tot het werk te Zwijndrecht de navolgende facturen verzonden aan Enspijker:
- op 26 april 2010, betreffende de units 1 en 2, ad € 4.750,--;
- op 2 mei 2010, betreffende de units 3, 4 en 5, ad € 7.125,--;
- op 8 mei 2010, betreffende de units 6 en 7, ad € 4.750,--;
- op 11 juni 2010, betreffende de unit 8, ad € 3.185,--.
De factuur van 26 april 2010 is op 11 juni 2010 voldaan. De factuur van 2 mei 2010 is op 1 juli 2010 voldaan. De facturen van 8 mei 2010 en 11 juni 2010 zijn niet voldaan.
2.6. Op 27 mei 2010 zijn partijen een overeenkomst van onderaanneming aangegaan, betreffende “metalstudwanden werk, Trade Terminal aan de Linschotenstraat in Rotterdam voor de Merwestreek” (hierna te noemen: werk te Rotterdam), met, voor zover van belang, de navolgende inhoud:
“Het werk omvat de volgende werkzaamheden:
Het compleet aanbrengen van de metalstudwanden, 60 min. brandwerend. Op de letterassen boven de kalkzandsteenwand. (…)
De fakturering naar De Enspijker B.V. geschied in de volgende termijnen.
Bij het gereedkomen van elke as C-D-E-F-G-H-K-L € 2.500,00 BTW-verlegd faktureren.
In totaal 8 assen. De laatste termijn van € 1.000.00 21 dagen na oplevering en bij tevredenheid Merwestreek. Betalingstermijn is 30 dagen na binnenkomst factuur.”
2.7. De heer [betrokkene1] van Bouwmaatschappij Merwestreek B.V. heeft bij e-mailbericht van 11 juni 2010 aan Enspijker het volgende bericht:
“Ik begreep van Arend dat ze nog niet klaar zijn in Zwijndrecht. Zodra ze klaar zijn stuur ik de laatste termijn naar jou toe.”
2.8. Interprojects heeft ingevolge de overeenkomst van onderaanneming van 27 mei 2010 in de periode van 14 juni 2010 tot en met 25 juni 2010 werkzaamheden verricht op het werk te Rotterdam.
2.9. Enspijker heeft bij faxbericht van 22 juni 2010 aan Interprojects met betrekking tot het werk te Zwijndrecht, voor zover van belang, het navolgende bericht:
“Het werk is nog niet klaar op een paar kleine afwerk details na. (…)
Het werk moet voor aanstaande vrijdag (25-06-2010) om 16.00 uur klaar zijn. (…)
Is dit niet mogelijk dan zullen wij het op een ander manier afmaken en bij u in mindering brengen.”
2.10. Enspijker heeft Interprojects bij faxbrief van 29 juni 2010 in gebreke gesteld.
2.11. Interprojects heeft met ingang van 28 juni 2010 haar werkzaamheden op het werk te Rotterdam gestaakt.
2.12. Interprojects heeft op 26 juli 2010 een factuur verzonden aan Enspijker betreffende het werk te Rotterdam ter grootte van € 1.789,12, welke factuur niet is voldaan.
3.1. Interprojects vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Enspijker te veroordelen om aan Interprojects, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen:
I. de hoofdsom ten bedrage van € 9.724,12 (BTW-verlegd);
II. de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a jo. 6:120 BW, verschuldigd over het onder I genoemde bedrag;
III. de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 904,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover ex artikel 6:119a jo. 6:120 BW, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. de kosten van het geding.
3.2. Enspijker voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
Werk te Zwijndrecht
4.2. Blijkens de tussen partijen gesloten ‘overeenkomst van onderaanneming’ zijn partijen overeengekomen dat de facturering geschiedt in termijnen. Bij het gereedkomen van elke unit wordt gefactureerd. Voorts zijn partijen een betalingstermijn overeengekomen van 30 dagen na binnenkomst factuur. Tussen partijen staat vast dat zij, in aanvulling op de overeenkomst van onderaanneming van 15 april 2010, uitsluitend met betrekking tot units 1 en 2, mondeling zijn overeengekomen dat vóór gereedkoming van deze units gefactureerd mocht worden.
