zaaknummer / rolnummer: 207811 / KG ZA 10-717
Vonnis in kort geding van 7 december 2010
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.J.F.A. Ligthart te Arnhem,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn voormalige echtgenoten. Bij beschikking van deze rechtbank van
20 september 2007 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidings¬beschikking is op 3 januari 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Arnhem.
2.2. Aan partijen behoort in gemeenschappelijke eigendom toe de voormalige echtelijke woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres I], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie C, nummer 416, groot 3 are en 49 centiare.
2.3. De voormalige echtelijke woning is gefinancierd door middel van een hypothecaire geldlening bij de Postbank (thans ING-bank) onder nummer C [00000] met een omvang van € 200.000,00, waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.4. Tot de huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoort voorts een aan de hypothecaire geldlening gekoppelde polis van levensverzekering met nummer 40231953.
2.5. Over de voormalige echtelijke woning van partijen is in een beschikking na echtscheiding van deze rechtbank van 17 april 2008 het volgende opgenomen:
“Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de man [[gedaagde]] een bedrag ad € 75.000,- aan de vrouw [[eiseres]] zal betalen in het kader van de overname van de echtelijke woning door hem.”
2.6. De voormalige echtelijke woning wordt thans bewoond door [gedaagde]. Daarvoor is de woning na de feitelijke scheiding van partijen bewoond door [eiseres].
2.7. Bij brief van de advocaat van [eiseres] aan [gedaagde] d.d. 18 oktober 2010 is [gedaagde] gesommeerd om binnen een week te berichten wanneer de toedeling van de voormalige echtelijke woning aan hem kan plaatsvinden. Daarnaast is [gedaagde] gesommeerd om binnen een week informatie te verschaffen over de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten.
2.8. [gedaagde] heeft daarop inhoudelijke gereageerd in een brief van 27 oktober 2010.
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, onvoorwaardelijk:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de tussen partijen gemaakte afspraken na te komen door mee te werken aan de levering van de voormalige echtelijke woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres I], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie C, nummer 416, groot 3 are en 49 centiare, aan [gedaagde] tegen de tussen partijen overeengekomen waarde van de woning van € 350.000,00;
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis ervoor zorg te dragen dat [eiseres] wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de ING-bank ter zake van de hypothecaire geldlening met nummer C [00000] en om tot dat moment de verschuldigde hypotheekrente te betalen als ware het zijn eigen schuld, dan wel om de hypotheekschuld bij de bank af te lossen, onder toezending aan [eiseres] van alle daarop betrekking hebbende bescheiden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
III. de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde polis van levensverzekering met nummer 40231953 toe te delen aan [gedaagde] onder de verplichting om de waarde van de polis per datum toedeling van de woning aan [gedaagde] te laten vaststellen en de helft van die waarde ter gelegenheid van de toedeling van de woning aan [gedaagde] via de notaris aan [eiseres] te voldoen;
IV. [gedaagde] te veroordelen om ter gelegenheid van de toedeling van de woning aan hem via de notaris tot betaling aan [eiseres] over te gaan van de tussen partijen overeengekomen overbedelingsvergoeding, te weten een bedrag van € 75.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2008 tot de dag van volledige betaling;
voorwaardelijk, namelijk indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat het niet mogelijk is de woning onder de door [eiseres] gestelde voorwaarden aan [gedaagde] toe te delen:
V. [gedaagde] te veroordelen te bewerkstelligen dat de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres I], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie C, nummer 416, groot 3 are en 49 centiare, uiterlijk binnen een maand na betekening van dit vonnis aan [eiseres] wordt toegedeeld onder uitbetaling aan [gedaagde] van een overbedelingssom van € 15.000,00 en te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als een in wettige vorm opgemaakt akte (van volmacht) van [gedaagde] aan [eiseres] tot verdeling van de onroerende zaak als hiervoor vermeld;
