ECLI:NL:RBARN:2010:BO1051

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/702274-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en Diefstal door twee of meer verenigde personen met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 18 oktober 2010, is verdachte [verdachte] beschuldigd van afpersing en diefstal, gepleegd op 3 juli 2010 te Nijmegen. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte] de taxichauffeur [slachtoffer] heeft afgeperst en beroofd van zijn mobiele telefoon en een geldbedrag. Dit gebeurde onder bedreiging met een vuurwapen, waarbij de taxichauffeur werd geslagen en gedwongen om zijn spullen af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en heeft vastgesteld dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de misdrijven. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van een vierde feit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de andere feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank enkele vorderingen heeft toegewezen en andere niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van €680,- toegewezen, met een subsidiaire hechtenis van 13 dagen bij gebreke van betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/702274-10
Datum zitting : 4 oktober 2010
Datum uitspraak : 18 oktober 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 8 mei 1988 te Sittard,
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te Nijmegen, op de openbare weg, te weten op
de [adres] tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (zijnde een telefoon die op
een eerder moment door verdachte en/of zijn mededader aan die [slachtoffer] als
borgstelling was afgegeven) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 100 euro, in
elk geval van enig goed en/of een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer] en/of [naam taxibedrijf] Taxi, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededader die [slachtoffer] (met kracht) in/op/tegen zijn gezicht heeft
geslagen/gestompt en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd:
"zie je, wij kunnen jou pakken", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of dat vuurwapen heeft geladen en/of
doorgeladen en/of (vervolgens) op die [slachtoffer] heeft gericht en/of
(vervolgens) - zakelijk weergegeven - tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat
indien hij niet weg zou gaan, hij dood geschoten zou worden;
2.
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te Nijmegen, op de openbare weg, te weten op
de [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen de contactsleutel van een personenauto en/of een mobiele telefoon
(merk HTC) en/of een taxi/personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam taxibedrijf] Taxi, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededader die [slachtoffer] (met kracht) in/op/tegen zijn gezicht heeft
geslagen/gestompt en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd:
"zie je, wij kunnen jou pakken", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of dat vuurwapen heeft geladen en/of
doorgeladen en/of (vervolgens) op die [slachtoffer] heeft gericht en/of
(vervolgens) - zakelijk weergegeven - tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat
indien hij niet weg zou gaan, hij dood geschoten zou worden;
3.
hij op of omstreeks 04 juli 2010 te Ede tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
vanaf een personenauto heeft weggenomen één of meer kentekenpla(a)t(en)
([x]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming (het loswrikken van die kentekenplaten);
4.
hij in of omstreeks 3 en/of 4 juli 2010 te Heelsum, gemeente Renkum, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer kentekenpla(a)t(en)
([x]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 4 oktober 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer],
• [benadeelde partij1].
De officier van justitie, mr. H. Velders, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, en voorts met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen reisdocument, zijnde een enkele reis dagkaart NS, verbeurd wordt verklaard.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] tot een bedrag van € 1.25 schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie verzoekt daarom dat deze benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van feit 1 en 2
De feiten.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 juli 2010 heeft aangever [slachtoffer] als taxichauffeur van [naam taxibedrijf] Taxi verdachte en medeverdach[naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte]) in zijn taxi van Nijmegen naar Arnhem gereden. Verdachten hadden echter geen geld bij zich om de rit te betalen. Daarom heeft [naam medeverdachte] aan het begin van de rit in Nijmegen zijn mobiele telefoon (Blackberry) als onderpand aan aangever gegeven. Op 3 juli 2010 bevonden verdachte en [naam medeverdachte] zich in de [adres] te Nijmegen. [naam medeverdachte] heeft toen een taxirit besteld. Aangever was de taxichauffeur die hen op kwam halen. Hij had de Blackberry van [naam medeverdachte] nog in zijn taxi.
Op enig moment heeft [naam medeverdachte] de taxichauffeur een vuistslag op zijn gezicht gegeven en is hij in het bezit gekomen van zijn eerder in onderpand gegeven Blackberry. De taxichauffeur heeft een geldbedrag, dat aan hem of aan [naam taxibedrijf] Taxi toebehoorde, aan [naam medeverdachte] gegeven.
