ECLI:NL:RBARN:2010:BN9756

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
190122
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van netverlies en kosten door energieleverancier Liander N.V.

In deze zaak heeft Liander N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die niet bij naam is genoemd, met betrekking tot de betaling van netverlies en bijkomende kosten. De rechtbank Arnhem heeft op 6 oktober 2010 uitspraak gedaan in deze civiele procedure, die begon met een tussenvonnis op 23 juni 2010. Na dit tussenvonnis heeft Liander een nadere toelichting gegeven op de door haar gehanteerde tarieven, waarop de gedaagde niet meer heeft gereageerd, waardoor deze stellingen als onweersproken zijn blijven staan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdsom, bestaande uit netverlies, kosten voor onderzoek aan de meetinrichting, voorrijkosten en administratiekosten, toewijsbaar is. De gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de proceskostenveroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de gedaagde in overwegende mate in het ongelijk was gesteld, wat een veroordeling in de proceskosten rechtvaardigt. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 8.296,80, inclusief vertragingsrente en proceskosten.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de gevorderde nakosten en wettelijke rente toewijsbaar zijn, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de verplichting van de gedaagde om te betalen, ondanks het verweer dat tegen de vordering is gevoerd. De rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen, waarmee de uitspraak definitief is.

Uitspraak

vvonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 190112 / HA ZA 09-1715
Vonnis van 6 oktober 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Keizer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R. Herregodts te Breda.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 juni 2010
- de akte van Liander
- de akte van niet dienen, verleend aan [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank volhardt bij het genoemde vonnis van 23 juni 2010.
2.2. Bij dat vonnis heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor uitlating omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.6, 4.12 en 4.13 van dat vonnis. Die rechtsoverwegingen luiden:
4.6. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de door Liander berekende prijs voor de geleverde elektriciteit. De rechtbank zal Liander in de gelegenheid stellen die tarieven (als vermeld in productie 3 bij dagvaarding) nader te onderbouwen en daartoe de zaak naar de rol verwijzen.
4.12. De gevorderde voorrijkosten zijn, zo voert [gedaagde] aan, ten onrechte gebaseerd op het weekendtarief. Liander zal de gelegenheid krijgen op dit verweer te reageren, waartoe de zaak naar de rol zal worden verwezen.
4.13. Voorts voert [gedaagde] verweer tegen de vordering, voor zover deze betrekking heeft op het onderzoek aan de meetinrichting en de administratiekosten. In het bijzonder betwist [gedaagde] dat dat onderzoek 4,5 uren in beslag heeft genomen en dat aan de administratie 3,5 uren is besteed tegen een uurtarief van € 82,56. Liander zal ter rolle haar standpunt nader kunnen onderbouwen.
2.3. Liander heeft, onder verwijzing naar haar productie 3 bij dagvaarding, een nadere toelichting gegeven op de door haar gehanteerde tarieven. Zij stelt in dat verband dat het door haar gehanteerde tarief per 100 kWh wordt bepaald door de kosten die zij moet maken in verband met de inkoop van de elektriciteit ter dekking van het netverlies ten gevolge van frauduleus handelen. Tot die kosten behoren de kosten van inkoop van het netverlies bij Tennet, de kosten die gepaard gaan met dat inkoopproces alsmede de kosten die Liander maakt voor de administratieve werkzaamheden om het netverlies ten gevolge van frauduleus handelen te onderscheiden van het “gewone” technisch netverlies, om op die wijze de kosten te kunnen toerekenen aan de energiefraude.
2.4. Met betrekking tot het gehanteerde uurtarief voert Liander aan, onder verwijzing naar het frauderapport, dat de betrokken fraudemedewerker zijn werkzaamheden heeft verricht van 18.30 tot 23.00 uur, zodat deze werkzaamheden gedurende 4,5 uren zijn verricht.