VI. de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde polis van levensverzekering met nummer 40231953 toe te delen aan [eiseres] onder de verplichting om de waarde van de polis per datum toedeling van de woning aan [eiseres] te laten vaststellen en de helft van die waarde ter gelegenheid van de toedeling van de woning aan [eiseres] via de notaris aan [gedaagde] te voldoen;
VII. [gedaagde] te veroordelen om binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 75.000,00 met ingang van 21 februari 2008 tot de dag van volledige betaling;
VII. [gedaagde] ter veroordelen om de woning uiterlijk een week voor de toedeling van de woning aan [eiseres] te ontruimen en met medeneming van al het zijne te verlaten en verlaten te houden en de volledige sleutelset van de woning ter beschikking te stellen aan [eiseres] op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft en met machtiging van [eiseres] om de ontruiming zelf op kosten van [gedaagde] uit te voeren met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
en voorts, wederom onvoorwaardelijk:
IX. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] informatie te verstrekken over de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten en de benodigde pensioenvereveningsformulieren te ondertekenen en aan [eiseres] ter beschikking te stellen op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
X. [gedaagde] een straat- en contactverbod op te leggen, inhoudende dat:
• [gedaagde] geen contact met [eiseres] zal mogen opnemen gedurende een periode van minimaal één jaar na betekening van dit vonnis;
• [gedaagde] zich gedurende één jaar en zolang [eiseres] haar huidige woning aan de [adres II] te [woonplaats] bewoont, niet op de aangegeven straten en gebieden mag begeven zoals in het als productie 7 van de dagvaarding overgelegde overzicht is weergegeven;
• [gedaagde] zich, in het eventuele geval dat [eiseres] de woning aan de [adres I] te [woonplaats] zal gaan bewonen, gedurende één jaar na de verhuizing van [eiseres] niet op de aangegeven straten en gebieden mag begeven zoals in het als productie 8 van de dagvaarding overgelegde overzicht is weergegeven;
één en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] het straat- en contactverbod niet naleeft en met machtiging van [eiseres] om dit verbod met behulp van de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen;
XI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Aan haar vorderingen met betrekking tot de voormalige echtelijke woning legt [eiseres] ten grondslag dat partijen over de verdeling van de voormalige echtelijke woning tijdens de echtscheidingsprocedure afspraken hebben gemaakt die door [gedaagde] dienen te worden nagekomen.
Aan haar vordering met betrekking tot de pensioenrechten legt [eiseres] ten grondslag dat zij op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) een wettelijk recht heeft op verevening van de door [gedaagde] tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen.
Aan het contact- en straatverbod legt zij ten grondslag dat zij gelet op het agressieve karakter van [gedaagde] en de door hem in het verleden gepleegde geweldsdelicten en bedreigingen jegens haar en haar omgeving gegronde redenen heeft om aan te nemen dat
[gedaagde] (wederom) gewelddadig zal worden.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eiseres] vloeit in voldoende mate voort uit haar stellingen en standpunten.
De voormalige echtelijke woning
4.2. [eiseres] stelt dat partijen tijdens de aan de beschikking na echtscheiding van deze rechtbank van 17 april 2008 voorafgaande zitting van 21 februari 2008 met elkaar zijn overeengekomen dat [gedaagde] de voormalige echtelijke woning toegedeeld zou krijgen
onder uitbetaling van de helft van de overeengekomen overwaarde van de woning van
€ 150.000,00 aan [eiseres], zijnde een bedrag van € 75.000,00.
4.3. [gedaagde] erkent, onder meer in zijn brief van 27 oktober 2010, dat op de zitting van
21 februari 2008 de toedeling van de voormalige echtelijke woning aan hem tegen betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 75.000,00 is besproken, maar ontkent dat er onvoorwaardelijke overeenstemming is bereikt over de hoogte van de overbedelingssom.
[gedaagde] stelt dat hij slechts heeft aangeboden de woning tegen betaling van € 75.000,00 over te nemen onder het voorbehoud dat de woning bij de overdracht aan hem in goede staat zou verkeren. Hij acht zich niet gebonden [eiseres] een overbedelingsvergoeding van
€ 75.000,00 te betalen omdat hem na het vertrek van [eiseres] uit de woning de slechte staat van de woning duidelijk is geworden. Daarnaast stelt [gedaagde] dat het uitkoopbedrag van
€ 75.000,00 betrekking had op een uitkoop tegen finale kwijting, dus inclusief de helft van de waarde van de aan de hypotheeklening gekoppelde polis van levensverzekering waar [eiseres] recht op heeft.
