zaaknummer / rolnummer: 201323 / HA ZA 10-1096
Vonnis van 29 december 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRORAIL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procesadvocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
advocaat mr. J.J. Hoekstra te Breda,
1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
2. de commanditaire vennootschap
LANDBOUWBEDRIJF [gedaagde] C.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. C.R. van Breevoort te Arnhem.
Partijen zullen hierna Prorail en [gedaagde] en [gedaagde] C.V. worden genoemd. [gedaagde] en [gedaagde] C.V. zullen gezamenlijk [gedaagde] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 september 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 14 december 2010
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Als gevolg van de aanleg van de Betuweroute werd een aantal door [gedaagde] C.V. gepachte percelen doorsneden, waardoor [gedaagde] C.V. 04.12.67 ha pachtgrond verloor. Ter compensatie daarvan heeft NS Railinfrabeheer B.V., de rechtsvoorganger van Prorail, medio 2002 enkele percelen cultuurgrond met een gezamenlijk grootte van 05.48.00 ha voor f. 548.000,--, thans € 248.671,55, aan [gedaagde] C.V. verkocht en schade, inclusief financieringsschade, van € 276.710,29 aan [gedaagde] C.V. betaald.
2.2. De cultuurgrond is aan [gedaagde] C.V. geleverd bij akte van ‘toedeling met levering kavelruil Overbetuwe-Oost’ van 7 mei 2002. De akte vermeldt onder meer dat verrekeningen hebben plaatsgevonden en dat de partijen elkaar over en weer volledige kwijting geven.
2.3. Vorenbedoelde verrekening is achterwege gebleven. [gedaagde] c.s. hebben de koopsom van de cultuurgrond onbetaald gelaten.
2.4. Met brief van 2 februari 2005 heeft Prorail [gedaagde] C.V. verzocht de koopsom te voldoen en met brief van 10 maart 2005 heeft Prorail de invordering van de koopsom aangekondigd en de wettelijke rente aangezegd.
2.5. Met brief van 24 augustus 2005 heeft [gedaagde] C.V. een schikkingsvoorstel aan Prorail gedaan. Prorail heeft het schikkingsaanbod niet tijdig aanvaard.
2.6. Prorail heeft na daartoe verkregen verlof op 27 mei 2010 ten laste van [gedaagde] c.s. beslag doen leggen op de aan de vennootschap geleverde percelen cultuurgrond. Het verzoekschrift en het proces-verbaal van beslag zijn op 1 juni 2010 aan [gedaagde] c.s. betekend.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Prorail vordert samengevat – de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] c.s. tot betaling van € 252.171,55, vermeerderd met rente en kosten.
Prorail legt aan haar vordering ten grondslag primair dat zij [gedaagde] c.s. € 248.671,55 onverschuldigd heeft betaald en subsidiair dat [gedaagde] c.s. in gebreke zijn gebleven met betaling van de in 2002 geleverde cultuurgrond. Daarnaast maakt Prorail aanspraak op
€ 3.500,-- wegens buitengerechtelijke incassokosten.
3.2. [gedaagde] c.s. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [gedaagde] c.s. vordert samengevat – opheffing van het door Prorail gelegde conservatoir beslag, met haar veroordeling in de proceskosten.
3.5. Prorail voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in conventie
4.1. Bij het legen van het conservatoir beslag zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen.
4.2. In de eigen lezing van [gedaagde] c.s. hebben zij de overeengekomen koopprijs niet betaald. Hoe het komt dat de koopprijs niet in de afrekening is betrokken is voor hen een raadsel. Wat van dit laatste ook zij, vaststaat in ieder geval dat [gedaagde] c.s. de koopovereenkomst niet is nagekomen door betaling achterwege te laten. Dat heeft aanleiding de juistheid van de primaire gronden van de vordering van Prorail achterwege te laten en het geschil te beoordelen aan de hand van de subsidiair gestelde niet-betaling van de grond. Daarmee kan het beroep op verjaring van de vordering op grond van onverschuldigde betaling onbesproken blijven.
4.3. [gedaagde] c.s. voeren aan dat zij zijn verlost van hun verplichting tot betaling van de koopprijs van de cultuurgrond omdat Prorail geen nakoming van een verplichting kan verlangen ten aanzien waarvan zij bij notariële akte volledige kwijting heeft verleend. [gedaagde] c.s. beroepen zich op de dwingende bewijskracht van die akte.
4.4. Na vaststaat dat [gedaagde] C.V. de koopprijs niet heeft voldaan, omdat de in de transportakte vermelde verrekening niet heeft plaatsgevonden, wijkt de in de akte vermelde situatie af van de bedoeling van de partijen om de koopprijs te betalen door deze met de schadevergoeding te verrekenen, zodat Prorail per saldo (€ 276.710,29 -/- € 248.671,55 =)
€ 28.038,74 aan [gedaagde] C.V. zou betalen. De rechtbank begrijpt de stellingen van Prorail aldus dat [gedaagde] c.s. door zich te beroepen op de in de transportakte vermelde kwijting, misbruik maakt van die bevoegdheid. De rechtbank is het eens met Prorail. [gedaagde] C.V. is als partij bij de onderliggende overeenkomst aan de werkelijke bedoeling van de partijen gebonden. Er is sprake van onevenredigheid tussen het belang van [gedaagde] c.s. met de uitoefening van die bevoegdheid en het belang van Prorail, zodat zij daartoe in redelijkheid niet hebben kunnen komen, althans dat [gedaagde] c.s. deze bevoegdheid gebruiken voor een ander doel (het niet hoeven te betalen voor de cultuurgrond) dan de partijen hadden bedoeld (vergelijk: HR 22 oktober 2010, RvdW 2010, 1264). De gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.5. Uit het doen van het schikkingsvoorstel van 24 augustus 2005 door [gedaagde] C.V. heeft Prorail mogen afleiden dat [gedaagde] C.V. in de nakoming van de verbintenis tot betaling van de koopsom tekort zou schieten, waardoor zij in elke geval toen in verzuim zijn komen te verkeren, bij gebreke van een andere ingebrekestelling. De wettelijke rente is over de hoofdsom daarom vanaf 24 augustus 2005 verschuldigd.
4.6. De raadsman van Prorail heeft drie brieven geschreven ter verkrijging van voldoening buiten rechte. De daarvoor gevorderde kosten zijn niet toewijsbaar, nu voor de gestelde werkzaamheden de vergoeding in een proceskostenveroordeling kan worden gevonden.
4.7. Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zullen [gedaagde] c.s. in de proceskosten en in die van het beslag worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Prorail worden begroot op:
- beslagkosten € 313,47
- dagvaarding € 71,93
- vast recht € 4.848,00
- salaris advocaat € 6.000,00 (3,0 puntenen × tarief VI € 2.000,00)
totaal € 11.233,40.
in reconventie
4.8. Gelet op het in conventie overwogene heeft Prorail het beslag terecht gelegd. De vordering tot opheffing daarvan zal daarom worden afgewezen.
4.9. Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [gedaagde] c.s. in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Prorail worden begroot op € 452,-- (1 punt x tarief II) voor salaris advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om € 252.171,55 aan Prorail te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 248.671,55 vanaf 24 augustus 2005 tot de dag van betaling,
veroordeelt [gedaagde] c.s. in de proceskosten aan de zijde van Prorail tot heden bepaald op
€ 11.233,40,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af,
veroordeelt [gedaagde] c.s. in de proceskosten aan de zijde van Prorail tot heden bepaald op
€ 452,--,
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A Walda en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2010.