ECLI:NL:RBARN:2010:BO4045

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en knevelarij in incassozaken met vennootschapsverstrengeling

In deze zaak vorderde eiseres betaling van een bedrag van € 9.730,65 van gedaagden, die betrokken waren bij een incassoprocedure. Eiseres stelde dat de cliënte van gedaagden, Lindorff Purchase, samenwerkte met gedaagden binnen een netwerk van vennootschappen, en dat gedaagden zich schuldig maakten aan knevelarij. Eiseres had lange tijd betalingen verricht, omdat zij het zicht op de handelwijze van gedaagden kwijt was geraakt. De rechtbank onderzocht de feiten en de rechtsverhouding tussen de partijen, waarbij het belang van de vennootschapsstructuur en de rol van de deurwaarder centraal stonden. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat gedaagden zich schuldig hadden gemaakt aan knevelarij, en dat de vorderingen van eiseres niet konden worden toegewezen. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde eiseres in de proceskosten van gedaagden, die op € 1.218,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 10 november 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 201206 / HA ZA 10-1084
Vonnis van 10 november 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. W.A.J. Hagen te Arnhem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.1],
gevestigd te [woon-/vest.plaats],
2. [ged.2],
wonende te [woon-/vest.plaats],
gedaagden,
advocaat mr. W.J.M. Gitmans te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiseres], [ged.1] en [ged.2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 27 oktober 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [ged.1] heeft tot doel het uitoefenen van een incassobedrijf en een gerechtsdeurwaarderspraktijk. [ged.2] is gerechtsdeurwaarder. Enig aandeelhouder en bestuurder van [ged.1] is [[naam Holding] (hierna: de holding).
Een van de bestuurders van de holding is M.G. [ged.2] Beheer B.V. (hierna: Beheer), de andere bestuurder is Lindorff B.V. (hierna: Lindorff). Bestuurder van Beheer is [ged.2]. Enig aandeelhouder van Lindorff is Lindorff Netherlands B.V. Een andere dochter van Lindorff Netherlands B.V. is Lindorff Purchase B.V. (hierna: Lindorff Purchase).
2.2. Lindorff en Lindorff Purchase heetten vroeger respectievelijk Transfair B.V. en Transfair Purchase B.V. De rechtbank zal hierna in beginsel steeds de huidige namen gebruiken, ook al gaat het om feiten uit de periode vóór de naamswijzigingen.
2.3. Wehkamp B.V. (hierna: Wehkamp) heeft vorderingen op klanten verkocht en overgedragen aan Lindorff Purchase.
2.4. Bij de rechtbank te Utrecht, sector kanton, is een procedure aangespannen door Lindorff Purchase tegen [eiseres] (hierna: de procedure Lindorff/[eiseres]). In het kader van haar verweer heeft [eiseres] gevraagd welke vorderingen waren gecedeerd aan Lindorff Purchase en hoe Transfair in Lindorff was veranderd. Voorts heeft zij gesteld niet te beschikken over rekeningoverzichten.
2.5. In de procedure Lindorff/[eiseres] is namens [ged.1] op 12 juni 2009 een brief geschreven aan mr. H.Th.N.J. Vlek, gemachtigde van [eiseres], onder meer luidend:
Cliënte (Lindorff Purchase, de rechtbank) kan (…) niet akkoord gaan met de door u voorgestelde inhoud van de akte houdende royement, aangezien zij van mening is wel degelijk eigenares te zijn van de vordering.
De reden waarom cliënte van verder procederen wenst af te zien, is omdat de betreffende stukken om te voldoen aan het tussenvonnis d.d. 20 mei jl. niet voorhanden zijn. Cliënte kan daarom ook wel toezeggen na bewerkstelliging van het royement de vordering niet opnieuw bij de kantonrechter aanhangig te zullen maken.