4.4. In de beschikking na echtscheiding van deze rechtbank van 17 april 2008 is vastgelegd dat partijen ter zitting (van 21 februari 2008) zijn overeen¬gekomen dat [gedaagde] de voormalige echtelijke woning zou overnemen en dat hij [eiseres] in het kader van de overname van de woning een bedrag van € 75.000,00 zou betalen. Dat het overnamebedrag van € 75.000,00 onder voorbehoud was van de staat waarin de woning ten tijde van de overdracht zou verkeren en dat in het overnamebedrag ook lag besloten de helft van de waarde van de aan de hypotheeklening gekoppelde polis van levensverzekering, blijkt niet uit die beschikking. Nu [eiseres] dat bovendien uitdrukkelijk heeft betwist en [gedaagde] dat op geen enkele manier concreet heeft onderbouwd, gaat de voorzieningenrechter er voorshands van uit dat partijen onvoorwaardelijke overeenstemming hebben bereikt over de toedeling van de voormalige echtelijke woning aan [gedaagde] en de uikering, door [gedaagde] aan [eiseres] wegens overbedeling van [gedaagde], van een bedrag van € 75.000,00, zijnde de helft van de overeengekomen overwaarde van de woning van € 150.000,00 en dus zonder rekening te houden met de helft van de waarde van de aan de hypotheek¬lening gekoppelde polis van levensverzekering. Het voorgaande houdt tevens in dat partijen kennelijk zijn overeenge¬komen dat de waarde van de voormalige echtelijke woning gelet op de hypothecaire schuld van € 200.000,00 en de overeengekomen overwaarde van € 150.000,00, € 350.000,00 bedraagt. De discussie over de verwaarlozing en waardevermindering van de woning en voor wiens rekening dat dient te komen is, gelet op de onvoorwaardelijke overeenstemming over de toedeling en de overbedelings¬som, niet relevant en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
4.5. Het bovenstaande komt erop neer dat [gedaagde] gehouden is de voormalige echtelijke woning over te nemen tegen de overeengekomen waarde van € 350.000,00. In dat kader hoort hij [eiseres] een overbedelingssom van € 75.000,00 te betalen en zorg te dragen voor ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening. Daarnaast zal zoals gevorderd de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde polis van levensverzekering worden toegedeeld aan [gedaagde] onder de verplichting de helft van de waarde daarvan aan [eiseres] uit te keren.
4.6. De vorderingen onder I tot en met IV zullen dan ook worden toegewezen.
Hierdoor wordt niet meer toegekomen aan de beoordeling van de voorwaardelijk ingediende vorderingen onder V tot en met VIII. De voorzieningenrechter ziet aanleiding [gedaagde] een langere termijn te gunnen om aan de veroordelingen onder I en II te voldoen, omdat de gevorderde termijn van twee weken in redelijkheid te kort is voor [gedaagde] om aan die veroordelingen te kunnen voldoen. De gevorderde dwangsom in vordering II zal worden beperkt. De wettelijke rente over het bedrag van € 75.000,00 zoals gevorderd onder IV zal worden toegewezen vanaf 25 oktober 2010, één week na de schriftelijke ingebrekestelling van 18 oktober 2010, omdat [gedaagde] eerst dan in verzuim is geraakt het verschuldigde bedrag van € 75.000,00 te betalen.
4.7. Uit artikel 1:155 BW en artikel 2 lid 1 Wvps volgt dat [eiseres] recht heeft op pensioenverevening van door [gedaagde] tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, nu partijen de toepasselijkheid van de Wvps niet hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijk gesloten overeen¬komst met het oog op de echtscheiding. Dat partijen, zoals [gedaagde] stelt, mondeling zouden hebben afgesproken dat ieder recht zou hebben op zijn eigen pensioen, kan, nog afgezien dat deze stelling in het geheel niet is onderbouwd, daar niet aan afdoen omdat dat geen wijze is waarin de Wvps voorziet om de toepasselijkheid van de Wvps uit te sluiten.
4.8. Ook de omstandigheid dat niet binnen twee jaren na de echtscheiding mededeling van de echtscheiding is gedaan aan de pensioeninstelling doet geen inbreuk op het recht op pensioenverevening van [eiseres]. Die omstandigheid kan hooguit tot gevolg hebben dat [eiseres] haar rechtstreekse aanspraak op de pensioeninstelling is kwijtgeraakt en daarvoor in de plaats een recht op uitbetaling jegens [gedaagde] zelf heeft verkregen (artikel 2 lid 2 jo lid 6 Wvps).
