4.5. Gedaagde heeft aangevoerd dat de financiering van de echtelijke woningen is geschied met eigen middelen van erflaatster en niet met gemeenschappelijk vermogen van erflaatster en erflater. Ter adstructie van zijn zienswijze heeft gedaagde in dat verband bij de conclusie van antwoord diverse producties gevoegd waaronder een brief van de heer [Z] aan het kantoor van de notaris van 17 oktober 2009. In deze brief wordt melding gemaakt van 5 bijlagen. Een van deze bijlagen, te weten de akte houdende vervanging van de heer [Z] als bewindvoerder met in de plaats stelling van de heer [X] als bewindvoerder van 12 februari 2003 is nadien, zoals overeengekomen ten tijde van de comparitie, overlegd evenals een volmacht van erflaatster in verband met de verkoop van het huis in Suriname, met welke overlegging eisers zich akkoord verklaard hebben.
Uit deze stukken volgt dat erflaatster enig kind was in de nalatenschap van haar op 13 december 1998 overleden vader, te weten [de vader van erflaatster], die in zijn laatste testament van 6 juni 1986 een uitsluitingsclausule had opgenomen woordelijk luidende:
"D. Ik bepaal, dat al hetgeen de gerechtigden tot mijn nalatenschap daaruit zullen verkrijgen, evenals de revenuen daarvan, niet zal vallen in enige huwelijksgemeenschap van goederen, waarin zij bij mijn overlijden gehuwd zijn of nadien mochten huwen, of welke door wijziging van huwelijksgoederenregime tijdens huwelijk mocht ontstaan, terwijl waardevermindering of vermeerdering van al het uit mijn nalatenschap verkregene bij de deling van een deelgenootschap buiten beschouwing zal blijven."
Tevens is in dit testament een bewind ingesteld over hetgeen erflaatster uit de nalatenschap van haar vader verkreeg, waarbij als bewindvoerder werd benoemd de oudste kandidaat-notaris werkzaam ten kantore van meester [L. D], notaris te [H]. Bij akte houdende vervanging bewindvoerder is de oudste kandidaat-notaris als bewindvoerder over het vermogen dat erflaatster had verkregen uit de nalatenschap van haar vader opgevolgd door de heer [Z] als bewindvoerder. Uit het bij die akte houdende vervanging bewindvoerder de dato18 april 2000 bijgevoegde verloopoverzicht liquide middelen blijkt het beginsaldo van de liquide middelen van erflaatsters verkrijging uit de nalatenschap van haar vader ten bedrage van NLG 1.149.974,25 ofwel € 521.835,56 en dat de hypotheek op deze woning aan de [adres a] is afgelost met gelden uit deze nalatenschap ten bedrage van NLG 289.690,84 ofwel € 131.455,97. Tevens heeft gedaagde een overeenkomst overgelegd die erflater en erflaatster op 15 december 2002 hebben gesloten en waarin is aangegeven dat de woning aan de [adres c] te [P] om "Surinaams juridische redenen" ten name van erflater is gesteld maar dat de volledige verkoopopbrengst van die woning toekomt aan erflaatster.
Uit dit verloopoverzicht liquide middelen blijkt daarnaast dat er ook een persoonlijke lening ten bedrage van NLG 42.475,74 ofwel € 19.274,65 met deze gelden afkomstig uit de nalatenschap van de vader van erflaatster is afgelost. Dit wordt in een brief van 25 juli 2008 van de heer [Z], bewindvoerder van 18 april 2000 tot 12 februari 2003 over het vermogen van erflaatster, voor zover afkomstig uit de nalatenschap van haar vader, bevestigd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door gedaagde overlegde stukken genoegzaam is gebleken dat het vermogen behorende tot de ontbonden wettelijke gemeenschap van goederen afkomstig is uit eigen vermogen van erflaatster en dat de vorderingen van eisers zoals hiervoor omschreven onder rechtsoverweging 4.3 en 4.4. onvoldoende zijn onderbouwd. Dit klemt te meer, daar de echtgenoot van mevrouw [eiseres sub 1], te weten de heer [X], als bewindvoerder is opgetreden over het onder bewind gestelde vermogen van erflaatster vanaf 12 februari 2003. Eiseres sub 1 heeft ten tijde van de comparitie verklaard samen met haar man de financiën van erflaatster te regelen voor zover betrekking hebbende op het onder bewind gestelde vermogen afkomstig uit de nalatenschap van de vader van erflaatster. Tot slot is er geen aangifte voor het recht van successie ingediend bij de belastingdienst hetgeen een aanwijzing is voor het feit dat de nalatenschap van erflater van beperkte omvang was. De vorderingen van eisers zullen, voor deze onderdelen dan ook worden afgewezen.