2.6. In het tussenvonnis van 20 mei 2009 overwoog de kantonrechter onder meer dat het noodzakelijk was om bewijsstukken van de door Lindorff Purchase gestelde juridische splitsing en naamswijziging, die [eiseres] betwist, en een specificatie van de door Lindorff Purchase berekende kredietvergoeding ter gelegenheid van de zitting te ontvangen. Tevens overwoog de kantonrechter inlichtingen te willen hebben over de wijze waarop Wehkamp heeft voldaan aan haar verplichtingen ex art. 30 e.v. Wck voor wat een lening van € 1.000,00 betreft, en over de totstandkoming van een overeenkomst van geldlening tussen [eiseres] en Lindorff Purchase. Ten aanzien van dit laatste wilde de kantonrechter eventuele bewijsstukken ontvangen.
2.7. Lindorff Purchase heeft in de procedure Lindorff/[eiseres] op 15 juni 2009 een akte houdende royement genomen, waarin zij zich aan het oordeel van de kantonrechter refereerde voor wat betreft de proceskosten:
Bij vonnis d.d. 20 mei 2009 heeft U.E.A. Kantonrechter (…) een comparitie van partijen bepaald. Eiseres wenst in casu echter van verder procederen af te zien, daar zij niet in staat is de stukken bedoeld in het voornoemde vonnis te overleggen.
2.8. In het eindvonnis heeft de kantonrechter onder meer overwogen:
1. Lindorff heeft voorafgaand aan de comparitie laten weten van verder procederen af te zien en heeft een akte houdende royement toegezonden. [eiseres] heeft met royement niet ingestemd.
2. Nu Lindorff Purchase haar vordering niet verder wenst te handhaven, zal de vordering worden afgewezen.
3. [eiseres] heeft ter zitting nog gevorderd om de gemachtigde M.G. de Jong persoonlijk in de kosten te veroordelen. Nu voor dit laatste een wettelijke grondslag ontbreekt, zal Lindorff als in het ongelijk gestelde partij in de kosten (…) worden veroordeeld.
3. Het geschil
3.1. Samengevat vordert [eiseres] in het geding te brengen:
- (1) het overzicht van Wehkamp van leveranties, retouren, kosten en betalingen van Wehkamp aan [eiseres] en van [eiseres] gedaan aan Wehkamp over de periode 1 maart 1998 tot en met 24 december 2004, (2) een overzicht van betalingen via Postbank rekening nr 1151164 over de periode 24 juni 2005 tot en met 28 juni 2006 en (3) bewijsstukken met betrekking tot de betaling via opdrachtgever over de periode 2 juni 2005 tot en met 2 juni 2005 met verwerkte deurwaardersafrekeningen en berekende rente,
- een lijst van bestellingen door [eiseres] bij Wehkamp gedaan over de hierboven genoemde periode,
- de kredietovereenkomst op grond waarvan volgens de conclusie van repliek in de zaak Lindorff/[eiseres] een bedrag van € 2.606,61 in rekening is gebracht over de periode 2 maart 2003 tot en met 25 juni 2008,
- een deugdelijke verantwoording van de in rekening gebrachte kredietvergoeding,
- informatie/bescheiden met betrekking tot de ‘Money at Home-vordering’ met bevel om aan [ged.1] bekend geworden gegevens van Equens (voorheen Interpay) in de procedure in te brengen (brief [ged.1] aan [eiseres] d.d. 4 juli 2007; 4e stuk bij prod. 2 repliek Lindorff/[eiseres]),
- bewijs van uitbetaling van € 1.000,00 aan Kauderer, zoals bedoeld in dezelfde brief,
een en ander met benoeming van een financieel deskundige ter bestudering van de hiervoor bedoelde stukken en van de financiële verantwoording volgens de repliek in de procedure Lindorff/[eiseres] en ter beantwoording van de vraag of [eiseres] teveel betaald heeft en, zo ja, hoeveel.
Subsidiair vordert [eiseres] veroordeling van [ged.1] tot betaling van € 9.730,65 met rente. Voorts vordert zij veroordeling van [ged.1] en [ged.2] in de proceskosten.
