ECLI:NL:RBARN:2010:BO3324

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
198441
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Lastgevingsovereenkomst en geschil over paardenverkoop

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Amerikaanse eiseres en een gedaagde die als agent optrad bij de aankoop van dressuurpaarden. De eiseres, die als hobby de paardensport beoefent, heeft gedaagde opdracht gegeven om geschikte paarden te vinden. De eiseres heeft uiteindelijk twee paarden gekocht, maar na de aankoop ontstonden er problemen met de gezondheid van de paarden, wat leidde tot een rechtszaak. De eiseres vorderde onder andere de vernietiging van de overeenkomst en schadevergoeding, stellende dat gedaagde haar had bedrogen door belangrijke informatie over de paarden te verzwijgen. De rechtbank oordeelde dat de rechtsverhouding tussen partijen werd beheerst door een lastgevingsovereenkomst en dat er geen sprake was van bedrog. De rechtbank stelde vast dat het loon dat gedaagde in rekening had gebracht gebruikelijk was in de branche en verwierp het beroep op bedrog. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 5.188,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 20 oktober 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 198441 / HA ZA 10-600
Vonnis van 20 oktober 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. L.M. Schelstraete te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. S.A. Wensing te Oudewater.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juli 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 23 augustus 2010, met daaraan gehecht de faxen van mr. Schelstraete en mr. Wensing.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] beoefent als hobby de paardensport. Zij heeft de Amerikaanse nationaliteit en woont ook in Amerika. Op enig moment heeft zij aan haar trainer, mevrouw [betrokkene], eveneens van Amerikaanse komaf, de opdracht gegeven op zoek te gaan naar een aantal goede dressuurpaarden. [betrokkene] heeft vervolgens contact gezocht met [gedaagde]. [gedaagde] is van oorsprong Canadees, maar woont in Nederland.
2.2. In januari 2008 heeft [eiseres] een aantal door [gedaagde] geselecteerde paarden bezichtigd. Het paard [het paard] (registratienummer [nummer]) is vervolgens veterinair gekeurd. In het keuringsrapport van 18 januari 2008 staat dat de keuringsarts een positief advies geeft voor de aankoop van het paard.
2.3. [eiseres] heeft [het paard] gekocht voor een bedrag van € 78.000,00. In de koopovereenkomst van 19 januari 2008 is onder meer het volgende opgenomen:
‘Contract of sale
[ ] [gedaagde] Dressuur Internationaal acting as agent for the buyer (…)
[ ] [eiseres] acting as buyer (…)
This is an contractual agreement between [ ] [gedaagde] Dressuur Internationaal (as agent) and [ ] [eiseres] (as buyer) for the purchase of the 5 yr old bay, 007 x Flemming stallion by the name of [het paard] (…).
Upon receipt of the purchase sum, [ ] [gedaagde] will pick up the horse “[het paard]”, his passport and registration papers. [ ] [gedaagde] will then take [het paard] to Veterinarian clinic Honselersdijk, where he will be gelded. And she will Fed Ex the ownership papers to Cricket [eiseres] in [woonplaats]. The passport will remain with the horse for transport to America. [het paard] will remain in the supervision of [ ] [gedaagde] for approximately one month, until he is well enough to fly. [ ] [gedaagde] will arrange for Health inspection by the RVV and the transport of [het paard] to the airport for his flight to America.’
2.4. De heer [eigenaar van het paard] was in 2008 eigenaar van [het paard] en heeft van [eiseres] een koopprijs van € 53.000,00 ontvangen.
2.5. [het paard] is na het tekenen van de overeenkomst gecastreerd en is, na herstel, naar Amerika getransporteerd.
2.6. Tussen maart en juni 2008 constateerde [eiseres] dat [het paard] een pijnlijke rug had. Behandeling door een chiropractor bracht geen verbetering. Op 4 en 5 maart 2009 is [het paard] onderzocht door een dierenarts, [....]. In haar rapport van 3 april 2009 schrijft zij onder meer het volgende:
‘Diagnosis: Chronic intermittent lameness of the hind end of unknown origin. If the lameness continues, we recommend scintigraphy to help determine the source of pain.’
