Parketnummer : 05/700488-10
Datum zittingen : 23 april 2010 en 28 september 2010
Datum uitspraak : 12 oktober 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 november 2009 te Oosterhout, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten
- het brengen van een vibrator in haar vagina en/of
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina en/of
- het likken aan haar vagina,
welk(e) geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of
andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer] naar haar slaapkamer heeft geduwd, althans geleid en/of
- zijn hand voor de mond van die [slachtoffer] te houden om haar het schreeuwen te
beletten en/of haar heeft geboden haar mond te houden en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of haar
heeft geboden zich (deels) te ontkleden en/of
- van nabij met een mes in de richting van die [slachtoffer] heeft gewezen en haar
daarbij woordelijk (met de dood) heeft bedreigd en/of
- haar in bedwang heeft gehouden en/of
- voorbij is gegaan aan het verbale en non-verbale (huilen en fysiek
tegenstribbelen) verzet van die [slachtoffer].
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 23 april 2010 ter terechtzitting aangehouden, teneinde de raadsman in de gelegenheid te stellen de stukken voor te bereiden en teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een psychologisch rapport omtrent verdachte te laten opmaken.
Op 28 september 2010 is de zaak ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Gelderland-Midden, dossiernummer 2009056832-1, gesloten op 14 januari 2010, opgemaakt door [verbalisanten] en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, onder meer inhoudende de verklaring van de aangeefster C.T.M. [slachtoffer], d.d. 18 november 2009;
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 september 2010.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 02 november 2009 te Oosterhout, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten
- het brengen van een vibrator in haar vagina en
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina en
- het likken aan haar vagina,
welk geweld of andere feitelijkheid en welke bedreiging met geweld hierin hebben bestaan dat verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer] naar haar slaapkamer heeft geduwd, en
- zijn hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden om haar het schreeuwen te
beletten en haar heeft geboden haar mond te houden en/of
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en haar
heeft geboden zich deels te ontkleden en
- van nabij met een mes in de richting van die [slachtoffer] heeft gewezen en haar
daarbij woordelijk met de dood heeft bedreigd en
- haar in bedwang heeft gehouden en
- voorbij is gegaan aan het verbale en non-verbale (huilen en fysiek
tegenstribbelen) verzet van die [slachtoffer].
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 1 september 2010; en
• een pro justitia rapportage opgemaakt door drs. M. van Heteren, GZ psycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 18 september 2010; en
• voorlichtings- en adviesrapporten van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 15 april 2010, 13juli 2010 en 21 september 2010.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook als dit inhoudt behandeling bij “de Tender” of een soortgelijke instelling.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman benadrukt dat zijn cliënt ‘first-offender’ is, dat hij schuldbewust is en goed heeft meegewerkt.
Daarnaast heeft de raadsman gevraagd rekening te houden met de inhoud van de reclasseringsrapporten en het rapport van de psycholoog. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Verdachte is gebaat bij een terugvalpreventieprogramma en langdurig reclasseringstoezicht waarbij verdachte een ambulante psychiatrische behandeling zou moeten ondergaan. Als een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, zou hij zijn behandeling niet kunnen aanvangen en zou hij na detentie als het ware opnieuw moeten beginnen.
Bovendien zijn door de reclassering geen contra-indicaties gegeven voor het opleggen van een werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn ex-partner door haar onder meer met geweld en tegen haar uitdrukkelijke wil met een vibrator te penetreren, haar te vingeren en haar te beffen. Dit alles onder bedreiging van onder andere een mes.
Verdachte heeft met het plegen van deze handelingen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn ex-partner.
