ECLI:NL:RBARN:2010:BO3696

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
190702
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I. de Waal-van Wessem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptieverzoek door echtgenotes na kunstmatige inseminatie in het buitenland

In deze zaak verzochten twee vrouwen, verzoeksters, de rechtbank om de adoptie uit te spreken van hun nog ongeboren kind. De moeder van het kind had in 2009 in België kunstmatig laten insemineren met anoniem donorsperma, wat leidde tot een zwangerschap. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om adoptie vóór de geboorte van het kind niet kon worden toegewezen, omdat de identiteit van het te adopteren kind op dat moment nog niet kon worden vastgesteld. De rechtbank interpreteerde het verzoek als een verzoek om adoptie na de geboorte van het kind.

De rechtbank toetste het verzoek aan artikel 1:227 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat adoptie alleen kan worden toegewezen indien het in het kennelijk belang van het kind is en het kind niets meer van zijn biologische ouder te verwachten heeft. Aangezien de identiteit van de biologische vader onbekend was, was het duidelijk dat het kind in de toekomst niets meer van hem te verwachten had. De rechtbank concludeerde dat de adoptie in het belang van het kind was, gezien het feit dat het kind binnen het huwelijk van verzoeksters was geboren en zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenden.

De rechtbank sprak de adoptie uit, met terugwerkende kracht tot het moment van de geboorte van het kind, en wees het verzoek om adoptie vóór de geboorte af. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2010 door kinderrechter mr. I. de Waal-van Wessem, in aanwezigheid van griffier mr. A.R. Moons. De zaak benadrukt de juridische mogelijkheden en beperkingen rondom adoptie in het geval van kunstmatige inseminatie en de rechten van partners in een zelfde geslacht huwelijk.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak: 19 februari 2010
beschikking adoptie
in de zaak van
[verzoekster]
en
[moeder]
nader te noemen: verzoeksters,
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
advocaat mr. S.M.E. van Fraaijenhove te Breda.
Het verloop van de procedure
Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 september 2009;
- een brief, met bijlagen, van mr. S.M.E. van Fraaijenhove, ingekomen ter
griffie op 22 januari 2010.
De feiten
[Verzoekster] is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Verzoeksters zijn op [datum] te [plaats] met elkaar gehuwd.
Blijkens de overgelegde verklaring van dr. [naam] van 4 augustus 2009 is [de moeder] op 11 april 2009 geïnsemineerd met anoniem donorsperma in het Gynaecologisch Centrum te Gent (België). Deze inseminatie heeft tot een zwangerschap geleid.
Verzoeksters hebben blijkens de akte van naamskeuze van 25 augustus 2009 met betrekking tot de geslachtsnaam kind gekozen voor [achternaam verzoekster].
Binnen het huwelijk van verzoeksters is uit [de moeder] geboren de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Verzoeksters zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hem.
Mr. S.M.E. van Fraaijenhove heeft op 2 december 2009 aan de griffier van deze rechtbank laten weten dat verzoeksters afzien van een mondelinge behandeling.
Het verzoek
Verzoeksters verzoeken de adoptie uit te spreken van de nog ongeboren [minderjarige], met uitgerekende geboortedatum [datum] door [verzoekster].
De beoordeling
Artikel 1:230 lid 2 Burgerlijk Wetboek (nader te noemen: BW) bepaalt onder meer dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte van het kind, indien het kind is geboren binnen de relatie van de ouder en de adoptant en de adoptie voor de geboorte van het kind is verzocht.
Voor zover met het verzoek wordt beoogd de adoptie vóór de geboorte van het kind uit te spreken, wijst de rechtbank het verzoek af. De rechtbank is van oordeel dat het uitspreken van een adoptie van een kind dat op het moment van de adoptiebeslissing nog niet is geboren, ongewenst is, aangezien de identiteit van het te adopteren kind dan nog niet kan worden vastgesteld. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de bewoordingen van artikel 1:230 lid 2 BW daartoe geen ruimte laten.
De rechtbank vat het verzoek op als een verzoek de adoptie uit te spreken nadat het kind is geboren.
Adoptie geschiedt ingevolge artikel 1:227 BW door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het verzoek door twee personen tezamen kan slechts worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Nu aan dit vereiste is voldaan, zijn verzoeksters ontvankelijk in hun verzoek.
Alhoewel de minderjarige is geboren binnen de relatie van verzoekers en tengevolge van kunstmatige inseminatie is verwekt, is artikel 1:227 lid 4 BW niet van toepassing; de kunstmatige inseminatie heeft plaatsgevonden in België, waardoor er geen verklaring van de stichting als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is overgelegd. Het verzoek zal derhalve worden getoetst aan artikel 1:227 lid 3 BW. Ingevolge dat artikel kan het verzoek alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden van artikel 1:228 BW wordt voldaan.
De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden van artikel 1:227 lid 3 BW juncto artikel 1:228 BW - voor zover in deze zaak van toepassing - is voldaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Nu in de onderhavige zaak de (identiteit van de) biologische vader van de minderjarige onbekend is, staat vast dat te voorzien is dat de minderjarige voor de toekomst niets meer van hem in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De adoptie van de minderjarige door [verzoekster] wordt in het kennelijk belang van de minderjarige geacht. De minderjarige is geboren binnen het huwelijk van verzoeksters, verzoeksters zijn gezamenlijk belast met het gezag over hem en hij wordt gezamenlijk door hen verzorgd en opgevoed.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot adoptie van de minderjarige door [verzoekster] toewijzen.
Nu de minderjarige is geboren binnen de relatie van verzoeksters en de adoptie voor de geboorte van de minderjarige is verzocht, werkt de adoptie op grond van artikel 1:230 lid 2 BW terug tot het tijdstip van geboorte, zijnde [geboortedatum].
De beslissing
De rechtbank
1. spreekt uit de adoptie van de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
door [verzoekster], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente], [adres];
die terugwerkt tot [geboortedatum];
2. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Waal-van Wessem, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Moons als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2010.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoeksters en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.