2.7. [het paard] is vervolgens onderzocht door twee andere dierenartsen, [ ]. In het rapport van deze dierenartsen van 4 augustus 2009 staat onder meer:
‘Diagnosis:
1. OPEN/UNDETERMINED
2. Pain in the sacroiliac joints with restricted motion of the caudal lumbar spine, pain over the right aspect of the whithers. OCD lesions in both front fetlocks.
Prognosis:
Further diagnostics, such as a nuclear scintigraphy and ultrasound of the sacroiliac joints need to be performed before an accurate prognosis can be assigned.’
2.8. Ten slotte is [het paard] onderzocht door dierenarts S. Taylor op 17 april 2009. Deze dierenarts schrijft in haar rapport onder meer:
‘Diagnosis: 1) severe left sacroiliac injury. 2) Left front lock joint arthrosis.
Plan 1. recommend that you have Dr. [...] inject his left sacroiliac area and review the radiographs from CSO to determine if the fetlock chip should be removed. He can remove this arthroscopically if he deems it appropriate. A 3-4 month period of strict stall rest may help the sacroiliac area heal. Dr. [...] can guide you on this matter as well.
The prognosis for a complete restoration of soundness that will allow him to do upper level dressage is guarded at best. His biggest problem at this point is the sacroiliac injury. These are prone to re-injury, especially when doing upper level work.’
2.9. Na de aankoop van [het paard] heeft [eiseres], na terugkeer in Amerika, contact opgenomen met [betrokkene] of met [gedaagde] en medegedeeld dat zij ook het paard [paard II] wilde kopen. Ook dat paard had [eiseres] in januari 2008 bekeken. [ ]. [eigenaar paard II] was op dat moment eigenaar van [paard II].
2.10. [paard II] is op 28 januari 2008 gekeurd door Paardenkliniek [A]. Het rapport vermeldt dat de conclusie van de keuringsarts is dat het een ‘sound sporting horse’ betreft. Het examination protocol vermeldt dat de ‘sparvin test’ is gedaan en dat deze negatief resultaat had.
2.11. [eiseres] heeft [paard II] vervolgens gekocht voor een koopsom van € 95.000,00. Op 5 maart 2008 is [paard II] in Amerika aangekomen. In de periode tussen de keuring en het transport stond het paard gedurende 4 weken gestald bij [gedaagde].
2.12. Op enig moment constateerde [eiseres] dat [paard II] zijn linkerachterbeen op een ongebruikelijke manier optilde wanneer hij achteruit liep. Zij heeft het paard laten onderzoeken door een dierenarts, die in een rapport van 21 juni 2008 de volgende diagnose heeft gesteld:
‘1. shivers syndrome in left hind limb.
2. mild, symmetrical proprioceptive deficits and paresis in hind limbs, potentially due to (a) (multi)focal myelopathy.’
2.13. Bij brief van 6 augustus 2008 heeft de toenmalige advocaat van [eiseres], M. Patoile, [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
‘Accordingly, proper title has never passed and Ms. [eiseres] demands a rescission of any and all agreements with you and [paard II]. Even if title has passed, which you refuse to convey, the horse was materially misrepresented by you as her agent. He is not sound and has severe neurological issues rendering him nearly worthless and entirely unfit for his stated purpose of high level dressage.’
