ECLI:NL:RBARN:2010:BO8185

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900254-07 ontneming
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in strafzaak met wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 17 december 2010 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie. De vordering betrof het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verduistering. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag van € 59.247,61 zou vaststellen als het wederrechtelijk verkregen voordeel en de veroordeelde zou verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. Tijdens de zitting op 3 december 2010 heeft de officier van justitie verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, maar dit bedrag werd in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, waardoor de officier van justitie stelde dat het voordeel op nihil moest worden vastgesteld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het eerdere strafvonnis, waarin de veroordeelde was gestraft met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een werkstraf. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld en vastgesteld dat de benadeelde partij in totaal € 73.011,31 was toegekend. Gezien artikel 36e, lid 6 van het Wetboek van Strafrecht, werden deze bedragen in mindering gebracht op het behaalde voordeel, wat leidde tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil moest worden gesteld.

De verdediging heeft diverse argumenten aangevoerd om de vordering van de officier van justitie te weerleggen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de eerder in de hoofdzaak aangevoerde verweren voldoende waren behandeld. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, maar dat het te betalen bedrag aan de Staat op nihil werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/900254-07 (ontnemingsvordering)
Datum zitting : 8 mei 2009 en 3 december 2010
Datum uitspraak : 17 december 2010
Uitspraak ontnemingsvordering
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen[verdachte]: [verdachte],
geboren op : 3 augustus 1965 te Amsterdam,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
1. De inhoud van de vordering
De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 59.247,61.
2. De procedure
De door de officier van justitie aanhangig gemaakte vordering is ter terechtzitting van 3 december 2010 onderzocht. Veroordeelde is bijgestaan door mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van 59.247,61. Dit bedrag heeft de officier van justitie in mindering gebracht op de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel waardoor het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op 0 euro, aldus de officier van justitie.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beoordeling van de vordering
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 3 december 2010 tegen de veroordeelde gewezen strafvonnis, waarbij veroordeelde ter zake van:
‘verduistering’
is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en het verrichten van een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van
• een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland-Zuid, team Culemborg, districtsrecherche, dossiernummer PL083F/07-003690, gesloten op 7 juni 2007, opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant] en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden.
De grond van voormeld proces-verbaal heeft de officier van justitie de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat.
3a. De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de volgende bewijsmiddelen aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde strafbare feiten en uit soortgelijke feiten. De bewijsmiddelen zijn:
• de bewijsmiddelen met betrekking tot dit feit zoals opgenomen onder 3. van het aan dit proces-verbaal gehechte vonnis dat tegen veroordeelde is gewezen door de rechtbank Arnhem op 17 december 2010 onder parketnummer 05/900254-07;
• het in de wettelijke vorm door [naam rechercheur], verbalisant van regiopolitie Gelderland- Zuid, sectie Financiële Onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal bevindingen onderzoek bankafschriften, dossiernummer PL083F/07-003690, gesloten op 5 april 2007, dossierpagina 51 en verder, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven dat vanaf Rabobankrekening [x] van de Stichting in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een groot aantal onttrekkingen (overboekingen en constante opnames) gedaan welke rechtstreeks zijn overgemaakt naar bankrekeningen van [verdachte] en een aantal storingen ten gunste van deze bankrekening, afkomstig van bankrekeningen van [verdachte].
De rechtbank heeft in totaal een bedrag van € 73011,31 toegekend aan de in het strafproces gevoegde benadeelde partij. Gelet op artikel 36e, lid 6 Sr worden deze toegekende bedragen in mindering gebracht op het behaalde voordeel.
Gelet hierop zal de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil stellen.
De verdediging heeft in het pleidooi diverse argumenten aangevoerd op grond waarvan de vordering van de officier van justitie zou moeten worden afgewezen. Al de door de verdediging aangevoerde argumenten zijn ook in de hoofdzaak aangevoerd. De rechtbank is in de hoofdzaak ingegaan op deze verweren met als gevolg dat hetgeen aan veroordeelde is verweten wettig en overtuigend bewezen is verklaard waarbij de vordering de benadeelde partij zoals in de hoofdzaak is ingediend, is toegewezen. Gelet op het hiervoor aangehaald artikel 36e lid 6 Wetboek van strafrecht kan bespreking van hetgeen door verdediging is aangevoerd achterwege blijven.
4. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Straf¬recht.
5. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Stelt vast dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Stelt het te betalen bedrag door veroordeelde aan de Staat op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen, voorzitter,
mr. D.R. Sonnevelt, rechter
mr. H.T. Wagenaar, rechter
in tegenwoordigheid van mr L. Ruessink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2010.