ECLI:NL:RBARN:2010:BP1802

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207229
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Staking executie vonnis en verbeurdverklaring van dwangsommen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem diende, was de kernvraag of eiser dwangsommen had verbeurd op basis van een eerder vonnis van 7 september 2010. Eiser had de opdracht gekregen om binnen tien dagen na betekening van dat vonnis medewerking te verlenen aan de doorhaling van een akte uit het kadaster. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet tijdig had voldaan aan deze verplichting, omdat hij pas op 27 september 2010 een onherroepelijke volmacht had ondertekend en afgegeven aan de notaris. Eiser had weliswaar een afspraak gemaakt met de notaris, maar deze was pas op 20 september 2010, wat te laat was om aan de termijn van het vonnis te voldoen.

De rechter benadrukte dat eiser verantwoordelijk was voor het tijdig verlenen van de benodigde medewerking en dat hij niet kon afschuiven op de notaris. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij de notaris tijdig had geïnstrueerd om de doorhaling te regelen. Hierdoor werd aangenomen dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig voldoen aan de veroordeling. De vorderingen van eiser om de executie van het vonnis van 7 september 2010 te staken, werden afgewezen.

De rechter veroordeelde eiser tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Stichting, die op € 1.376,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 23 december 2010 door mr. S.H. Bokx-Boom, in aanwezigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 207229 / KG ZA 10-691
Vonnis in kort geding van 23 december 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F. Kolkman te Wierden,
tegen
de stichting
STICHTING HISTORISCH WOONMUSEUM DON QUICHOTTE,
gevestigd te Drunen, gemeente Heusden,
gedaagde,
advocaat mr. M.P.M. Meuwese te Waalwijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 16 november 2010
- de voortgezette mondelinge behandeling op 9 december 2010
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota’s van de Stichting.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De voorzieningenrechter heeft op 7 september 2010 tussen partijen vonnis gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 203459 / KG ZA 10-487. In dat vonnis staat onder meer:
‘4.8. De conclusie is (…) dat de cessie waar [eiser] zich op beroept nimmer heeft plaatsgehad. Immers de notariële akte van 15 september 2009 was niet bestemd tot levering van een vordering en van de onderhandse akte van 28 augustus 2007, die dat wel was, is nimmer mededeling gedaan aan de Stichting. Door het faillissement van FCI kan de levering bij akte van 28 augustus 2007 ook niet meer worden voltooid, ook niet door de curatoren, en gesteld noch gebleken is dat die zelf alle voor een geldige levering van de vordering vereiste handelingen zullen gaan verrichten, nog daargelaten of de vordering inmiddels door verrekening met de boete van € 3.000.000,00 niet teniet is gegaan. [eiser] heeft dan ook geen enkel rechtens te respecteren belang bij instandhouding van de inschrijving van de notariële akte van 15 september 2009 en de daaraan gehechte onderhandse akte
van 28 augustus 2007. Om die reden is hij dan ook gehouden tot het verlenen van medewerking aan doorhaling dan wel uitschrijving van die akte voor zover die akte betrekking heeft op hem en baat het hem niet dat, zoals hij als verweer aanvoert, de Stichting niet (mede) Ittaos en Pelikaan Expresse heeft gedagvaard.
4.9. De vordering tot doorhaling dan wel uitschrijving van de akte van 15 september 2009 zal dan ook toegewezen worden. Daarbij zal de dwangsom worden beperkt als volgt.
(…)
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [eiser] tot onherroepelijke medewerking aan de doorhaling, dan wel uitschrijving uit het kadaster en de openbare registers van de akte d.d. 15 september 2009, houdende constatering cessie, voor zover het de cessie aan [eiser] betreft, en wel binnen tien dagen na betekening van dit vonnis,
5.2. veroordeelt [eiser] om aan de Stichting een dwangsom te betalen van
€ 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
(…)
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,’
2.2. Het vonnis van 7 september 2010 is op 9 september 2010 betekend aan [eiser].
In verband daarmee heeft [eiser] op 10 september 2010 telefonisch een afspraak gemaakt met notaris mr. Kroek te Steenwijk (de notaris) voor een bespreking op 17 september 2010. Die afspraak is vervolgens verzet naar 20 september 2010. Naar aanleiding van de
op 20 september 2010 gehouden bespreking heeft de notaris op 24 september 2010 een onherroepelijke volmacht voor doorhaling toegezonden aan [eiser] en aan Pensioenfonds Ittaos B.V. (Ittaos). [eiser] heeft de aan hem toegezonden volmacht op 27 september 2010 ondertekend en afgegeven op het kantoor van de notaris. In de volmacht staat onder andere:
‘[eiser] (…) ten deze handelende:
1. voor zich in privé;
2. (…) als alleen en zelfstandig bevoegd directeur van (…) Pelikaan Expresse B.V. (…)’
2.3. Bij exploot van 11 oktober 2010 heeft de Stichting [eiser] aangezegd dat hij niet heeft voldaan aan het vonnis van 7 september 2010, hem daarbij gesommeerd tot betaling van dwangsommen en dat wanneer niet binnen twee dagen wordt betaald, het vonnis dan ten uitvoer zal worden gelegd.