2.14. Bij brief van 16 september 2008 heeft de opvolgend advocaat van [eiseres], A. Ragusin, aan de advocaat van [gedaagde] onder meer geschreven dat [paard II] niet beantwoordde aan de overeenkomst. Bij brief van 20 november 2008 heeft de huidige advocaat van [eiseres] aan de advocaat van [gedaagde] onder meer geschreven dat [paard II] lijdt aan het shivers syndroom en dat [eiseres] de koopovereenkomst went te vernietigen of ontbinden. Verder schrijft de advocaat van [eiseres] dat ‘zeer onlangs’ geconstateerd is dat [het paard] rugproblemen heeft en dat daarover nader bericht volgt.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat – :
met betrekking tot [het paard]
(i) te vernietigen de overeenkomst van opdracht c.q. lastgeving als tussen [eiseres] als opdrachtgever c.q. lastgever en [gedaagde] als opdrachtnemer c.q. lasthebber gesloten, althans subsidiair de tussen [eiseres] als koper en [gedaagde] als verkoper tot stand gekomen koopovereenkomst te ontbinden,
(ii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] een bedrag van € 78.000,00 vermeerderd met een bedrag van USD 14.595,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2008, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening,
(iii) [gedaagde] te gebieden om na schriftelijke en behoorlijke vooraankondiging en nadat de onder (ii) genoemde bedragen door [gedaagde] zijn voldaan aan [eiseres] het paard [het paard] bij [eiseres] op te (doen) halen en aldus terug te nemen, zulks binnen 5 dagen na betekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] na het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen,
met betrekking tot [paard II]
(iv) te verklaren voor recht dat de overeenkomst van koop respectievelijk verkoop als tussen [eiseres] als koper en [gedaagde] als verkoper tot stand gekomen, door middel van de brief van de advocaat van [eiseres] aan de advocaat van [gedaagde] d.d. 20 november 2008 is ontbonden, althans deze te ontbinden,
(v) [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] een bedrag van € 95.000,00 vermeerderd met een bedrag van USD 24.436,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2008, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
(vi) [gedaagde] te gebieden om na schriftelijke en behoorlijke vooraankondiging en nadat het onder (v) genoemde bedrag door [gedaagde] aan [eiseres] zal zijn voldaan het paard [paard II] bij [eiseres] te doen ophalen en aldus terug te nemen, zulks binnen 5 dagen na betekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] na het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen,
een en ander met
(vii) veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, met de bepaling dat zij over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn wanneer zij niet binnen 5 dagen na betekening van het vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn voor de voldoening ervan aan [eiseres] zal hebben zorg gedragen.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen staat vast dat hun rechtsverhouding wordt beheerst door Nederlands recht. De rechtbank zal hen hierin volgen.
Kwalificatie rechtsverhouding partijen
4.2. Ten aanzien van [het paard] zijn partijen het erover eens dat sprake is van een lastgevingovereenkomst. Met betrekking tot [paard II] twisten partijen over de vraag hoe hun rechtsverhouding moet worden gekwalificeerd. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een koopovereenkomst. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat ook ten aanzien van [paard II] sprake is van lastgevingovereenkomst, waarbij zij als agent van [eiseres] optrad, als bedoeld in art. 7:414 BW.
4.3. [eiseres] stelt dat zij aan [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven om [paard II] voor haar te kopen. Zij onderbouwt dat door te wijzen op het feit dat de factuur van de koopsom op naam van [gedaagde] stond, dat aan [gedaagde] is betaald, dat [gedaagde] [paard II] zelf heeft geleverd en dat de keuring in haar opdracht en naam is uitgevoerd.
4.4. Dat [eiseres] geen opdracht heeft gegeven aan [gedaagde] wordt door [gedaagde] betwist. [gedaagde] stelt dat [paard II] op grond van dezelfde juridische constructie als [het paard] is gekocht. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van [eiseres], dat geen opdracht is gegeven, moeilijk te rijmen is met de vaststaande feiten. Daaruit volgt immers dat [eiseres] [gedaagde] – al dan niet via [betrokkene] - heeft gevraagd het paard voor haar te kopen. De rechtbank kan dat niet anders duiden dan als een opdracht. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt voorts dat ook met betrekking tot [het paard] de factuur van de koopsom op naam van [gedaagde] stond en dat de koopsom aan [gedaagde] is betaald. Ook [het paard] is door [gedaagde] op transport naar Amerika gezet. De enige verschillen in de wijze van aankoop van [het paard] en [paard II] zijn dat [het paard] in opdracht en in naam van [eiseres] is gekeurd, terwijl [paard II] in opdracht van en in naam van [gedaagde] is gekeurd, en dat ten aanzien van [het paard] tussen partijen een schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen en ten aanzien van [paard II] niet.