Nadat de taxichauffeur weg was gegaan, zijn verdachte en [naam medeverdachte] met de taxi van aangever weggereden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten samen met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd. De officier van justitie baseert dit op de aangifte die ondersteund wordt door de historische telefoongegevens van aangever, de verklaring van de getuige [getuige1] en de verklaringen van beide verdachten.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat medeverdachte [naam medeverdachte] een taxi had besteld. Verdachte stond op dat moment een meter of 4 à 5 bij [naam medeverdachte] vandaan. Verdachte heeft verklaard dat toen de taxi eraan kwam, hij zich pas realiseerde dat [naam medeverdachte] zijn telefoon (Blackberry) terug wilde hebben. Toen de taxichauffeur eraan kwam is verdachte naar de taxi gelopen en heeft hij gekeken of hij in de taxi de Blackberry van [naam medeverdachte] zag. Vervolgens is verdachte, toen dit geen resultaat opleverde, aan de overkant van de weg gaan staan. Hij heeft dus niet kunnen zien wat er daarna is gebeurd. Verdachte heeft ontkend dat hij aangever heeft opgedragen zijn zakken leeg te maken en alles af te geven. Verdachte heeft ook ontkend dat hij tegenover de politie verklaard heeft dat hij gezien heeft dat aangever de Blackberry aan [naam medeverdachte] heeft gegeven. Volgens verdachte heeft hij dat gezegd omdat hij dat gelezen had in het dossier. Toen verdachte aangever zag weglopen en om de politie hoorde roepen is hij achter hem aangegaan om de boel te sussen. Toen aangever weg is gegaan, is verdachte samen met [naam medeverdachte] met de taxi van aangever weggereden.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte vrijgesproken moet worden van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, nu voor wat betreft het aandeel van zijn cliënt daarbij misschien wel sprake is van wettig, maar niet van overtuigend bewijs. Volgens de raadsman maakt de omstandigheid dat zijn cliënt erbij was, niet dat daarmee sprake is van medeplegen. Verdachte heeft niet meegekregen wat er gebeurd is en was vooraf evenmin op de hoogte van [naam medeverdachte]’s mogelijke voornemen.
De raadsman benadrukt dat het een a-typische zaak is, zodat kritisch moet worden gekeken naar de verklaringen die zijn afgelegd en waarbij moet worden voorkomen dat te snel wordt aangenomen dat het om een ‘overval met wapen’ gaat. Aangever heeft aanvankelijk verklaard dat hij eerst bedreigd werd met het pistool en toen geslagen werd, terwijl hij later verklaart dat het andersom is gebeurd. De getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij een pistool gezien heeft, maar uit de geregistreerde ‘112-melding’ die hij heeft gedaan volgt dat hij daar alleen maar heeft gezegd dat het erop leek alsof een van de mannen een vuurwapen had. Aangever en de getuige zijn niet kritisch bevraagd hoe zij erbij komen een pistool gezien te hebben.
De raadsman heeft verder betoogd dat aangever aan de gebeurtenissen een geheel eigen invulling geeft, alsmede dat de consistentie van zijn verklaringen is ingegeven door het feit dat aangever na iedere afgelegde verklaring zijn verklaring op papier mee heeft gekregen en aldus zijn volgende verklaring hierop af kon stemmen.
