ECLI:NL:RBARN:2010:BO9669

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
208276
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van executie van dwangsommen in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een vordering van eiser tot het verbieden van de executie van dwangsommen die zijn opgelegd in een eerder vonnis van 25 juni 2010. Eiser stelt dat hij heeft voldaan aan de veroordeling tot het (terug)snoeien van zijn haag, zoals opgelegd in het arrest van het Hof Arnhem van 4 mei 2010. Gedaagden, die de dwangsommen hebben geëist, voeren aan dat eiser niet aan de veroordeling heeft voldaan, waardoor de dwangsommen zijn verbeurd.

De procedure is gestart met een dagvaarding en heeft geleid tot een mondelinge behandeling waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser heeft foto’s overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat de haag correct is teruggesnoeid, terwijl gedaagden betwisten dat dit het geval is. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de inhoud van de eerdere veroordelingen en de vraag of eiser daadwerkelijk heeft voldaan aan de eisen die daarin zijn gesteld.

De voorzieningenrechter concludeert dat eiser niet heeft voldaan aan de veroordeling, omdat de haag niet zodanig is gesnoeid dat het hek volledig geopend kan worden. Dit is in strijd met de eerdere uitspraken van het Hof, die vereisen dat het hek onder een hoek van 90 graden geopend kan worden. Aangezien eiser in het ongelijk is gesteld, worden zijn vorderingen afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 208276 / KG ZA 10-736
Vonnis in kort geding van 20 december 2010
in de zaak van
[adres],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. H.M. Punt te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. R.A.F. Willems te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen wonen allen aan de [adres] te [woonplaats]. Het perceel van [eiser] aldaar is belast met erfdienstbaarheden van weg ten behoeve van de percelen van [gedaagde] c.s. aan de [adres]. Met betrekking tot de uitoefening van de erfdienstbaarheden hebben partijen diverse procedures gevoerd. In dat verband wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen, uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 25 juni 2010 (zaak- / rolnummer: 200128 / KG ZA 10-305), welk vonnis hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
2.2. In het voornoemde vonnis van 25 juni 2010 wordt onder meer verwezen naar het, eveneens uitvoerbaar bij voorraad verklaard, eindarrest van 4 mei 2010 (zaaknummer: 104.003.220) dat door het Hof Arnhem tussen partijen is gewezen. Daarin staat onder meer vermeld:
‘2.18 Het Hof heeft in zijn tussenarrest van 15 december 2009 (…) reeds een voorlopig oordeel
gegeven omtrent de bij wege van eisvermeerdering door [gedaagde] c.s. ingestelde vordering om [eiser] te veroordelen tot het (terug)snoeien en (terug)gesnoeid houden van zijn haag aan de zijde van de [adres], op zodanige wijze dat deze haag geen belemmering vormt voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden door
[gedaagde] en [gedaagde sub 2]. Het hof heeft deze vordering in beginsel toewijsbaar geoordeeld (…)
2.19 Het hof zal het gevorderde toewijzen zoals verlangd. Gelet op het gebrek aan overeenstemming tussen partijen omtrent de mate van terugsnoeien, geeft het hof ter voorkoming van executiegeschillen aan
aan welke eisen moet worden voldaan. Op de eerste plaats dient de haag zodanig te worden gesnoeid, dat het hek volledig kan worden geopend. Op de tweede plaats dient het uitzicht voor de uitrijdende bestuurder op het van links over de [adres] naderende verkeer dusdanig te zijn, dat deze bestuurder, ongeacht of hij een personenauto of ander motorvoertuig bestuurt, vanaf de bestuurdersplaats dit naderende verkeer tijdig kan waarnemen. Het veilig oprijden naar de dijk is immers slechts dan afdoende gewaarborgd, indien men gezeten op de bestuurdersplaats goed zicht heeft op het (van links) naderende verkeer. Vanzelfsprekend kan ook aan de uitspraak van het hof worden voldaan door de haag terug te plaatsen (zodat goed uitzicht op het verkeer wordt geboden)’.
2.3. Vervolgens heeft het Hof bij voornoemd arrest van 4 mei 2010 (opnieuw rechtdoende) [eiser] bevolen ‘tot het (terug)snoeien en (terug)gesnoeid houden van zijn haag aan de zijde van de [adres], op zodanige wijze dat deze haag geen belemmering vormt voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden voor [gedaagde] en [gedaagde sub 2]’.
Aan dat bevel is nadien door de voorzieningenrechter bij genoemd vonnis van 25 juni 2010 – onder 5.4 – een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbonden, vanaf de derde dag na betekening van het vonnis, te betalen aan [gedaagde] en [gedaagde sub 2] gezamenlijk, van € 50,00 per dag of een gedeelte daarvan, tot een maximum van € 25.000,00.
2.4. Het vonnis van 25 juni 2010 is op 9 september 2010 aan [eiser] betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud van het vonnis te voldoen.
2.5. Op grond van het vonnis van 25 juni 2010 hebben [gedaagde] c.s. ten laste van [eiser] op 14 september 2010 executoriaal beslag gelegd op diens woning, op 7 oktober 2010 onder Stichting Pensioenfonds van de Metalelektro (PME) en op 14 oktober 2010 onder Rabobank Bommelerwaard. In dat kader is ten behoeve van [gedaagde] c.s.
(onder meer) een bedrag van € 6.922,85 afgeboekt van de betaalrekening van [eiser] bij de Rabobank.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na vermeerdering van eis – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
