ECLI:NL:RBARN:2010:BR4717

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5815
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag van ambtenaar wegens vermeend plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een (bouw- en milieu)jurist, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verweerder. Eiser was in dienst bij verweerder en kreeg onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd wegens vermeend plichtsverzuim. De rechtbank oordeelde dat verweerder geen tijdige uitnodiging had verzonden voor een verplicht gesprek op 6 december 2007, waardoor het niet verschijnen van eiser niet als plichtsverzuim kon worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat het strafontslag onterecht was verleend.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit van verweerder vernietigd. Tevens heeft de rechtbank het besluit van 13 februari 2008, waarin het strafontslag was verleend, herroepen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van plichtsverzuim op de data waarop eiser niet was verschenen, omdat niet was aangetoond dat hij op die momenten niet arbeidsongeschikt was. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor een tijdige oproep bij verweerder lag en dat deze niet had voldaan aan de vereisten.

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 644,-. Daarnaast dient verweerder het griffierecht van € 145,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2010. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen 6 weken hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/5815
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 7 december 2010.
inzake
[Eiser], eiser,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. R.H.H.G. Kroeze,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 27 november 2008.
2. Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2008 heeft verweerder eiser op grond van artikel 16:1:2, eerste lid, juncto artikel 8:13 van de Zevenaarse Arbeidsvoorwaardenregeling (hierna: ZAR) onvoorwaardelijk strafontslag verleend onder bevel van directe ten uitvoerlegging.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit van 13 februari 2008 gehandhaafd.
Tegen het in rubriek 1 aangeduide besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting van 4 februari 2010 geschorst wegens onverwachte afwezigheid van mr. Kroeze voornoemd. De behandeling van het beroep is vervolgens ter zitting van 31 augustus 2010 voortgezet. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Kroeze voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L.S. van Loon, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en [naam], (voormalig) juridisch adviseur bij verweerder.
3. Overwegingen
Voor het door verweerder verleende strafontslag was eiser bij verweerder in dienst als (bouw- en milieu)jurist op de afdeling Handhaving. Voor een weergave van de relevante feiten en omstandigheden die voorafgegaan zijn aan het strafontslag, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van heden met registratienummer AWB 08/4143.
Nadat verweerder de doorbetaling van de bezoldiging van eiser met ingang van 7 november 2007 en 3 december 2007 heeft gestaakt - kort gezegd - wegens vermeend onterechte ziekmeldingen, heeft verweerder eiser bij brief van 5 december 2007 gesommeerd om op
6 december 2007 om 13.00 uur op zijn werkplek te verschijnen. Verweerder stelt in die brief dat eiser zich aan herhaald plichtsverzuim schuldig maakt indien hij aan de oproep geen gehoor geeft. In dat geval dient eiser rekening te houden met een onvoorwaardelijk strafontslag. Bij fax van diezelfde datum is ook de gemachtigde van eiser van voormelde sommatie in kennis gesteld.
Nadat eiser op 6 december 2007 niet was verschenen, heeft verweerder bij brief van 12 december 2007 aan eiser het voornemen geuit om hem wegens herhaald ernstig plichtsverzuim onvoorwaardelijk strafontslag te verlenen en hem in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 24 december 2007.
Bij het in rubriek 2 aangeduide besluit van 13 februari 2008, welk besluit bij het bestreden besluit is gehandhaafd, heeft verweerder eiser op grond van artikel 16:1:2, eerste lid, juncto artikel 8:13 van de ZAR onvoorwaardelijk strafontslag verleend onder bevel van directe ten uitvoerlegging.
Verweerder heeft aan het strafontslag ten grondslag gelegd dat eiser zich herhaalde malen schuldig heeft gemaakt aan werkweigering (plichtsverzuim), te weten op 7 november 2007 en 3 december 2007, nu hij niet op deze afspraken is verschenen en niet is gebleken van terechte ziekmeldingen.
Eiser heeft gesteld dat geen sprake is van (herhaald) plichtsverzuim en ontkent - kort
gezegd - de oproep voor 6 december 2007 tijdig te hebben ontvangen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 16:1:1, eerste lid, van de ZAR bepaalt dat de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, deswege disciplinair kan worden gestraft.
Artikel 16:1:1, tweede lid, van de ZAR bepaalt dat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen, omvat.
Artikel 16:1:2, eerste lid, van de ZAR bepaalt dat naast de mogelijkheid genoemd in artikel 8:13, een negental disciplinaire straffen kunnen worden toegepast.
Artikel 8:13 van de ZAR bepaalt dat de ambtenaar als disciplinaire straf ongevraagd ontslag verleend kan worden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder in redelijkheid tot het onvoorwaardelijk ontslag van eiser over kon gaan.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van de vermeende werkweigeringen op 7 november 2007 en 3 december 2007 heeft de rechtbank in de uitspraak van heden met registratienummer AWB 08/4143 geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat eiser op deze data niet arbeidsongeschikt was, zodat de doorbetaling van de bezoldiging niet mocht worden gestaakt. Gelet hierop was geen sprake van plichtsverzuim op 7 november 2007, noch op 3 december 2007.
Ook van plichtsverzuim op 6 december 2007 is de rechtbank niet gebleken. Vast staat dat verweerder eiser bij brief van 5 december 2007 heeft opgeroepen om op 6 december 2007 om 13.00 uur te verschijnen. Deze oproeping is op 5 december 2007 per post aan eiser verzonden. Verweerder heeft niet aannemelijk kunnen maken dat deze oproeping eiser ook tijdig, dat wil zeggen voor 6 december 2007 om 13.00 uur, heeft bereikt noch heeft verweerder zich hiervan vergewist. Het op een dergelijk wijze oproepen van een ambtenaar komt geheel voor rekening en risico van verweerder. Dat verweerder een afschrift van de oproeping van 5 december 2007 ook aan de gemachtigde van eiser op die datum heeft gefaxt, maakt voorstaande niet anders nu verweerder zich er eveneens niet van heeft vergewist of de gemachtigde van eiser deze fax heeft ontvangen. Nu 5 december 2007 Sinterklaasmiddag was en de gemachtigde heeft gesteld 6 december ’s ochtends niet op kantoor geweest te zijn en verweerder de fax niet met een spoedaantekening heeft verzonden, acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat (het kantoor van) de gemachtigde van eiser hem niet tijdig heeft kunnen bereiken. Gezien voorstaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een tijdige uitnodiging voor 6 december 2007 om 13.00 uur zodat het niet verschijnen van eiser niet kan worden aangemerkt als plichtsverzuim. Nu geen sprake is van plichtsverzuim had verweerder ook niet mogen overgaan tot oplegging van strafontslag. Gezien voorstaande komt de rechtbank niet toe aan hetgeen partijen hebben aangevoerd omtrent de vraag of eiser al dan niet arbeidsongeschikt was op 6 december 2007.
Nu het bestreden besluit genomen is in strijd met de artikelen 16:1:1 en 18:3 van de ZAR, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Voorts ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep, welke conform het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,- aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het beroepschrift). Daarbij overweegt de rechtbank dat geen punten worden toegekend voor de hoorzitting en de zitting nu hiervoor reeds in registratienummer AWB 08/4143 een vergoeding is toegekend. Ditzelfde geldt voor de vergoeding van de reiskosten van eiser voor het bijwonen van de zittingen.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
herroept het besluit van 13 februari 2008;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep ten bedrage van € 644,-;
bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Modderman, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2010.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 7 december 2010.