Beoordeling rechtbank
Aangever heeft verklaard dat hij in de nacht van 3 juli 2010, omstreeks 1.31 uur, werd gebeld door een man die zei dat hij een taxi nodig had op de [adres] [x] te Nijmegen. Aangever is daarheen gereden, is uit zijn auto gestapt en richting nummer [x] gelopen. De sleutel van zijn auto had hij nog in het contact zitten en de auto liep stationair. Toen hij bij de deur was, zag hij dat de twee mannen met wie hij de vorige dag – dat wil zeggen op 2 juli 2010 – de rit van Nijmegen naar Arnhem had gereden zijn richting op kwamen lopen. De donkere man kwam naar hem toe en de andere man liep richting zijn auto. De donkere man kwam op hem af en sloeg met zijn vuist op aangevers wang. Daarna zei de man: ‘zie je, wij kunnen jou pakken’. De donkere man greep met zijn rechterhand naar zijn broeksband en richtte een klein vuurwapen op aangever. Aangever zag dat de man iets onder in het wapen stopte met zijn linkerhand. Aangever hoorde een klik en zag dat de man een trekbeweging boven aan het wapen maakte. Op de loop van het wapen zat aan de rechterkant een gaatje. Het wapen was zwart en aangever schatte dat de loop ongeveer 10 cm lang was. Onder bedreiging van het vuurwapen is aangever naar achteren gelopen in de richting van de taxi. Daar heeft hij de telefoon (Blackberry) uit de kofferbak gehaald en heeft hij deze aan de man zonder wapen gegeven.
Vervolgens zeiden beide mannen dat aangever zijn zakken leeg moest maken en alles af moest geven. Terwijl aangever dit deed was het vuurwapen nog steeds op hem gericht. Aangever heeft onder meer ongeveer € 100,- uit zijn broekzak gehaald. Vervolgens doorzocht de man zonder het vuurwapen zijn hele auto. Toen de man uit de auto van aangever kwam zag aangever dat de man de HTC mobiele telefoon van aangever in zijn hand had. De man met het vuurwapen zei tegen aangever dat zij zijn spullen en auto mee zouden nemen. De man met het vuurwapen zei dat hij tot drie zou tellen en dat, als aangever dan niet weg zou gaan, hij aangever dood zou schieten. Toen aangever de politie wilde bellen en zijn telefoon pakte zag hij dat de man zonder het vuurwapen dit zag en kwam die man in zijn richting. Aangever is toen weggerend en de man zonder vuurwapen kwam hem achterna rennen. Even later stapten beide mannen in zijn auto en reden weg.
Aangever heeft het geld aan de licht getinte jongen gegeven.
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij zich in de vroege ochtend van 3 juli 2010 bevond in zijn kamer aan de [adres] [x] te Nijmegen op de eerste verdieping. Toen hij uit het raam keek zag hij twee mannen aan komen lopen. Het waren een man met een donkere huidskleur en een licht getinte man. Zij bleven staan ter hoogte van een steegje tussen de [adres] nr. [x] en liepen het steegje in. Een van de mannen zei iets tegen iemand, mogelijk via de telefoon. De getuige hoorde dat de man vroeg of hij opgehaald kon worden bij de [adres] [x]. Later zag de getuige dat er een taxi aan kwam. De getuige hoorde een verhit gesprek, keek naar buiten en zag een taxi stil staan met het portier van de bestuurder geopend. In de deuropening van de taxi stond kennelijk de taxichauffeur en de donkere man stond bij hem. De andere man stond er bij in de buurt. De donkere man hield een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de taxichauffeur gericht. De getuige heeft toen 112 gebeld en verteld wat hij zag. Hij kon niet verstaan wat de mannen allemaal tegen elkaar zeiden. De getinte man liep ook nog naar de andere kant van de taxi en opende het voorste passagiersportier. Die man ging toen in de taxi zitten. Het leek erop of hij iets aan het zoeken was. Na ongeveer een minuut stapte de man weer uit.
Wat later hoorde hij iemand wegrennen en zag toen dat de getinte man en de taxichauffeur niet meer bij de taxi stonden. Het vuurwapen leek op het dienstwapen van de politie.
De 112-melding waarover getuige [getuige1] heeft verklaard is woordelijk uitgewerkt en bevindt zich bij de stukken. Blijkens het proces-verbaal in kwestie heeft de getuige gezegd: “En het lijkt erop alsof eentje een vuurwapen heeft trouwens”.
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat, toen hij de taxichauffeur belde om naar de [adres] te komen, verdachte naast hem stond.