4.9. Nu het recht van [eiseres] op pensioenverevening uit het bovenstaande onmiskenbaar voortvloeit dient [gedaagde] [eiseres] informatie te verschaffen over de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten en de benodigde pensioenvereve¬nings¬¬formulieren te ondertekenen. Daartoe is [gedaagde] overigens ook wettelijk verplicht. Immers, ingevolge artikel 9 Wvps is hij gehouden [eiseres] de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de rechten en verplichtingen die uit deze wet voortvloeien.
4.10. De vordering onder IX zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet [gedaagde] een langere termijn te gunnen om aan het gevorderde te voldoen, omdat de gevorderde termijn van twee dagen in redelijkheid te kort is voor [gedaagde] om aan de veroordeling te kunnen voldoen. Voorts ziet de voorzieningen¬rechter aanleiding de gevorderde dwangsom te beperken.
Het straat- en contactverbod
4.11. Een straat- en contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen, welke inbreuk niet licht toelaatbaar kan worden geacht. Bij de beoordeling van een vordering hiertoe zal dan ook de nodige terughoudend¬heid moeten worden betracht. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk rechtvaardigen.
4.12. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat er spanningen zijn tussen partijen en dat in het verleden meerdere incidenten zich hebben voorgedaan tussen partijen zelf dan wel hun naasten. [gedaagde] is na een incident in mei 2009 strafrechtelijk veroordeeld wegens mis¬han¬de¬ling van de huidige partner van [eiseres]. [eiseres] heeft ter zitting aange¬ge¬ven dat zij de beschikking heeft over meerdere aangiften tegen [gedaagde] over de periode 2006 tot het incident in mei 2009. Echter, onweersproken is dat na het laatste incident van mei 2009 zich geen confrontaties hebben voorgedaan tussen partijen en dat [gedaagde] zich sindsdien niet agressief, bedreigend of gewelddadig heeft gedragen jegens [eiseres]. Dit betekent dat
[gedaagde] zich al bijna anderhalf jaar niet onrechtmatig gedraagt jegens [eiseres], zodat een reële dreiging van onrechtmatig handelen door [gedaagde] jegens [eiseres] in de nabije toekomst niet voor de hand ligt. Voor toewijzing van het gevorderde straat- en contact¬verbod bestaat thans dan ook geen aanleiding.
De kostenveroordeling
4.13. Gelet op de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen
hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. In tegenstelling tot [eiseres] ziet de voorzieningen¬¬rechter in de feiten van deze zaak onvoldoende aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat in zaken tussen ex-echtelieden ieder de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de tussen partijen gemaakte afspraken na te komen door mee te werken aan de levering van de voormalige echtelijke woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres I], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie C, nummer 416, groot 3 are en 49 centiare, aan [gedaagde] tegen de tussen partijen overeengekomen waarde van de woning van
€ 350.000,00,
5.2. veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis ervoor zorg te dragen dat [eiseres] wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de ING-bank ter zake van de hypothecaire geldlening met nummer C [00000] en om tot dat moment de verschuldigde hypotheekrente te betalen als ware het zijn eigen schuld, dan wel om de hypotheekschuld bij de bank af te lossen, onder toezending aan [eiseres] van alle daarop betrekking hebbende bescheiden,
5.3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.2 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.4. bepaalt dat de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde polis van levensverze¬kering met nummer 40231953 wordt toegedeeld aan [gedaagde] onder de verplichting om de waarde van de polis per datum toedeling van de woning aan [gedaagde] te laten vaststellen en de helft van die waarde ter gelegenheid van de toedeling van de woning aan [gedaagde] via de notaris aan [eiseres] te voldoen,
5.5. veroordeelt [gedaagde] om ter gelegenheid van de toedeling van de woning aan hem via de notaris aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 75.000,00 (vijfenzeventig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 25 oktober 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.6. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] informatie te verstrekken over de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten en de benodigde pensioenvereveningsformulieren te ondertekenen en aan [eiseres] ter beschikking te stellen,
5.7. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.6 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 7 december 2010.