4.5. Bij haar beoordeling van de rechtsverhouding tussen partijen stelt de rechtbank voorop dat lastgeving de overeenkomst van opdracht is, waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. Daarbij kan de lastgevingovereenkomst verplichten tot handelen in eigen naam of in naam van de lastgever. Dat [gedaagde] in eigen naam heeft gehandeld ten aanzien van de keuring acht de rechtbank dan ook niet relevant bij de beoordeling van de vraag of het hier een lastgevingovereenkomst betreft. Uit de vaststaande feiten volgt dat [eiseres] [gedaagde] heeft verzocht [paard II] te kopen en dat [paard II] niet in eigendom was van [gedaagde].
4.6. De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, dan ook tot het oordeel dat ten aanzien van elk van de paarden sprake was van een lastgevingovereenkomst tussen partijen. Ten aanzien van [het paard] gaat het om een middellijke vertegenwoordiging, waarbij [gedaagde] in eigen naam optrad. Dit volgt uit de door [eiseres] overgelegde factuur van [eigenaar van het paard] en de betaling van [gedaagde] aan [eigenaar van het paard]. Beide handelingen zijn op eigen naam van [gedaagde] verricht. Ten aanzien van [paard II] volgt uit de onbetwiste stellingen van [gedaagde], dat [gedaagde] ook dit paard op eigen naam heeft gekocht van de eigenaar [eigenaar paard II]. Ook ten aanzien van [paard II] was derhalve sprake van middellijke vertegenwoordiging.
4.7. De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] hierna beoordelen, waarbij zij tot uitgangspunt neemt dat tussen partijen een lastgevingovereenkomst bestond.
Ten aanzien van [het paard]
4.8. [eiseres] heeft gesteld dat de lastgevingovereenkomst vernietigd dient te worden op grond van bedrog. Dit bedrog bestaat volgens [eiseres] uit het verschil in de prijs die [gedaagde] aan [eiseres] in rekening heeft gebracht en het bedrag dat [gedaagde] voor het paard aan de eigenaar [eigenaar van het paard] heeft betaald. Dat verschil bedraagt € 25.000,00. [eiseres] stelt dat dit bedrag niet als vergoeding aan [gedaagde] toekomt, omdat zij over de vergoeding voor de diensten van [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten met [betrokkene]. De overeenkomst die tussen [eiseres] en [gedaagde] is gesloten bepaalt niets over een vergoeding van [eiseres] aan [gedaagde].
4.9. [gedaagde] voert aan dat geen sprake is van bedrog, nu zij diensten heeft verricht voor [eiseres] en het in de branche gebruikelijk is dat de vergoeding voor haar diensten wordt verdisconteerd in de koopsom en dat de vergoeding ook overigens redelijk is. Dat heeft [eiseres] op zichzelf niet bestreden. Zij stelt op dat punt dat zij niet weet wat gebruikelijk is in Nederland.
4.10. Van bedrog is sprake als iemand een ander tot het verrichten van een rechtshandeling beweegt door enig opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. [eiseres] stelt dat sprake was van opzettelijk verzwijgen. Zij impliceert daarmee dat [gedaagde] een spreekplicht had op dit punt en dat [gedaagde] het oogmerk had [eiseres] te misleiden door te zwijgen.