Aangever heeft zijn aangifte onmiddellijk na de voorvallen op het politiebureau gedaan. Deze aangifte is zeer gedetailleerd en aangever is ook in de verklaringen die hij daarna bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, consistent gebleven. Het gegeven dat aangever zijn verklaringen telkenmale heeft meegekregen, zo dit juist is, behoeft op zichzelf niets af te doen aan het waarheidsgehalte van diens verklaringen. Evenmin doet de omstandigheid dat – zoals verdachte en met name [naam medeverdachte] hebben benadrukt – aangever zélf op 2 juli 2010 de Blackberry zou hebben meegenomen, aan de overtuigingskracht van zijn verklaring over het voorval op 3 juli niet af.
De verklaringen van aangever worden ondersteund door de verklaring van de – als ‘onpartijdige derde’ te beschouwen – getuige [getuige1] zoals hiervoor weergegeven, de uitgewerkte “112-melding” en deels ook door de verklaring van [naam medeverdachte]. Deze verklaringen geven blijk van een actieve houding van de zijde van verdachte in die zin, dat hij de taxi heeft doorzocht, zich voortdurend bij de medeverdachte heeft opgehouden en ook nog achter aangever is aangegaan toen deze zich verwijderde. Ten slotte is verdachte bij zijn medeverdachte in de taxi gestapt en weggereden. Gelet op het voorgaande is er sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [naam medeverdachte].
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd conform de door aangever afgelegde verklaring. Ten aanzien van het afgeperste geldbedrag merkt de rechtbank op dat niet valt in te zien waarom aangever zonder dat hem dat wordt bevolen of daartoe wordt gedwongen, uit eigen beweging zijn zakken zou leegmaken om het geld aan verdachte en diens medeverwachte af te staan.
De feiten staan, gelet op hun samenhang, in zodanig verband dat ze moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, zoals bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd dat hij ‘niets heeft meegekregen’ van de afpersing/beroving acht de rechtbank, gelet op de waarnemingen van aangever en de verklaring van getuige [getuige1], ongeloofwaardig. Daar komt bij dat verdachte bij de politie niets gezegd heeft over het feit dat hij aan de overkant van de weg zou hebben gestaan. Daar heeft verdachte juist op de vraag hoe medeverdachte zijn telefoon terugkreeg, geantwoord: ‘op een gegeven moment zag ik dat de chauffeur de Blackberry aan [medeverdachte] gaf. Ik zag namelijk dat de chauffeur een plastic zakje aan [medeverdachte] gaf’. Op dat moment stond hij naar eigen zeggen 4 tot 5 meter van zijn medeverdachte en aangever af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 03 juli 2010 te Nijmegen, op de openbare weg, te weten op
de [adres] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (zijnde een telefoon die op
een eerder moment door zijn mededader aan die [slachtoffer] als borgstelling was afgegeven) en een geldbedrag van (ongeveer) 100 euro, toebehorende aan die [slachtoffer] of [naam taxibedrijf] Taxi, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededader die [slachtoffer] (met kracht) op zijn gezicht heeft geslagen/gestompt en(daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "zie je, wij kunnen jou pakken", althans woorden van gelijke aard of
strekking en (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gepakt en dat heeft geladen endoorgeladen en (vervolgens) op die [slachtoffer] heeft gericht en
(vervolgens) - zakelijk weergegeven - tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat indien hij niet weg zou gaan, hij dood geschoten zou worden;
2.
hij op 03 juli 2010 te Nijmegen, op de openbare weg, te weten op de [adres], tezamen en in vereniging met een ander et het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk HTC) en een taxi toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam taxibedrijf] Taxi, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededader die [slachtoffer] (met kracht) op zijn gezicht heeft geslagen/gestompt en (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "zie je, wij kunnen jou pakken", althans woorden van gelijke aard of strekking en (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gepakt en dat heeft geladen en doorgeladen en (vervolgens) op die [slachtoffer] heeft gericht en (vervolgens) - zakelijk weergegeven - tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat indien hij niet weg zou gaan, hij dood geschoten zou worden.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De feiten.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[naam medeverdachte] heeft op 4 juli 2010 op een parkeerterrein voor een flat aan de [adres] te Ede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf een personenauto kentekenplaten ([x]) weggenomen, toebehorende aan [benadeelde partij1].