3.2. [eiseres] stelt dat de beweerdelijke cliënte van [ged.1] en [ged.2], Lindorff Purchase, in feite samenwerkt met [ged.2] danwel met [ged.1], binnen de constellatie van vennootschappen zoals hierboven onder 2.1 omschreven, zodat [ged.2] ook voor zichzelf gelden inde van [eiseres]. Gedaagden hebben zich volgens [eiseres] schuldig gemaakt aan knevelarij. [eiseres] stelt dat [ged.1] en [ged.2] op meerdere momenten tegelijkertijd voor verschillende besloten vennootschappen vrijwel dezelfde bedragen geïnd/gevorderd hebben. [eiseres] heeft lange tijd dan maar betaald, stelt zij, “omdat zij al heel lang volkomen het zicht kwijt was op de handelwijze van [ged.1] en [ged.2] (…)”.
3.3. [ged.1] en [ged.2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
4. De beoordeling
4.1. Centraal staat in het betoog van [eiseres] de – zoals haar advocaat het aanduidt – vennootschapsrechtelijke verstrengeling van [ged.1], de holding, Beheer, Lindorff en Lindorff Purchase. De situatie die hier als verstrengeling wordt aangeduid, is weergegeven onder 2.1. Uit die weergave blijkt méér noch anders dan door [ged.2] ter comparitie is verklaard: Lindorff participeert in de organisatie waartoe [ged.1] behoort. Gesteld noch gebleken is dat [ged.1] participeert in de organisatie waartoe Lindorff behoort.
4.2. Gesteld noch gebleken is dat [ged.2] in de procedure Lindorff/[eiseres] anders optrad dan een als gemachtigde optredende deurwaarder. Dat wil zeggen dat hij uit hoofde van zijn in de wet omschreven functie, in persoon proceshandelingen verrichtte voor Lindorff Purchase.
4.3. Wat betreft de stelling van [eiseres] dat [ged.2] in die procedure ook voor zichzelf gelden inde, overweegt de rechtbank dat uit niets blijkt dat de betalingen die werden gevorderd van [eiseres], anders dan in andere gevallen waarin aan een deurwaarder en/of een incassobureau betaald wordt en/of door een deurwaarder en/of een incassobureau betaling wordt gevorderd, ten goede kwamen aan [ged.2] c.q. [ged.1]. De hier bedoelde stelling van [eiseres] wordt dan ook gepasseerd.
4.4. De stelling dat gedaagden zich hebben schuldig gemaakt aan knevelarij, verwerpt de rechtbank. Er is, gelet op het hiervoor overwogene, geen sprake van een situatie waarin een ambtenaar in de uitoefening van zijn bediening, als verschuldigd aan hemzelf, aan een ander ambtenaar of aan enige openbare kas, vordert of ontvangt of bij een uitbetaling terughoudt hetgeen hij weet dat niet verschuldigd is (art. 366 Wetboek van Strafrecht).
4.5. Of op meerdere momenten tegelijkertijd voor verschillende vennootschappen vrijwel dezelfde bedragen geïnd en/of gevorderd zijn, kan in het midden blijven, omdat degene(n) die inde(n) of vorderde(n), die vennootschap(pen) waren en niet de voor haar optredende gemachtigde.
4.6. Dat [eiseres] heeft betaald “omdat zij al heel lang volkomen het zicht kwijt was op de handelwijze van [ged.1] en [ged.2]” komt voor haar rekening, waarbij de rechtbank opmerkt dat uit de stukken hooguit kan blijken dat zij betaald heeft omdat zij het zicht op haar schuld aan Wehkamp kwijt was. Ook dat komt voor haar rekening. Zij had in dat geval een toelichting van Wehkamp kunnen vragen.
4.7. Op grond van het voorgaande moet de vordering worden afgewezen.
4.8. Aan een inhoudelijke beoordeling van de merites van de zaak Lindorff/[eiseres], bijvoorbeeld de door [eiseres] opgeworpen vragen of de lijst van betalingen, overgelegd in die procedure, klopt, of er te veel kosten in rekening zijn gebracht aan [ged.1] en [ged.2], of er een kredietovereenkomst bestond, komt de rechtbank niet toe.
4.9. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ged.1] en [ged.2] worden begroot op:
- vast recht € 314,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.218,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.1] en [ged.2] tot op heden begroot op € 1.218,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2010.