2.5. De administratiekosten hebben betrekking op de verwerking van het frauderapport naar een gespecificeerde nota. Dit is gebeurd door een binnendienstmedewerker tegen een uurtarief van € 82,56, hetgeen redelijk is. Aldus Liander.
2.6. [gedaagde] heeft op deze nadere stellingen van Liander niet meer gereageerd, zodat deze onweersproken zijn gebleven. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van [gedaagde] daarmede voldoende is weerlegd. Dit geldt ook ten aanzien van de voorrijkosten, hoewel Liander zich daaromtrent niet specifiek heeft uitgelaten. Nu immers vaststaat dat de fraudemedewerker zijn werkzaamheden in de avonduren heeft verricht, zijn ook de voorrijkosten in de avonduren gemaakt en heeft Liander terecht het daarvoor geldende tarief in rekening gebracht.
2.7. De hoofdsom in de vorm van netverlies, de kosten voor het onderzoek aan de meetinrichting, de voorrijkosten en de administratiekosten zijn dan ook toewijsbaar.
2.8. In het vonnis van 23 juni 2010 is reeds beslist dat de omzetbelasting over het netverlies (r.ov. 4.8) en buitengerechtelijke incassokosten (r.ov. 4.14) zullen worden afgewezen en dat de omzetbelasting over het transportdeel (r.ov. 4.9), de energiebelasting (r.ov. 4.10) en de kosten van de vervanging van de meter (r.ov. 4.11) toewijsbaar zijn.
2.9. Het toe te wijzen bedrag beloopt in hoofdsom € 8.112,59 en is – de posten volgend op de nota van Liander – als volgt samengesteld:
netverlies 2009 € 2.307,31
energiebelasting 2009 € 1.203,20
totaal elektriciteit 2009 € 3.510,51
netverlies 2008 € 1.672,16
transportdeel 2008 € 420,84
energiebelasting 2008 € 806,44
totaal elektriciteit 2008 € 2.899,44
voorrijkosten (weekend + ’s nachts) € 154,80
onderzoek meetinrichting € 464,40
af/aansluitkosten t/m 3x80A – ET € 155,00
terugbrengen verzwaarde aansluiting kv € 134,37
administratiekosten € 288,96
totaal € 1.197,53
totaal exclusief BTW € 7.607,48
BTW over € 3.628,01 € 689,32
totaal € 8.296,80
2.10 De gevorderde vertragingsrente is toewijsbaar, nu daartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
2.11. [gedaagde] voert verweer tegen de gevorderde proceskostenveroordeling. Daartoe voert zij aan dat Liander tegen beter weten in bedragen vordert die niet toewijsbaar zijn alsmede dat haar ten onrechte geen andere keuze is gelaten dan betaling van de gehele door Liander gepretendeerde vordering.
Daaromtrent overweegt de rechtbank het volgende. Wat er ook zij van het verweer dat Liander tegen beter weten in bedragen vordert die niet toewijsbaar zijn, vaststaat dat [gedaagde] de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij is en dat zulks een proceskosten veroordeling ten laste van haar rechtvaardigt. Indien Liander voorafgaand aan deze procedure heeft gesommeerd tot integrale betaling van het bedrag waarop zij aanspraak maakte, maakt dat niet anders: [gedaagde] had immers het bedrag kunnen – en om aan een proceskostenveroordeling te ontkomen: moeten – betalen dat zij naar haar mening wél verschuldigd was, maar dat heeft zij nagelaten. Het verweer wordt verworpen en [gedaagde] zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van Liander. Deze bedragen tot heden:
betekening dagvaarding € 75,05
griffierecht € 313,00
salaris advocaat € 960,00 (2,5 punten x € 384,00, tarief I)
totaal € 1.348,05
2.12. De gevorderde nakosten zullen als niet betwist eveneens worden toegewezen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] aan Liander te betalen een bedrag van € 8.296,80 (achtduizend tweehonderdzesennegentig euro en tachtig eurocent),
3.2. veroordeelt [gedaagde] aan Liander te betalen wegens vertragingsrente een bedrag van € 226,20 alsmede de wettelijke rente over € 8.112,59 vanaf 13 augustus 2009 tot de dag der algehele voldoening,
3.3. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van Liander en tot aan dit vonnis begroot op € 1.348,05, vermeerderd met – voor het geval betaling van dit bedrag niet binnen 14 dagen na dit vonnis plaatsvindt – de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4. veroordeelt [gedaagde] in de nakosten ten bedrage van € 131,00, vermeerderd met € 68,00 voor het geval dit vonnis is betekend en die betekening noodzakelijk is geweest,
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.