ECLI:NL:RBARN:2010:BP0971

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
206467
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in kredietovereenkomst en borgtocht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij de gedaagde in de hoofdzaak verzoekt om onbevoegdverklaring van de rechtbank. De gedaagde stelt dat in de kredietovereenkomst en de overeenkomst van borgtocht de rechter te Alkmaar is aangewezen als bevoegde rechter voor geschillen. De rechtbank heeft op 22 december 2008 een kredietovereenkomst gesloten tussen DSB Bank N.V. en [X] Onroerend Goed B.V., waarbij de gedaagde zich als borg heeft verbonden. De curatoren van DSB Bank vorderen in de hoofdzaak betaling van een bedrag van € 21.174,23 van de gedaagde, omdat [X] haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet is nagekomen. De rechtbank overweegt dat er sprake is van een forumkeuze, en dat de rechter te Alkmaar bij uitsluiting bevoegd is, zoals bepaald in artikel 108 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en verwijst de zaak naar de rechtbank Alkmaar. De curatoren worden veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van de gedaagde worden begroot op € 579,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. O. Nijhuis.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 206467 / HA ZA 10-1974
Vonnis in incident van 22 december 2010
in de zaak van
[eisers],
beiden in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van de naamloze vennootschap DSB Bank N.V, gevestigd te Wognum, gemeente Medemblik,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. G.J. Houweling te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. I. van Bekkum te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [curatoren] q.q. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten in het incident
2.1. Op 22 december 2008 heeft DSB Bank N.V. een overeenkomst van geldlening gesloten met [X] Onroerend Goed B.V. (hierna: [X]) ter financiering van de aankoop door [X] van het perceel [adres] te [woonplaats] (hierna: de kredietovereenkomst). Op dezelfde datum is [gedaagde] met DSB Bank N.V. overeengekomen dat hij zich voor [X] als borg en hoofdelijk medeschuldenaar verbindt tot meerdere zekerheid van betaling van al hetgeen [X] te eniger tijd aan DSB Bank N.V. verschuldigd mocht zijn of worden uit hoofde van de voormelde kredietovereenkomst, met dien verstande dat deze borgtocht zich beperkt tot een bedrag van € 360.000,-- (hierna: de overeenkomst van borgtocht).
2.2. In artikel 14 van de kredietovereenkomst is bepaald dat alle geschillen die naar aanleiding van deze overeenkomst mochten ontstaan, bij uitsluiting zullen worden voorgelegd aan de rechtbank te Alkmaar. In bepaling 9 van de op de overeenkomst van borgtocht van toepassing zijnde voorwaarden staat dat de rechtbank Alkmaar bevoegd is van alle geschillen met betrekking tot deze overeenkomst kennis te nemen.
3. Het geschil in het incident
3.1. In de hoofdzaak vorderen [curatoren] q.q. dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van, onder meer, een bedrag van € 21.174,23, te vermeerderen met een rente van 5,5% per jaar over € 19.984,23 vanaf 1 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. Zij leggen daaraan ten grondslag dat [X] haar verplichtingen uit de overeenkomst van kredietverlening niet volledig is nagekomen. Zij spreken hiervoor [gedaagde] als borg aan, nu [X] heeft geweigerd of nagelaten te betalen.
3.2. [gedaagde] vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart omdat partijen in de kredietovereenkomst en in de overeenkomst van borgtocht de rechter te Alkmaar hebben aangewezen om kennis te nemen van daaruit voortvloeiende geschillen. Ingevolge artikel 108 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) is die rechter immers bij uitsluiting bevoegd. [gedaagde] vordert naast veroordeling van [curatoren] q.q. ook veroordeling van hun advocaat in de proceskosten van dit incident. Hieraan legt hij ten grondslag dat deze advocaat er, na te zijn gewezen op het forumkeuzebeding, zonder rechtvaardiging toch voor heeft gekozen om deze zaak bij de rechtbank Arnhem aanhangig te maken. Daardoor is [gedaagde] onnodig op kosten gejaagd en benadeeld, terwijl de advocaat van [curatoren] q.q. wist dat de vordering van [gedaagde] op [curatoren] q.q. tot betaling van de proceskosten niet, althans niet binnen afzienbare tijd kan worden voldaan.
3.3. [curatoren] q.q. voeren verweer. Zij stellen zich op het standpunt dat de rechtbank Arnhem op grond van artikel 101 Rv. bevoegd is om van de vordering tegen [gedaagde] kennis te nemen, omdat de overeenkomst van borgtocht is gesloten met [gedaagde] die niet handelde in de uitvoering van een beroep of bedrijf en die woonachtig is te [woonplaats].
4. De beoordeling in het incident
4.1. Ten aanzien van de bevoegdheid wordt het volgende overwogen. Er is sprake van een forumkeuze, zowel in de kredietovereenkomst als in de overeenkomst van borgtocht. Partijen hebben de rechter te Alkmaar aangewezen als relatief bevoegde rechter. In artikel 108 lid 1 Rv. is bepaald dat die rechter dan bij uitsluiting bevoegd is. [gedaagde] heeft tijdig, namelijk vóór alle weren ten gronde, een beroep gedaan op de relatieve onbevoegdheid van de rechter te Arnhem.
4.2. De rechtbank volgt het verweer van [curatoren] q.q. niet. Artikel 101 Rv., krachtens welk artikel een forumkeuzebeding behoudens uitzonderingen geen gevolg heeft, heeft enkel betrekking op consumentenzaken, waarbij aangesloten moet worden bij de definitie van consumentenkoop in artikel 7:5 BW. Er is in dit geval echter geen sprake van een consumentenkoop, zodat artikel 101 Rv. niet van toepassing is op dit geschil.
4.3. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank zich onbevoegd om van de vordering van [curatoren] q.q. op [gedaagde] kennis te nemen. Het beroep op onbevoegdheid slaagt dus.
4.4. [curatoren] q.q. zullen als de in dit incident in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident. Voor veroordeling van hun advocaat in de proceskosten bestaat geen wettelijke grondslag. De kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 579,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt, tarief III).
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1. Hetgeen bij de beoordeling in het incident is overwogen, brengt mee dat de rechtbank de zaak in de stand waarin zij zich bevindt ingevolge artikel 110 lid 2 Rv. zal verwijzen naar de rechtbank Alkmaar. Het bepaalde in artikel 74 lid 1 en lid 3, eerste volzin, is van toepassing.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2. veroordeelt [curatoren] q.q. in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 579,00,
in de hoofdzaak
6.3. verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Alkmaar, sector civiel.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010.
Coll. ES