1. [gedaagde] c.s. de executie te verbieden van de bij vonnis van 25 juni 2010 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem met rolnummer 200128 / KG ZA 10-305 onder 5.4 opgelegde dwangsommen, op straffe van hoofdelijke verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel
dat [gedaagde] c.s. niet aan deze verplichting voldoen;
2. [gedaagde] c.s. te gebieden alle door hen ter zake van de sub 1 genoemde dwangsommen gelegde beslagen op te heffen, op straffe van hoofdelijke verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] c.s. niet aan deze verplichting voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
3. [gedaagde] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen [eiser] reeds op basis van het vonnis van 25 juni 2010 aan [gedaagde] c.s. heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door [eiser] tot aan de dag der algehele voldoening door van Tetrode c.s.;
Subsidiair
Voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, de zaak te verwijzen naar de rechtbank met bepaling van de dag waarop zij op de rol moet komen, en de executie te schorsen totdat bij vonnis of arrest in kracht van gewijsde op het geschil zal zijn beslist;
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij heeft voldaan aan de veroordeling tot (terug)snoeien van de haag, zoals dat hem is opgelegd bij arrest van 4 mei 2010. [eiser] stelt dat de haag dusdanig ‘verticaal’ en ‘horizontaal’ is teruggesnoeid dat enerzijds het hek aan de [adres] voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden ver genoeg geopend kan worden en dat er anderzijds vanaf de bestuurdersplaats in een auto
goed zicht is op het van links naderende verkeer op de dijk. Daarbij stelt [eiser] dat wanneer het bevel tot terugsnoeien niet volledig is opgevolgd, dit slechts in geringe mate het geval zal zijn zodat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook dan geen dwangsommen kunnen zijn verbeurd.
3.3. [gedaagde] c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De beantwoording van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, dient plaats te vinden door een toetsing van de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Geringe afwijkingen van de letterlijke tekst van de veroordeling behoeven, indien getoetst aan de veroordeling zoals naar haar strekking opgevat, geen grond op te leveren voor het oordeel dat dwangsommen zijn verbeurd. Voorts heeft te gelden dat in een executiegeschil waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming niet of onvoldoende is nageleefd, de rechter niet tot taak heeft om de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen.
4.2. Uit rov. 2.18 en 2.19 in het arrest van 4 mei 2010 volgt dat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden door [gedaagde] c.s. het hek aan de [adres] volledig geopend moet kunnen worden. [eiser] heeft foto’s in het geding gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat de haag, hetgeen ook niet in geschil is, dusdanig ‘verticaal’ is teruggesnoeid, dat er als het ware – van bovenaf gezien – een ‘hap’ uit de haag is genomen in de vorm van een driehoek met één schuine zijde, waardoor het hek ter hoogte van de post waaraan het hek is bevestigd, in geopende toestand ‘diep wegvalt’ in de haag en de rest van het hek
– als gevolg van de ‘schuine zijde van de driehoek’ – geleidelijk minder ‘diep wegvalt’ in de haag en het andere uiteinde van het hek, waar zich de klink bevindt, in geopende toestand van het hek, niet ‘wegvalt’ in de haag, maar zich er vóór bevindt. Als gevolg van deze wijze van terugsnoeien, kan het hek dus niet onder een hoek van 90 graden worden geopend.
Dat laatste is ook niet in geschil. Voorshands kan daarom, ook zonder ter plaatse gekeken te hebben, worden geoordeeld dat het hek niet volledig geopend kan worden, hetgeen, anders dan [eiser] stelt, niet in overeenstemming is met de veroordeling in het arrest van 4 mei 2010. Uit de weergegeven overwegingen van het Hof volgt immers dat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden het hek volledig geopend moet kunnen worden en dat houdt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dat het hek onder een hoek van 90 graden open moet kunnen blijven staan.
4.3. De stelling van [eiser], die door [gedaagde] c.s. wordt betwist, dat er slechts sprake is van een afwijking van een paar graden, wordt verworpen. Ook zonder ter plaatse te kijken, kan op basis van de overgelegde foto’s voorshands geoordeeld worden dat de afwijking beduidend meer is dan een paar graden en dus dat er geen sprake is van een geringe afwijking die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het verbeuren van dwangsommen niet rechtvaardigt. Daarbij moet bedacht worden dat het Hof juist om executiegeschillen te voorkomen heeft bepaald dat het hek volledig open moet kunnen. [eiser] had dan ook moeten begrijpen dat het snoeien van een ‘schuine lijn’ zoals hij heeft gedaan niet in overeenstemming is met het arrest van 4 mei 2010 nu juist die manier van snoeien tot executiegeschillen zou leiden omdat het hek als gevolg van de ‘schuine lijn’ sowieso niet onder een hoek van 90 graden, en dus volledig, geopend kan worden.
4.4. Nu reeds het vorenstaande in dit kort geding tot de conclusie leidt dat [eiser] dwangsommen heeft verbeurd en daarom geen van zijn vorderingen in dit kort geding toegewezen kan worden, behoeven de overige stellingen van partijen geen verdere beoordeling.
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- vast recht € 255,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.071,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op € 1.071,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 20 december 2010.