ECLI:NL:RBARN:2010:BP2129

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
197171
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptieverzoek door voormalige levensgezel van de moeder

In deze zaak verzoekt de voormalige levensgezel van de moeder om de adoptie van de minderjarigen uit te spreken. Tevens vraagt zij om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarigen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel niet voldaan is aan het samenlevingsvereiste van artikel 1:227 lid 2 BW, de bijzondere omstandigheden van het geval rechtvaardigen dat hieraan voorbij wordt gegaan in het belang van de minderjarigen. De rechtbank wijst het verzoek tot adoptie toe, maar wijst het verzoek om gezamenlijk gezag af. Na de onherroepelijkheid van de beschikking kunnen verzoekster en de moeder gezamenlijk het gezag laten aantekenen in het gezagregister.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoekster heeft een affectieve relatie gehad met de moeder en zij hebben van 1992 tot 2003 samengewoond. Uit deze relatie zijn twee minderjarigen geboren, die door verzoekster en de moeder in een co-ouderschapsregeling worden verzorgd. De rechtbank overweegt dat de adoptie in het belang van de minderjarigen is, omdat zij door verzoekster als moeder worden ervaren en de minderjarigen schriftelijk hebben aangegeven dat zij willen worden geadopteerd. De rechtbank concludeert dat de minderjarigen niets meer van hun biologische vader te verwachten hebben, wat de adoptie verder ondersteunt. De beslissing van de rechtbank is om de adoptie van de minderjarigen door verzoekster uit te spreken, terwijl het verzoek om gezamenlijk gezag wordt afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [zaaknummer]
Datum uitspraak: 3 september 2010
beschikking adoptie
naar aanleiding van het verzoek van
[naam verzoekster] (nader te noemen: de verzoekster),
wonende te [woonp[geboorteplaats],
advocaat mr. J.J.F.A. Ligthart te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 22 februari 2010;
- een brief, met bijlagen, van 24 maart 2010 van mr. J.J.F.A. Ligthart, ingekomen ter griffie
op 25 maart 2010.
Op verzoek van verzoekster heeft geen mondelinge behandeling plaats gevonden. De
belanghebbenden hebben hiermee ingestemd.
De nader te noemen minderjarigen hebben op 21 juli 2010 hun mening over het verzoek
schriftelijk aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
De feiten
Verzoekster is geboren op [geboortedatum] te [woonplaats]. Zij heeft een affectieve relatie gehad met [naam moeder] (nader te noemen: de moeder). Verzoekster en de moeder hebben van 6 april 1992 tot 15 december 2003 samengewoond.
Bij de moeder is tweemaal een zwangerschap tot stand gekomen door middel van zaad van een bekende donor: [naam donor], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Ten gevolge van de inseminaties zijn uit de moeder geboren de minderjarigen:
- [naam minderjarige1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
- [naam minderjarige2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige. De minderjarigen worden door verzoekster en de moeder in een co-ouderschapsregeling verzorgd, waarbij de minderjarigen de ene week bij de moeder verblijven en de andere week bij verzoekster. De afspraken tussen verzoekster en de moeder zijn opgenomen in een door partijen ondertekend ouderschapsplan van 18 februari 2010.
Uit de schriftelijke verklaring van 18 februari 2010 blijkt onder meer dat de moeder in stemt met het verzoek.
De zaaddonor heeft op 22 januari 2010 onder meer schriftelijk verklaard dat hij de biologische vader van de minderjarigen is en dat hij als zodanig belanghebbende is in de adoptieprocedure. Hij stemt in met het verzoek.
Het verzoek
Verzoekster verzoekt de rechtbank de adoptie uit te spreken van de minderjarigen door haar. Daarnaast verzoekt zij te verklaren dat zij gezamenlijk met de moeder zal zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
De beoordeling
Adoptie geschiedt ingevolge artikel 1:227 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (nader te noemen: BW) door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Artikel 1:227 lid 2 BW bepaalt vervolgens dat het verzoek door de adoptant die levensgezel van de ouder is slechts kan worden gedaan indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
In de onderhavige zaak wordt niet aan het samenlevingsvereiste van artikel 1:227 lid 2 BW voldaan. Verzoekster heeft weliswaar ruim elf jaar met de moeder samengeleefd, maar deze samenleving is sinds ruim zes jaren verbroken. Alhoewel de samenleving tussen partijen is geëindigd en verzoekster daardoor niet langer levensgezel van de moeder is, is de rechtbank gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval van oordeel dat aan dit vereiste in deze zaak in het belang van de minderjarigen voorbij dient te worden gegaan. Verzoekster en de moeder hebben na het verbreken van hun relatie in gelijke mate bijgedragen aan de feitelijke zorg voor de kinderen, doordat de kinderen afwisselend een week bij de moeder en verzoekster verblijven. Dit zal, naar wordt gesteld en kan worden afgeleid uit het ouderschapsplan van 18 januari 2010, ook voor de toekomst zo blijven. De voor een kind van belang zijnde bestendigheid van een opvoedingssituatie is derhalve aanwezig.
Het verzoek tot adoptie kan blijkens artikel 1:227 lid 3 BW alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
De rechtbank overweegt dat aan de vereisten van artikel 1:227 lid 3 BW juncto artikel 1:228 BW is voldaan.
Alhoewel verzoekster en de moeder gescheiden leven, wordt de adoptie in het belang van de minderjarigen geacht. De rechtbank acht het in hun belang dat een gelijke familierechtelijke betrekking tussen verzoekster en de minderjarigen ontstaat als tussen de moeder en de minderjarigen, omdat zij door hen beiden evenveel zijn verzorgd vanaf hun geboorte tot heden en verzoekster door hen ook als moeder wordt ervaren. Daarnaast hebben de minderjarigen schriftelijk aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij willen worden geadopteerd door verzoekster.
Gezien de schriftelijke verklaring van de zaaddonor van 22 januari 2010 is naar het oordeel van de rechtbank voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat de minderjarigen niets meer van hem in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben.
Nu ondanks het ontbreken van een huwelijk, geregistreerd partnerschap en actuele relatie als levensgezel tussen verzoekster en de moeder naar analogie wordt geoordeeld alsof sprake is van een verzoek tot adoptie van de partner van een ouder, blijft door de eenouderadoptie de familierechtelijke betrekking bestaan tussen de minderjarigen en hun moeder.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot adoptie van de minderjarigen door verzoekster toewijzen.
De rechtbank zal het verzoek van verzoekster om haar gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarigen te belasten, afwijzen. Verzoekster en de moeder kunnen nadat deze beschikking onherroepelijk is geworden gezamenlijk op grond van artikel 1:252 BW het gezag laten aantekenen in het gezagregister van deze rechtbank.
De beslissing
De rechtbank
1. spreekt uit de adoptie van de minderjarigen:
- [naam minderjarige1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
- [naam minderjarige2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
door [naam verzoekster], geboren op [geboortedatum] te [woonplaats], wonende te [adres].
2. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Moons als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2010.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.
3