[naam medeverdachte] heeft dit gedaan door middel van het loswrikken van die kentekenplaten met een schroevendraaier. Verdachte heeft verklaard dat hij die dag samen met [naam medeverdachte] op datzelfde parkeerterrein is geweest.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte dit feit samen met [naam medeverdachte] heeft gepleegd gelet op de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige2].
Standpunt verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet geweten heeft wat [naam medeverdachte] heeft gedaan noch geweten heeft wat [naam medeverdachte] van plan was.
Beoordeling rechtbank
Aangeefster Feringa heeft verklaard dat zij haar auto, een blauwe Peugeot 206 met kenteken [x] op 1 juli 2010 heeft geparkeerd op het parkeerterrein voor de flat aan de [adres] te Ede.
Getuige [getuige2] heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 4 juli 2010 thuis kwam bij zijn flat te Ede. Hij had zijn auto op de parkeerplaats voor de flat geparkeerd. Hij hoorde dat een auto geparkeerd werd en zag er twee jongens uitstappen. Hij kon het kenteken van de auto niet lezen maar zag wel dat de auto geen gele nummerplaat had. Tevens zag hij op de auto een witte sticker aan de linkerzijde van de achterruit. Hij zag dat de jongens richting de parkeerplaatsen bij de flat aan de [adres] liepen. Toen ze daar aankwamen hoorde de getuige metaalgeluiden en een soort van gekraak. Toen zag de getuige de jongens van de auto weglopen en naar een andere geparkeerde auto toelopen. Daar was een van de jongens aan het rommelen aan de achterzijde van de auto. Hij stond gebogen bij de achterbak van de auto. De andere jongen stond al die tijd bij zijn maat. Toen de getuige belde met de politie hoorde hij nog steeds kraakgeluiden van metaal. Hij zag toen een van de jongens bij een zwarte auto staan. De jongen stond gehurkt bij de motorkap en was daar aan het rommelen. Vervolgens liepen beide jongens terug naar hun eigen auto. Enige tijd later zag hij dat beide jongens door de politie werden aangehouden en zag hij dat de auto van de jongens een taxi betrof.
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte wordt weergegeven dat de verbalisanten na een melding naar de [adres] te Ede zijn gegaan in de vroege ochtend van 4 juli 2010. Ter plaatse zijn verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] aangehouden.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd.
De rechtbank acht bewezen dat:
3.
hij op 04 juli 2010 te Ede tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf een personenauto heeft weggenomen kentekenplaten([x]), toebehorende aan [benadeelde partij1], waarbij zijn mededader de weg te nemen
goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, (het loswrikken van die kentekenplaten).
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte dit feit samen met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd gelet op de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige2].
Standpunt verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij het feit heeft gepleegd en dat hij op de hoogte was van het feit dat [naam medeverdachte] dit heeft gedaan.
Beoordeling rechtbank
Aangeefster [benadeelde partij3] heeft verklaard dat haar auto waarvan de kentekenplaat is weggenomen zich op 3 juli 2010 te 16.00 uur bevond te Heelsum, gemeente Renkum. Op 4 juli 2010 te 11.00 uur zag zij dat de kentekenplaat weggenomen was.
Hoewel deze kentekenplaat wordt aangetroffen in de taxi waarmee medeverdachte [naam medeverdachte] gereden heeft, en deze erkent dat hij naast de kentekenplaten genoemd in feit 3 nog een andere kentekenplaat heeft weggenomen, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het feit in Heelsum of de gemeente Renkum en in tegenwoordigheid van verdachte heeft plaats gevonden. De taxi met daarin de kentekenplaat is aangetroffen in Ede. Gelet daarop en gelet op de aangifte blijft de mogelijkheid open dat het feit in Ede is gepleegd.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 de voortgezette handeling van:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Diefstal voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 juli 2010;
• een briefrapport van [psychiater], psychiater NIFP Arnhem, betreffende verdachte, gedateerd 11 augustus 2010;
• een beknopt reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering betreffende verdachte, gedateerd 19 augustus 2010 en
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 1 oktober 2010, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn eis gebaseerd op de ernst van het feit. In plaats van dat verdachten de ritprijs betaalden om de Blackberry van de medeverdachte terug te krijgen, hebben zij de taxichauffeur afgeperst en beroofd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat naar voren gebracht dat het hier niet gaat om een “standaard beroving”. Verdachte is, mede gelet op het reclasseringsrapport, een keurige jongeman en heeft in het verleden slechts een paar misstappen gemaakt.
