ECLI:NL:RBARN:2010:BR4708
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning voorschot op WW-uitkering na onterecht ontslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar en een belanghebbende die een WW-uitkering had aangevraagd. De belanghebbende was per 13 februari 2008 ontslagen, maar de rechtbank had eerder geoordeeld dat dit ontslag onterecht was, omdat er geen sprake was van plichtsverzuim. Hierdoor was de aanstelling van de belanghebbende niet geëindigd en kon hij niet als verwijtbaar werkloos worden aangemerkt.
De verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), had aanvankelijk geweigerd om een WW-uitkering toe te kennen, maar had later een voorschot op de uitkering toegekend, omdat er geen sprake was van verwijtbare werkloosheid. De gemeente, als eiser, was het niet eens met deze toekenning en stelde dat de belanghebbende verwijtbaar werkloos was geworden.
De rechtbank oordeelde dat de toekenning van het voorschot door de UWV in redelijkheid kon worden gedaan, gezien de lopende bezwaren van de belanghebbende tegen zijn ontslag. De rechtbank verklaarde het beroep van de gemeente ongegrond, omdat de belanghebbende niet verwijtbaar werkloos was en de UWV terecht een voorschot had toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van werknemers in situaties van onterecht ontslag en de rol van de UWV in het toekennen van uitkeringen.
De uitspraak is gedaan door rechter E.M. Vermeulen, in tegenwoordigheid van griffier P.A.C. Modderman. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen zes weken hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.