ECLI:NL:RBARN:2010:BO4712

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
199161
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en bewijslevering in civiele procedure

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Arnhem, ging het om een vordering van eiser in conventie, die tevens gedaagde in reconventie was, tot betaling van een factuur ter hoogte van € 5.955,44 inclusief btw. De rechtbank heeft de gedaagde in conventie, eiser in reconventie, opgedragen te bewijzen dat partijen waren overeengekomen dat in de facturering voor het werk in Utrecht de door eiser in te kopen materialen zouden worden opgevoerd voor de nettoprijs plus 10%. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om een specificatie te overleggen. Echter, de gedaagde in conventie is niet geslaagd in het haar opgedragen bewijs. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de gedaagde in reconventie niet binnen een redelijke termijn heeft geklaagd over een gestelde tekortkoming, waardoor zij haar recht om te klagen heeft verwerkt. De reconventionele vordering werd afgewezen.

In de beslissing heeft de rechtbank de gedaagde in conventie hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 januari 2010. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van eiser in conventie begroot op € 1.347,89, en de gedaagde in reconventie is veroordeeld in de proceskosten van € 768,00. Het vonnis is uitgesproken op 17 november 2010 door mr. J.D.A. den Tonkelaar en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 199161 / HA ZA 10-719
Vonnis van 17 november 2010
in de zaak van
[eis.conv./ged.reconv.],
handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.A.C. de Vries te Arnhem,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[ged.1conv./eis.1reconv.],
gevestigd te [woon-/vestigingsplaats],
2. [ged.2conv./eis.2reconv.],
wonende te [woonplaats],
3. [adreged.3conv./eis.3reconv.],
wonende te [woon-/vestigingsplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. G.H. Feuilletau de Bruyn te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eis.conv./ged.reconv.] en [gedn.conv./eis.reconv.]. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 augustus 2010
- de rolverwijzing van 26 augustus 2010
- de akte van [gedn.conv./eis.reconv.].
- de akte houdende overlegging producties tevens conclusie na bewijslevering door middel van stukken van [eis.conv./ged.reconv.].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. Het gaat in conventie om [eis.conv./ged.reconv.]s factuur nr. 53-09 ten belope van € 5.955,44 incl. btw. De rechtbank heeft [gedn.conv./eis.reconv.]. te bewijzen opgedragen dat partijen zijn overeengekomen dat in de facturering van [eis.conv./ged.reconv.] voor het werk in Utrecht de door [eis.conv./ged.reconv.] in te kopen materialen zouden worden opgevoerd voor de nettoprijs plus 10%. Daarnaast heeft zij [eis.conv./ged.reconv.] in de gelegenheid gesteld voor specificatie te zorgen.
2.2. [gedn.conv./eis.reconv.]. heeft aangegeven schriftelijk bewijs te willen leveren. Zij stelt thans dat op haar briefpapier staat vermeld dat de Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het Bouwbedrijf 1992 (AVA ’92) van toepassing zijn. Nu er correspondentie met [eis.conv./ged.reconv.] is gevoerd, waarvan [gedn.conv./eis.reconv.]. een voorbeeld overlegt, gelden deze voorwaarden volgens [gedn.conv./eis.reconv.]. tussen partijen. De onderaannemersvergoeding bedraagt daarom 10%.
2.3. [gedn.conv./eis.reconv.]. biedt een aanvullende getuigenverklaring aan, maar nu zij van het horen van getuigen heeft afgezien, is de gelegenheid daarvoor gepasseerd. Had zij de getuige willen laten horen, dan had zij het schriftelijke bewijs ter gelegenheid van de enquête en niet in plaats daarvan behoren in te brengen.
2.4. [gedn.conv./eis.reconv.]. heeft haar stellingen aangepast bij gebrek aan bewijs. Van een specifieke afspraak tussen partijen is immers niets komen vast te staan en het standpunt dat de vergoeding van 10% op de AVA ’92-voorwaarden is gebaseerd, is niet eerder ingenomen door [gedn.conv./eis.reconv.]. De conclusie is dat [gedn.conv./eis.reconv.]. niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd.
2.5. Vervolgens komt de beoordeling aan de orde van haar nieuwe stelling, dat tussen partijen de AVA ’92-voorwaarden gelden. Deze stelling verwerpt de rechtbank. Al omdat de overgelegde brief van 6 februari 2010 dateert en [eis.conv./ged.reconv.]s litigieuze factuur van 25 september 2009, kan de brief het betoog van [gedn.conv./eis.reconv.]. niet ondersteunen. Enige andere onderbouwing van de stelling dat de AVA ’92-voorwaarden van toepassing zijn, ontbreekt.
2.6. De vragen of vermelding in correspondentie voldoende is tussen deze partijen om algemene voorwaarden toepasselijk te maken, en wat het gevolg van die toepasselijkheid zou zijn, behoeven na het voorgaande geen behandeling meer.
2.7. [eis.conv./ged.reconv.] is in de gelegenheid gesteld de oorspronkelijke nota’s over te leggen. Hij heeft daarop een aantal nota’s overgelegd. [gedn.conv./eis.reconv.]. heeft hier niet op gereageerd, zodat de rechtbank van de juistheid van de nota’s uitgaat.
2.8. De slotsom is dat de weren van [gedn.conv./eis.reconv.]. zijn verworpen, zodat de vordering in conventie toewijsbaar is.
2.9. [eis.conv./ged.reconv.] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben. Hij heeft vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te zijn aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen.
2.10. [gedn.conv./eis.reconv.]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht 314,00
- salaris advocaat 960,00 (2,5 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.347,89
in reconventie
2.11. In het vonnis van 11 augustus 2010 is overwogen dat [eis.conv./ged.reconv.] stelt pas op 3 februari 2010 van de klacht gehoord te hebben en dat hij het gestelde gebrek betwist. Daarom lag het volgens de rechtbank op de weg van [gedn.conv./eis.reconv.]. aan te geven wanneer zij voor het eerst heeft geklaagd en waarin de fout van [eis.conv./ged.reconv.] bestaan heeft. [gedn.conv./eis.reconv.]. is in de gelegenheid gesteld deze inlichtingen bij akte te geven. Zij heeft zich hierover echter niet uitgelaten. Het gevolg daarvan is dat de rechtbank ervan uitgaat dat [gedn.conv./eis.reconv.]. niet binnen bekwame tijd geklaagd heeft, zodat zij haar recht om te klagen heeft verwerkt. De reconventionele vordering zal daarom afgewezen worden.
2.12. [gedn.conv./eis.reconv.]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] worden begroot op € 768,00 voor salaris van de advocaat (2,0 punten × factor 2,0 × tarief EUR 384,00).
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eis.conv./ged.reconv.] te betalen een bedrag van € 5.955,44 (vijfduizendnegenhonderdvijfenvijftig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 10 januari 2010 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] tot op heden begroot op € 1.347,89,
3.3. verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4. wijst de vorderingen af,
3.5. veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.]. in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] tot op heden begroot op € 768,00.
Dit vonnis is gewezen door mr J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2010.