Beoordeling rechtbank
Aangever heeft verdachte en medeverdachte in zijn taxi van Nijmegen naar Arnhem gereden. Omdat verdachten geen geld bij zich hadden heeft de medeverdachte zijn Blackberry aan aangever in onderpand gegeven. Toen verdachten in Arnhem uit de taxi waren gestapt, volgens hen om te gaan pinnen, is aangever weggereden omdat hij het gevoel had dat zij hem iets aan wilden doen. Hoewel uit het dossier geen omstandigheden afgeleid kunnen worden die dit gevoel van aangever kunnen bevestigen, bestaat er geen rechtvaardiging voor hetgeen verdachten daarna hebben gedaan. Verdachte en [naam medeverdachte] hebben aangever immers met geweld en onder bedreiging met geweld gedwongen de Blackberry en geld af te geven. Aangever is in zijn gezicht gestompt en heeft een pistool, of iets wat daarop lijkt, op zich gericht gehad waarbij hij met de dood is bedreigd. Daarna is ook nog zijn taxi meegenomen.
Slachtoffers van dergelijke gewelddadige overvallen voelen zich veelal nog lange tijd angstig en onveilig. Dit blijkt ook uit het door aangever ingevulde voegingsformulier. Hij vertrouwt nog steeds klanten niet en slaapt slecht. Daarnaast ontstaat ook in de samenleving een gevoel van onveiligheid als gevolg van dit soort gewelddadige overvallen. De rechtbank rekent dit verdachte en zijn medeverdachte zeer zwaar aan.
Daarnaast komt nog dat verdachte samen met [naam medeverdachte] kentekenplaten van een auto heeft weggenomen, met oog op een door [naam medeverdachte] voorgenomen verkoop van de taxi.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte, in tegenstelling tot [naam medeverdachte], niet eerder is veroordeeld voor het plegen van delicten als waar het hier om gaat. Gelet hierop, de vrijspraak van verdachte ten aanzien van feit 4, en gelet op het feit dat het [naam medeverdachte] is geweest die de taxi besteld heeft en de geweldshandelingen heeft uitgevoerd, zal de rechtbank aan verdachte een lagere straf opleggen dan de straf die aan [naam medeverdachte] wordt opgelegd.
[naam medeverdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden. Deze straf is door de officier van justitie ook tegen verdachte geëist. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering in bovengenoemd rapport is geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven reisdocument, zijnde een enkele reis dagkaart NS, toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ringen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 3.278,21.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht, alleen ten aanzien van de gevorderde immateriële schade, een bedrag van in ieder geval € 1.250,- toewijsbaar. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu de gevorderde schade vaag is en lastig is vast te stellen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het betoog dat de raadsman van de medeverdachte ten aanzien van de vordering heeft gevoerd. Deze heeft betoogd dat de gevorderde schade ten aanzien van de vervanging van sloten toegewezen kan worden en dat de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering nu dit deel niet van eenvoudige aard is.
De raadsman heeft aangevoerd dat een aantal punten in de vordering ongeloofwaardig is. De bril zou zijn teruggegeven aan benadeelde. De gevorderde schade ten aanzien van de mobiele telefoons en het contante geld is niet duidelijk. De schade van de auto alsook de gevorderde schade aan omzet is schade die is geleden door het taxibedrijf. De gevorderde schade wegens derving van salaris is niet onderbouwd, onduidelijk is wat het salaris is dat benadeelde die week zou krijgen.
Ten aanzien van de € 40,- die gevorderd wordt voor de onbetaalde rit van 2 juli 2010 heeft de raadsman aangegeven dat [naam taxibedrijf] Taxi de benadeelde partij is. Ook de gevorderde immateriële schade acht de raadsman niet eenvoudig van aard.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde per post beoordelen.