4.11. De tussen partijen gesloten lastgevingovereenkomst is een vorm van een overeenkomst van opdracht. Ten aanzien van de overeenkomst van opdracht bevat de wet een aantal bepalingen over de hoogte van het loon van de opdrachtnemer. Nu partijen van mening verschillen over de betaling van het loon aan [gedaagde] en of [gedaagde] [eiseres] daarbij heeft bedrogen zal de rechtbank deze bepalingen bij haar oordeel betrekken.
4.12. Op grond van art. 7:405 BW is de opdrachtgever loon verschuldigd aan de opdrachtnemer, indien deze de overeenkomst in het kader van zijn beroep of bedrijf is aangegaan. Indien de hoogte van dat loon niet door partijen is bepaald, is de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon verschuldigd of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon. [eiseres] stelt dat zij met [betrokkene] is overeengekomen dat zij voor de diensten van [betrokkene] en [gedaagde] een commissie van 10% voor [het paard] en 8% voor [paard II] zou betalen. [eiseres] mocht er echter niet op vertrouwen dat de afspraken die zij heeft gemaakt met [betrokkene] zonder meer zouden gelden in haar relatie met [gedaagde]. Daarbij is van belang dat zij haar relatie met [gedaagde], nadat de gestelde afspraken met [betrokkene] waren gemaakt, heeft vastgelegd in een overeenkomst, waarbij [betrokkene] geen partij is en dat in die overeenkomst niets is vastgelegd over een commissie. Gesteld noch gebleken is dat [betrokkene] de gestelde afspraak over commissie ook met [gedaagde] heeft afgesproken namens [eiseres]. Dat wordt door [gedaagde] ook uitdrukkelijk betwist. De rechtbank gaat dan ook aan het standpunt van [eiseres] ten aanzien van die commissie voorbij. Een mogelijke afspraak tussen [eiseres] en [betrokkene] kan aan [gedaagde] immers niet worden tegengeworpen. Vast staat derhalve dat tussen partijen geen loon is afgesproken.
4.13. [gedaagde] beroept zich erop dat de in rekening gebrachte commissie in de branche gebruikelijk is. [eiseres] heeft dat niet betwist. Dat [eiseres] mogelijk niet weet wat in Nederland gebruikelijk is doet niet af aan het feit dat deze commissie gebruikelijk is en evenmin aan de toepasselijkheid van art. 7:405 BW. Als onbetwist staat vast dat het loon dat [gedaagde] in rekening heeft gebracht in de branche gebruikelijk is. Van een op misleiding gerichte verzwijging is dan ook geen sprake. Het beroep op bedrog wordt verworpen.
4.14. Nu hiervoor is vastgesteld dat de relatie tussen partijen berust op een lastgevingovereenkomst, kunnen de subsidiaire vorderingen van [eiseres] die zij baseert op het bestaan van een koopovereenkomst tussen partijen niet voor toewijzing in aanmerking komen. Op grond van art. 7:419 BW kan [gedaagde] de schade voor [eiseres] eventueel vorderen bij de verkoper van [het paard]. Een vordering met die strekking is echter door [eiseres] niet ingesteld en kan ook niet in haar stellingen worden gelezen.
Ten aanzien van [paard II]
4.15. In r.ov. 4.5. is vastgesteld dat tussen partijen, ook met betrekking tot de aankoop van [paard II], een lastgevingovereenkomst bestond. Zoals in r.ov. 4.14. is overwogen kunnen de door [eiseres] ingestelde vorderingen, die zij baseert op het bestaan van een koopovereenkomst tussen partijen, niet tot toewijzing van haar vorderingen leiden, nu sprake is van een lastgevingovereenkomst. Dat geldt derhalve ook ten aanzien van de vorderingen met betrekking tot [paard II], die [eiseres] uitsluitend heeft gegrond op een koopovereenkomst. Deze zullen dan ook worden afgewezen.
4.16. [eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op:
- vast recht € 1.188,00
- salaris procureur 4.000,00 (2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.188,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 5.188,00,
5.3. verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.