ECLI:NL:RBARN:2010:BO7481

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2798
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het examenresultaat van een brandweerexamen en de formele voorschriften

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 14 december 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M.M. Teklenburg, had op 19 december 2009 een brandweerexamen afgelegd voor het onderdeel 'Uitrukken naar een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken'. Eiser kreeg een kardinale onvoldoende (KO) voor het subonderdeel 'veiligheid', omdat hij in een standaard bluspak was uitgerukt in plaats van in een chemicaliënpak, terwijl er sprake was van een onbekende stof. Eiser maakte bezwaar tegen de beslissing van de examinator, maar dit bezwaar werd op 17 juni 2010 ongegrond verklaard door verweerder, het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens.

De rechtbank oordeelde dat zij zich, gelet op artikel 8:4, sub e, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet kon uitlaten over de door eiser aangevoerde gronden die betrekking hebben op zijn kennen en kunnen. De rechtbank moest zich beperken tot de vraag of er formele voorschriften waren overtreden. Aangezien eiser geen gronden had aangevoerd die zich richtten tegen mogelijke overtredingen van formele voorschriften, verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.

De rechtbank concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.M.M.B. van Eeten, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/2798
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 december 2010.
inzake
[Eiser], eiser,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. S.M.M. Teklenburg,
tegen
het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 17 juni 2010.
2. Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2009 heeft eiser voor het examenonderdeel “Uitrukken naar een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken” een kardinale onvoldoende (hierna: KO) gekregen.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 4 november 2010. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door M.S.J. Hoorntje en R. van Diesen.
3. Overwegingen
Op 19 december 2009 heeft eiser een brandweerexamen gedaan voor het onderdeel “Ruk uit naar een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken”. Eiser heeft voor het subonderdeel ‘veiligheid’ KO gekregen, omdat hij ten onrechte in het standaard bluspak in plaats van in een chemicaliënpak is uitgerukt bij een melding waarbij sprake was van een onbekende stof. Daarmee heeft hij dit examen niet gehaald. Tegen dat besluit heeft eiser op 21 december 2009 bezwaar gemaakt. Bij de beslissing op bezwaar d.d. 17 juni 2010 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uitvoerig onderzoek is gedaan naar de beoordeling van het examen. Niet is ondubbelzinnig vast komen te staan dat de beoordeling op ondeugdelijke dan wel onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen en heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op grond van miscommunicatie door de examinator het besluit heeft genomen om de redding uit te voeren in een bluspak in plaats van een chemicaliënpak. Die miscommunicatie kan hem niet toe worden gerekend. Verweerder had derhalve het examenresultaat moeten herzien.
In artikel 8:4, aanhef en onder e, van de Awb is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een beoordeling van het kennen en kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing.
Deze bepaling staat er aan in de weg, dat door het instellen van beroep tegen een in bezwaar genomen beslissing van een bestuursorgaan een oordeel van de bestuursrechter wordt verkregen omtrent het kennen en kunnen als zodanig. Dit betekent evenwel niet dat terzake in het geheel geen beroep mogelijk is, maar dat de omvang en aard van de toetsing beperkt is zodat door de bestuursrechter slechts kan worden beoordeeld of met betrekking tot de besluitvorming aan de formele voorschriften is voldaan.
De rechtbank kan zich, gelet op het hiervoor weergegeven toetsingskader, niet uitlaten over de door eiser aangevoerde gronden, die betrekking hebben op zijn kennen en kunnen, maar moet zich beperken tot de vraag of er formele voorschriften zijn overtreden.
Uit de gedingstukken en hetgeen ter zitting door eiser is aangevoerd, blijkt de rechtbank niet dat de gronden van eiser zich richten tegen mogelijke overtreding van formele voorschriften. Nu terzake geen gronden door eiser zijn aangevoerd, zal het beroep van eiser ongegrond worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M.B. van Eeten, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 14 december 2010.