- HTC mobiele telefoon: € 250,-.
Dit deel van de vordering is niet met stukken onderbouwd, is niet nader te begroten en daarmee niet van zo eenvoudige aard dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
- Samsung mobiele telefoon: € 150,-.
Nu niet ten laste is gelegd dat deze telefoon is weggenomen, zal de rechtbank de benadeelde ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
- Bril: € 269,-.
Hoewel in het dossier staat dat de bril is teruggegeven aan de benadeelde wil dit nog niet zeggen dat, zo deze bril als gevolg van het feit kapot is gegaan, de benadeelde daarvoor geen schade vergoed had kunnen krijgen. Nu echter uit het dossier niet blijkt dát er schade is geweest aan de bril, zal de rechtbank de benadeelde ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
- Contant geld: € 100,-.
Bewezen is verklaard dat dit bedrag door verdachte en medeverdachte van de benadeelde is afgeperst. De rechtbank zal derhalve de vordering ten aanzien van dit deel toewijzen.
- Autoschade: € 1.311,21.
Uit het dossier volgt dat de auto toebehoorde aan [naam taxibedrijf] Taxi. Daarom is hier geen sprake van schade die aan de benadeelde is toegebracht en zal de rechtbank de benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
- Autoruit: € 58,00.
Ten aanzien van deze post geldt hetzelfde als hiervoor overwogen.
- Omzet 1 week taxi: € 500,00.
Ook hiervoor geldt dat geen sprake is van schade die aan de benadeelde, maar aan [naam taxibedrijf] Taxi is toegebracht. De rechtbank zal de benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
- Salaris 1 week: € 100,-.
Hoewel deze post niet is onderbouwd, staat vast dat de benadeelde een aantal dagen niet heeft kunnen werken. Gelet daarop zal de rechtbank de schade begroten op € 100,-.
- Rit richting Arnhem op 2-7-2010: € 40,-
De rechtbank oordeelt dat ook hier sprake is van schade die is geleden door [naam taxibedrijf] Taxi. Derhalve zal de rechtbank de benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
- Vervangen slot en sleutel: € 130,-.
De vordering is ten aanzien van dit deel niet betwist en voldoende met stukken onderbouwd. De rechtbank zal daarom ook dit deel van de vordering toewijzen.
- Immateriële schade: € 350,-.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank acht het gevorderde bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade, welk bedrag ook onderbouwd is, juist.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
De benadeelde partij [benadeelde partij1] vordert een bedrag van € 90,-.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu het een toekomstige vordering betreft.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het betoog dat de raadsman van de medeverdachte ten aanzien van de vordering heeft gevoerd. Deze heeft betoogd de vordering af te wijzen nu de benadeelde zelf later de keuze heeft gemaakt met de auto te rijden terwijl zij wist dat dit, zonder kenteken, niet mag.
Beoordeling rechtbank
De benadeelde vordert schade ten behoeve van een eventuele bekeuring voor het rijden zonder kentekenplaten. Op het moment van het indienen van de vordering was een bekeuring nog niet door benadeelde ontvangen en was de schade dus nog niet geleden. De rechtbank zal de benadeelde daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 56, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 4 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht;
- Veroordeelde dient zich te melden bij Leger des Heils op het adres Frombergstraat 1, 6814 EA Arnhem. Hierna dient hij zich gedurende door het Leger des Heils bepaalde perioden blijven melden zo frequent als het Leger des Heils dit nodig acht;
- Veroordeelde dient deel te nemen aan de gedragsinterventie Cognitieve vaardigheidstraining, zolang dit door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven reisdocument, zijnde een enkele reis dagkaart NS, aan de veroordeelde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (feiten 1 en 2).
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover
[medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 680,- (zeshonderdtachtig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 680,-, subsidiair 13 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen € 680,- (zeshonderdtachtig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] (feit 3).
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. H.T. Wagenaar, rechter, als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
mr. E. de Boer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2010.