ECLI:NL:RBARN:2010:BO6163

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
193953
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst wegens toerekenbare tekortkoming bij verkoop van gestolen auto

In deze zaak heeft eiser, een koper van een tweedehands auto, een vordering ingesteld tegen gedaagde, de verkoper, wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst. De auto, een zwarte Audi A3, bleek na aankoop gestolen te zijn. Eiser had de auto op 24 april 2009 gekocht van gedaagde, die deze via Marktplaats had aangeboden. Eiser vorderde een terugbetaling van € 12.500,-, vermeerderd met rente en kosten, na de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst op 21 oktober 2009. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij te goeder trouw had gehandeld en niet wist dat de auto gestolen was. Hij beriep zich op de klachttermijn van artikel 7:23 BW, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat eiser tijdig had gereageerd op de non-conformiteit van de auto. Gedaagde had niet betwist dat hij de auto niet zonder last of beperking had overgedragen, wat een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst betekende. De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst terecht was ontbonden en dat gedaagde de koopsom moest terugbetalen. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 24 november 2010.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 193953 / HA ZA 09-2293
Vonnis van 24 november 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.J.C. Bindels te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R. van Herwaarden te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 juni 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft op 24 april 2009 een tweedehands auto, zijnde een zwarte Audi A3 met kenteken [nummer], gekocht van [gedaagde]. [gedaagde] had deze auto via www.marktplaats.nl aangeboden.
2.2. Na identiteitsonderzoek is voornoemde auto door de politie in beslag genomen omdat deze gestolen bleek en vervolgens afgegeven aan de rechtmatige eigenaar, de verzekeringsmaatschappij.
2.3. Bij brief van 21 oktober 2009 van de advocaat van [eiser] is de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en is namens [eiser] aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopsom van € 12.500,-.
2.4. [gedaagde] heeft bij monde van zijn gemachtigde bij brief van 22 oktober 2009 aan [eiser] laten weten zelf slachtoffer te zijn van oplichting en de aankoopsom hierom niet te willen restitueren aan [eiser]. Tot op heden heeft [gedaagde] niet betaald.
2.5. [gedaagde] heeft op 23 september 2009 aangifte gedaan tegen de persoon die zich bij de verkoop van de auto aan [gedaagde] uitgaf als [betrokkene1] ter zake van oplichting.
2.6. [gedaagde] heeft bij vonnis van 7 april 2010 toestemming gekregen van de rechtbank [betrokkene1] in vrijwaring op te roepen. Deze vrijwaringzaak is nog niet in staat van wijzen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.500,- vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiser] baseert zijn vordering op een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestatie, die ontstaan is na de ontbinding van de overeenkomst door [eiser] omdat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst doordat hij een auto heeft verkocht die niet zonder last of beperking is overgedragen aan [eiser].
3.3. [gedaagde] voert verweer en stelt dat hij niet aansprakelijk is en te goeder trouw heeft gehandeld en dat hij zelf slachtoffer is geworden van oplichting. Als exceptief verweer doet hij een beroep op de klachttermijn in artikel 7:23 BW (Burgerlijk Wetboek), aangezien [eiser] niet binnen bekwame tijd heeft gereageerd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank zal eerst het exceptieve verweer met betrekking tot de klachtplicht bespreken nu dit verweer het meest verstrekkend van aard is.
Ingevolge artikel 7:23 lid 1 BW rust op de koper de verplichting om de verkoper binnen bekwame tijd op de hoogte te stellen van een door de koper geconstateerde non-conformiteit.
Ter comparitie is komen vast te staan dat door een brief van de belastingdienst van 24 juli 2009 voor het eerst vragen rezen omtrent de eigendom van de auto. Voorts is komen vast te staan dat zowel in juli 2009 als eind augustus 2009 (de broer van) [eiser] telefonisch contact heeft gehad met [gedaagde] om hem op de hoogte te stellen en te houden van de verwikkelingen omtrent de auto. Eind augustus 2009 heeft (de broer van) [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat de auto definitief gestolen bleek.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] door zo te handelen binnen bekwame tijd nadat hij ontdekt had dat de auto (mogelijk) niet aan de overeenkomst beantwoordde, kennis gegeven aan [gedaagde]. Het door [gedaagde] ingeroepen beroep op rechtsverlies wegens overschrijding van de bekwame tijd als bedoeld in art. 7:23 BW wordt op grond van het voorafgaande verworpen door de rechtbank.
4.2. [eiser] heeft bij brief van 21 oktober 2009 de koopovereenkomst ontbonden en [gedaagde] aangesproken tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 12.500,-.
4.3. Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de auto niet zonder last of beperking heeft overgedragen aan [eiser] en daarmee tekort is geschoten in de nakoming van de op hem uit hoofde van de koopovereenkomst rustende verplichting om de auto zonder last of beperking over te dragen.
Hij heeft enkel gesteld dat hij niet aansprakelijk is omdat hij te goeder trouw de auto verkocht en geleverd heeft aan [eiser]. Hij wist niet en behoorde niet te weten dat de personenauto die hij heeft verkocht aan [eiser] gestolen was. [gedaagde] mocht er van uit gaan dat hij de auto zonder last of beperking had overgedragen.
Voor zover [gedaagde] daarmee bedoelt dat hij als (eerste) koper van de gestolen auto een beroep kan doen op artikel 3:86 lid 1 BW dat bepaalt dat degene die een roerende zaak anders dan om niet verkrijgt van een beschikkingsonbevoegde toch de eigendom van de zaak verkrijgt mits hij te goeder trouw is, dan stuit dit af op lid 3 van artikel 3:86 BW dat bepaalt dat de eigenaar van een roerende zaak, die het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, deze gedurende drie jaren, te rekenen van de dag van de diefstal af, als zijn eigenkom kan opeisen, hetgeen ook is geschied in deze zaak.
[gedaagde] heeft niet aangevoerd dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt.
De rechtbank oordeelt dan ook dat [eiser] de koopovereenkomst terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden bij brief van zijn raadsman van 21 oktober 2009.
4.5. Het rechtsgevolg daarvan is dat partijen bevrijd zijn van de door de ontbinding getroffen verbintenissen conform artikel 6:271 BW en dat er voor partijen een verbintenis is ontstaan tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties. Tegen de vordering van [eiser] tot terugbetaling van de betaalde koopsom van € 12.500,- heeft [gedaagde] in zoverre verweer gevoerd dat hij stelt dat de koopprijs € 12.000,- bedroeg. Bij deze betwisting rust de bewijslast met betrekking tot de door [eiser] gestelde en door hem teruggevorderde koopsom op [eiser].
Ter comparitie heeft [eiser] echter afgezien van bewijslevering ten aanzien van de hoogte van de koopprijs en, voor het geval de rechtbank op dit punt bewijslevering noodzakelijk acht, welk geval zich voordoet, zijn vordering verminderd tot € 12.000,-. Voor dit erkende bedrag kan de vordering worden toegewezen.
4.6. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiser] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 85,98
- niet in debet gesteld vastrecht 79,00
- in debet gesteld vastrecht 237,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.305,98
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.000,- (twaalfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 12.000,- vanaf 4 november 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.305,98, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2010.
Coll: SP