ECLI:NL:RBARN:2010:BO2150
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vaderschap en gevolgen voor gezamenlijk gezag in gezagsregister
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 14 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. De belanghebbende, aangeduid als de vrouw, heeft samen met de man, die ook in de procedure betrokken is, afgezien van een mondelinge behandeling. De man had verzocht om het gezamenlijk ouderlijk gezag te wijzigen, zodat alleen de vrouw het ouderlijk gezag over de minderjarige zou uitoefenen. Dit verzoek volgde op de vernietiging van de erkenning van de minderjarige door de man, die ten onrechte in de veronderstelling verkeerde de vader te zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aantekening van gezamenlijk gezag in het gezagsregister was gebaseerd op het rechtsfeit van het vaderschap van de man, dat inmiddels was vernietigd. Hierdoor is de rechtsgrond voor de aantekening komen te vervallen, wat betekent dat de vrouw van rechtswege alleen het ouderlijk gezag uitoefent. De rechtbank heeft in haar beschikking verklaard dat de vrouw alleen het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
De uitspraak is gedaan door kinderrechter mr. G.W. Brands-Bottema, in aanwezigheid van griffier mr. L. Jbilou. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak, voor zowel de verzoekers als andere belanghebbenden. De griffier van de rechtbank is verplicht om de griffier van het gezagsregister onverwijld in kennis te stellen van de uitspraak, zodat de nodige aantekeningen kunnen worden gemaakt in het register.