registratienummer: AWB 09/4472
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 16 december 2010.
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen,
het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 29 september 2009.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit van 29 september 2009 heeft verweerder het Natuurbeheerplan provincie Gelderland (verder: natuurbeheerplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 19 november 2010. Eiser noch zijn gemachtigde zijn - zoals tevoren bericht - verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. B.M.R.D. Menting en ir. J.D. van Kuijk, beiden werkzaam bij de provincie Gelderland.
3.1 Het besluit tot vaststelling van het natuurbeheerplan is gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid, van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009 (verder: SNLG 2009), waarin is bepaald dat gedeputeerde staten een natuurbeheerplan vaststellen.
Het natuurbeheerplan maakt samen met de SNLG 2009 onderdeel uit van het nieuwe subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer. In het natuurbeheerplan heeft verweerder
gebieden begrensd waar subsidiëring van beheer van agrarische natuur en landschapselementen kan plaatsvinden. Het natuurbeheerplan geeft ook aan waar functieverandering en –inrichting (kwaliteitsimpuls) voor natuur en landschap mogelijk zijn.
3.2 Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb.
Verweerder heeft het ontwerp natuurbeheerplan van 2 juni 2009 tot en met 13 juli 2009 ter inzage gelegd, de daarop betrekking hebbende zienswijzen besproken in de inspraaknota en het natuurbeheerplan vastgesteld.
3.3 Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij heeft aangegeven dat in de inspraaknota geen melding is gemaakt van zijn inspraakreactie en dat verweerder bij de vaststelling van het natuurbeheerplan ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn zienswijze.
Eiser heeft in dit verband gewezen op de brief van 12 februari 2009, waarin hij een zienswijze naar voren heeft gebracht met betrekking tot het Natura 2000 beheerplan Korenburgerveen en op de brief van 26 juni 2009.
De brief van 26 juni 2009 luidt als volgt:
“Onderget. [Eiser] [adres] heeft op 12-2-2009 een zienswijze naar U toegestuurd t.a.v. dhr. R. Wolf. Deze zienswijze wil onderget. handhaven. U wilt mijn eigendom toevoegen aan de natuur. Hiermee kan ik mij absoluut niet verenigen!! Of ik een nieuwe aanvraag voor subsidie doe moet ik nog overwegen!! “
3.4 Verweerder heeft in het verweerschrift naar aanleiding van het beroep gesteld dat de zienswijze van eiser inderdaad niet is opgenomen in de inspraaknota en dat het vervelend is dat hij de zienswijze van eiser over het hoofd heeft gezien.
3.5 Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb is een belanghebbende, aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze, als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht, niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep.
3.6 De rechtbank stelt voorop dat verweerders standpunt in beroep, dat sprake is van een zienswijze over het ontwerp natuurbeheerplan, niet met zich brengt dat de rechtbank hiervan uit dient te gaan. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het bij de rechtbank ingestelde beroep ambtshalve te onderzoeken.
3.7 De rechtbank is van oordeel dat de brief van eiser van 26 juni 2009, gelet op de tekst van deze brief en gezien de verwijzing naar de in de brief van 12 februari 2009 vervatte zienswijze, die onmiskenbaar betrekking heeft op een ander plan, niet kan worden aangemerkt als een zienswijze over het onderhavige natuurbeheerplan. De omstandigheid dat de brief van 26 juni 2009 binnen de zienswijzetermijn naar verweerder is verzonden maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Het is de rechtbank niet gebleken dat het niet naar voren brengen van een zienswijze eiser redelijkerwijs niet kan worden verweten. Eiser is wel in staat gebleken een zienswijze in te dienen over het Natura 2000 beheerplan.
Hieruit volgt dat eiser geen zienswijze naar voren heeft gebracht, als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb, en dat het door hem ingestelde beroep niet-ontvankelijk is.
3.8 De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzitter, en mr. G.H.W. Bodt en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 16 december 2010.