4.3. Interprojects stelt dat het werk te Zwijndrecht aan de units 3, 4 en 5 op 2 mei 2010 gereed was, waarop Interprojects de factuur van 2 mei 2010 aan Enspijker heeft verzonden. Interprojects erkent dat er nog ‘een paar opleverpunten’ dienden te worden verricht, echter, deze stonden aan facturering van het werk niet in de weg.
4.4. Enspijker heeft het door Interprojects gestelde gemotiveerd betwist en gesteld dat het werk te Zwijndrecht op 2 mei 2010 niet gereed was. Niet alleen aan de units 3, 4 en 5, maar aan alle units waren nog opleverpunten, welke pas op 28 juni 2010 door Interprojects zijn afgerond. Facturering had vanaf de datum gereedkoming mogen plaatsvinden. Gelet op de betalingstermijn van 30 dagen, zou in dat geval de factuur met ingang van 28 juli 2010 opeisbaar zijn.
4.5. Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de situatie waarin het werk te Zwijndrecht zich bevond op 2 mei 2010 kan worden omschreven als ‘gereedgekomen’, zoals bedoeld in de tussen partijen gesloten overeenkomst, noch dat het tussen partijen gebruik was dat, in de situatie waarin er slechts nog opleverpunten dienden te worden afgerond, tot facturering mocht worden overgegaan. Nu dit kort geding zich niet leent voor verdere bewijsvoering op dit punt, acht de voorzieningenrechter de vordering van Interprojects in zoverre voorshands in dit kort geding niet toewijsbaar.
4.6. Ingevolge lid 1 van artikel 6:52 BW is een schuldenaar, die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen.
4.7. Interprojects heeft met ingang van 28 juni 2010 haar werkzaamheden voor het werk te Rotterdam gestaakt, omdat zij – er vanuit gaande dat Enspijker de facturen voor het werk te Zwijndrecht niet of te laat betaalde – er niet op vertrouwde dat Enspijker de nog openstaande facturen dan wel nieuwe facturen voor al verricht of nog te verrichten werkzaamheden wel (tijdig) zou voldoen. Interprojects stelt dat er derhalve voldoende rechtvaardiging en grond was voor de opschorting.
4.8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, voor zover het staken van de werkzaamheden te Rotterdam door Interprojects als opschorting kan worden beschouwd, kan niet worden vastgesteld dat deze opschorting gerechtvaardigd was, nu niet vaststaat dat de vordering van Interprojects op Enspijker op het moment van het staken van de werkzaamheden, 28 juni 2010, reeds opeisbaar was.
4.9. Het werk te Zwijndrecht is inmiddels afgerond door Interprojects, zodat deze vordering thans wel opeisbaar is.
4.10. Enspijker stelt dat, aangezien zij niet in gebreke was met betaling ter zake van het werk te Zwijndrecht, Interprojects niet bevoegd was haar werkzaamheden te Rotterdam te staken. Enspijker heeft als gevolg van het niet nakomen van de overeenkomst van onderaanneming door Interprojects een vervangende aannemer moeten zoeken om het werk te Rotterdam af te ronden. Deze aannemer heeft een aanmerkelijk hoger bedrag bedongen voor deze werkzaamheden dan Interprojects. Enspijker heeft hierdoor schade geleden voor een bedrag van € 23.847,25, zoals weergegeven in productie 6 aan de zijde van Enspijker. Het schadebedrag van Enspijker overtreft de hoogte van de openstaande facturen van Interprojects, zodat na verrekening niets meer aan Interprojects verschuldigd is.
4.11. Als Interprojects ten onrechte haar werkzaamheden heeft opgeschort, dan beroept Enspijker zich terecht op opschorting van haar betalingsverplichting jegens Interprojects. Of van zo’n situatie sprake is kan alleen in een bodemprocedure worden vastgesteld, daarom is de vordering in deze kort geding procedure niet toewijsbaar.
Werk te Rotterdam
4.12. Enspijker heeft onweersproken gesteld dat de vordering van Interprojects betreffende het werk te Rotterdam niet opeisbaar is, omdat de werkzaamheden aan de C-as niet zijn afgerond. De voorzieningenrechter zal dan ook deze vordering afwijzen.
4.13. Interprojects zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Enspijker worden begroot op:
- vast recht EUR 314,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.130,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Interprojects in de proceskosten, aan de zijde van Enspijker tot op heden begroot op EUR 1.130,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier I.W.H.M. Verheijen op 5 oktober 2010.