Het is een feit van algemene bekendheid dat gedragingen zoals door verdachte gepleegd een enorme impact hebben op slachtoffers en in veel gevallen tot psychisch letsel leiden waar de slachtoffers nog jarenlang last van hebben. Dat het slachtoffer geen fysiek letsel heeft opgelopen, zoals de raadsman nog heeft aangevoerd, doet aan het bovenstaande niet af.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in beginsel het landelijke oriëntatiepunt straftoemeting met betrekking tot artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht als uitgangspunt. Dit oriëntatiepunt noemt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank houdt echter in het voordeel van verdachte rekening met hetgeen door drs. M. van Heteren, GZ psycholoog, in zijn rapport naar voren is gebracht en met de conclusie van de deskundige dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten, achter welke conclusie de rechtbank zich schaart. Verdachte heeft een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven) met overwegend paranoïde schizotypische en enige narcistische kenmerken. Daarnaast zijn er depressieve en derealisatie verschijnselen aangetroffen bij verdachte.
Uit het rapport blijkt echter ook het volgende. “De narcistische krenkbaarheid, de paranoïde gedachten waarbij betrokkene de realiteit uit het oog verliest maken dat betrokkene veel risico loopt om door ogenschijnlijke luttele dingen, die hij als afwijzing en krenking beleeft, weer in zo’n toestand te kunnen komen. (…)
Betrokkene is gebaat bij een terugvalpreventieprogramma voor het seksueel grensoverschrijdend gedrag waarbij elementen van het programma voor huiselijk geweld en stalking betrokken dienen te worden. (…) Geadviseerd wordt dit onder langdurig reclasseringstoezicht te laten plaatsvinden onder het juridisch kader van een (deels) voorwaardelijk strafdeel.”
Gelet op het feit dat verdachte door de deskundige verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, zal de rechtbank een deel in mindering brengen op het genoemde uitgangspunt van 24 maanden gevangenisstraf.
De rechtbank houdt daarnaast in voor verdachte positieve zin rekening met het feit dat hij direct nadat hij de feiten heeft gepleegd zijn spijt heeft betuigd en steeds een positieve proceshouding heeft getoond en zich – ogenschijnlijk – terdege realiseert wat hij heeft gedaan en wat dit voor het slachtoffer moet hebben betekend. Hij is ook vrijwillig met behandeling van zijn problematiek begonnen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte en het slachtoffer samen een dochtertje hebben, voor wie (zo normaal mogelijk) contact met haar vader van wezenlijk belang wordt geacht.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met hetgeen door Reclassering Nederland in haar eerste rapport naar voren is gebracht ten aanzien van het recidiverisico, dat wordt ingeschat als “laag”. Betrokkene lijkt voorts oprecht spijt te hebben van zijn handelen. Mede doordat thans geen sprake meer is van een liefdesrelatie tussen verdachte en het slachtoffer acht de rechtbank de kans dat verdachte recidiveert in een soortgelijke situatie niet erg groot.
Verdachte heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan een behandeling om de kans op recidive, die door de psycholoog nog wel aanwezig wordt geacht, verder te beperken.
De reclassering adviseert om betrokkene een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat hij wordt verplicht om zich te laten behandelen bij “De Tender” en/of Kairos of een soortgelijke instelling.
Gelet op wat hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf van na te noemen duur. Een deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd.
De duur van de op te leggen proeftijd zal 2 jaren zijn, in plaats van de door de officier van justitie voorgestelde 3 jaren, gelet op het bepaalde in artikel 14b tweede lid, juncto 14c lid 2 sub 5, van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank opmerkt dat zij er niet van uitgaat dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, in het bijzonder dat van het slachtoffer.
Dit voorwaardelijk op te leggen deel van de straf dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf ook de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat mocht inhouden een meldingsgebod en het volgen van een ambulante behandeling bij “De Tender” en/of Kairos of een soortgelijke instelling.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden een meldingsgebod en het volgen van een ambulante behandeling bij “De Tender” en/of Kairos of een andere vergelijkbare instelling voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling(en) nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door:
mr. A.G. Broek- de Stigter, rechter, als voorzitter,
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
mr. E. de Boer, rechter,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2010.