2.4. Op 21 oktober 2010 heeft de notaris de volmacht van Ittaos ondertekend terugontvangen en op diezelfde dag een verklaring van waardeloosheid aangaande de akte van 15 september 2009 opgemaakt en ingediend bij het Kadaster. Daar is de akte van waardeloosheid op 22 oktober 2010 ingeschreven.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de Stichting in de proceskosten, primair de Stichting te veroordelen zich te onthouden van iedere vorm van executie van het vonnis van 7 september 2010, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, en subsidiair de bij vonnis van 7 september 2010 opgelegde dwangsom op te heffen in verband met de (tijdelijke) onmogelijkheid van [eiser] om aan de veroordeling te voldoen.
3.2. [eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag dat hij uitvoering heeft gegeven aan de veroordeling in het vonnis van 7 september 2010. Hij voert daarvoor aan dat hij vrijwel meteen na betekening van het vonnis van 7 september 2010 bij de notaris een afspraak heeft gemaakt voor doorhaling van de akte van 15 september 2009. Dat de notaris – uiteindelijk –pas op 20 september 2010 tijd had voor een bespreking en vervolgens voor de doorhaling ook een volmacht wilde van Pelikaan Expresse, waarvan [eiser] bestuurder is, en van Ittaos, waarvan [eiser] geen bestuurder is, welke beide vennootschappen ook partij waren bij de voornoemde akte van 15 september 2009, kan volgen [eiser] hem niet worden aangerekend omdat hij niet verantwoordelijk is voor gedragingen van de notaris.
3.3. De Stichting voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De kernvraag is of [eiser] uit hoofde van het vonnis van 7 september 2010 dwangsommen heeft verbeurd. Beantwoording van die vraag dient plaats te vinden door een toetsing van de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld.
Geringe afwijkingen van de letterlijke tekst van de veroordeling behoeven, indien getoetst aan de veroordeling zoals naar haar strekking opgevat, geen grond op te leveren voor het oordeel dat dwangsommen zijn verbeurd. Voorts heeft te gelden dat in een executiegeschil waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming niet of onvoldoende is nageleefd, de rechter niet tot taak heeft om de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen.
4.2. [eiser] is bij vonnis van 7 september 2010 veroordeeld ‘tot onherroepelijke medewerking aan de doorhaling, dan wel uitschrijving uit het kadaster en de openbare registers van de akte d.d. 15 september 2009, houdende constatering cessie, voor zover het de cessie aan [eiser] betreft, en wel binnen tien dagen na betekening van dit vonnis’.
Het gaat dus om het verlenen van onherroepelijke medewerking aan de doorhaling, binnen tien dagen na betekening van het vonnis van 7 september 2009. Daarvoor is meer nodig dan het tijdig maken van een afspraak met de notaris. [eiser] had binnen tien dagen na betekening van het vonnis op 9 september 2010 zelf de akte van doorhaling moeten ondertekenen of in dat verband een onherroepelijke volmacht moeten afgeven.
Vastgesteld kan worden dat dit niet is gebeurd, nu [eiser] pas op 27 september 2010 de onherroepelijke volmacht tot doorhaling heeft ondertekend en afgegeven op het notariskantoor.
4.3. Op zichzelf is juist dat [eiser] niet verantwoordelijk is voor gedragingen van de notaris, maar [eiser] heeft niet de stelling van de Stichting weersproken dat hij de notaris geen opdracht heeft gegeven om er voor te zorgen dat tijdig voldaan zou worden aan de veroordeling zoals die is opgenomen in het vonnis van 7 september 2010. Aldus moet worden aangenomen dat hij de notaris niet heeft geïnstrueerd dat de akte van 15 september 2009 slechts voor wat hem zelf betreft doorgehaald moest worden en dat hij daaraan binnen tien dagen na betekening van het vonnis op 9 september 2010 zijn onherroepelijke medewerking moest verlenen. [eiser] heeft het daarom aan zichzelf te wijten dat de notaris geen kwaad zag in het verzetten van de afspraak naar 20 september 2010 en ook dat de notaris het nodig vond dat Ittaos en Pelikaan Expresse bij de doorhaling betrokken werden. Maar ook als [eiser] de notaris wel goed heeft geïnstrueerd, kan hij zich er niet achter verschuilen dat de notaris niet eerder tijd had dan op 20 september 2010 en dat de notaris ook van Pelikaan Expresse en Ittaos een volmacht tot doorhaling wilde hebben. [eiser] had in dat geval een andere notaris moeten inschakelen en in het uiterste geval een procedure moeten beginnen over de onmogelijkheid om aan het vonnis te voldoen. Daarbij is het argument dat de doorhaling niet kan geschieden zonder medewerking van Pelikaan Expresse en Ittaos ook al aan de orde geweest in de zaak die heeft geleid tot het vonnis
van 7 september 2010, zoals uit dat vonnis volgt, en is [eiser] van dat vonnis niet in hoger beroep gekomen.
4.4. De conclusie is dan ook dat de primaire noch de subsidiaire vorderingen voor toewijzing gereed liggen en dus afgewezen zullen worden
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op:
- vast recht € 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.376,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op € 1.376,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 23 december 2010.