ECLI:NL:RBARN:2010:BO6882

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207569
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om rekening en verantwoording over ontvangen gelden in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 8 december 2010 een verstekvonnis gewezen in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C.M. Jochemsen-Vernooij, heeft gedaagden, waaronder een stichting, aangesproken om rekening en verantwoording af te leggen over een bedrag van € 275.000,00 dat door eiser aan hen was overgemaakt. De gedaagden zijn niet verschenen in de procedure. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser grotendeels toewijsbaar zijn, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond zijn. Eiser heeft tijdens de zitting de termijn voor gedaagden om aan de geboden te voldoen verlengd van vijf naar dertig dagen na betekening van het vonnis.

De voorzieningenrechter heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.009,93. Daarnaast is bepaald dat gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 binnen dertig dagen na betekening van het vonnis rekening en verantwoording moeten afleggen over de besteding van de ontvangen gelden, met een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor iedere dag dat zij in gebreke blijven, tot een maximum van € 300.000,00. Ook is gedaagde sub 1 verplicht om het gedeelte van de ontvangen gelden waarvoor geen verantwoording kan worden afgelegd, terug te betalen aan eiser.

Verder is de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten gematigd tot € 4.000,00 en zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. N.W. Huijgen in aanwezigheid van griffier mr. H. Siragedik.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 207569 / KG ZA 10-703
Vonnis in kort geding van 8 december 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te Arnhem,
eiser,
advocaat mr. J.C.M. Jochemsen- Vernooij te Arnhem,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Ede,
2. de stichting
STICHTING HET GOEDE DOELEN ELFTAL,
gevestigd te Arnhem,
gedaagden,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- het tijdens de behandeling tegen gedaagden verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Eiser heeft ter zitting het gevorderde onder de eerste drie gedachtestreepjes gewijzigd in de zin dat hij de periode waarbinnen gedaagden moeten voldoen aan de daarin genoemde geboden heeft verruimd van vijf dagen na dagtekening van dit vonnis naar 30 dagen na betekening van dit vonnis.
2.2. Eiser heeft ter zitting het gevorderde onder het vierde gedachtestreepje geconcretiseerd door een bankrekening te noemen waarop het bedrag van € 275.000,00 gestort moet worden. De in deze vordering verzochte dwangsom zal worden afgewezen nu het hier een veroordeling tot betaling van een geldsom betreft.
2.3. Het gevorderde onder het tweede gedachtestreepje zal worden afgewezen, omdat die vordering te weinig concreet is en toewijzing daarvan tot executieproblemen zal (kunnen) leiden.
2.4. Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van eiser werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voorwerk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de hoofdsom, zijnde € 4.000,00.
2.5. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt. Mitsdien wordt beslist als volgt.
2.6. Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- vast recht € 1.395,00
- salaris advocaat € 527,00
Totaal € 2.009,93
2.7. De vordering tot veroordeling van gedaagden in de nakosten, zal worden toegewezen als na te melden.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. gebiedt gedaagde sub 1 binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van de van eiser ontvangen gelden van in totaal € 275.000,00, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde sub 1 in gebreke blijft daaraan te voldoen, tot een maximum van € 300.000,00 is bereikt,
3.2. gebiedt gedaagde sub 2 binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van de van eiser ontvangen gelden van in totaal € 275.000,00, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde sub 2 in gebreke blijft daaraan te voldoen, tot een maximum van € 300.000,00 is bereikt,
3.3. gebiedt gedaagde sub 1 het gedeelte van de van eiser ontvangen gelden van in totaal € 275.000,00 waarvoor geen rekening en verantwoording kan worden afgelegd te retourneren aan eiser door betaling op bankrekening [...] ten name van [eiser],
3.4. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser te betalen een bedrag van € 4.000,00 aan buitengerechtelijke kosten,
3.5. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 2.009,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de nakosten, aan de zijde van eiser bepaald op € 131,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest,
3.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 8 december 2010.